Menu

Wankelende dynastieën 14e- 16e eeuw

Rond 1300 was er heel wat interne en externe competitie bij de vorstengeslachten. Er waren heel wat grensconflicten (ook controle over de schelde) en rivaliteiten tussen de graven van Vlaanderen en die van Holland.

Dit was niet anders in de laatste decennia van de 13e eeuw. De graaf van Vlaanderen Gwijde van Dampierre (steun van Engeland) liet zijn rivaal Floris V (steun van de Franse koning en geslacht Avesnes). De koning van Engeland (Edward I) wou vermijden dat de coalitie Avesnes- Frankrijk- Holland de scheldemond zou beheersen en nam de Hollandse erfprins Jan (I) gevangen en gaf het beval graaf Floris V gevangen te nemen, dit mondde uit in de moord op Floris V, en zo ontstond er een machtsvacuüm, waarna het Avesnes geslacht door dynastieke toevallen de bovenhand haalde.

De Franse koning oefende druk uit op Vlaanderen (de graaf van Vl. was namelijk als leenman trouw en dienst verschuldigd aan de Fr.koning.), waardoor Vlaanderen moest afzien van de allianties met Engeland en de handel met Engeland geblokkeerd werd. Filips (Fr.koning) liet Gwijde, wegens het niet naleven van Koninklijke bevelen, veroordelen. Waardoor hij steun zocht, en een verbond sloot met ambachtslieden die actie voerden tegen het bewind van de patriciërs. Enkele dagen later gingen ze naar Parijs om de koning zijn leenverdrag op te zeggen, maar de Franse koning valt binnen. Dit leidde tot de opsplitsing van het graafschap Vlaanderen (zal uiteindelijk verdwijnen).

Tussen de vorstendommen in de Nederlanden zijn er aanzienlijke verschillen: de bestuurlijke organisatie was het verst ontwikkeld in Vlaanderen en de prinsbisdommen waren onderhevig aan grotere onzekerheden dan diegene die de wereldlijke landsheerlijkheden ondervonden.

Veel conflicten waren te wijten aan de wisselvalligheden van de feodale heerschappijstructuur en door de schaal en de stijgende frequentie van de oorlogen steeg de betrokkenheid van de onderdanen. Dit leidde soms tot beperking van de vorstelijke macht.

Lees meer...

De eeuw van de onzekerheden 14e- 16e eeuw

De 14e eeuw was een periode van crisis in heel Europa. Gronden raakten uitgeput en de graanprijzen stegen met hongersnoden tot gevolg. Hierbij voegde zich vanaf 1348 pestepidemieën die de bevolking met ongeveer een derde deden afnemen. Ook oorlogen zorgden voor het verlies van mensen, vernieling en hoge belastingsdruk. Handelsstromen verdwenen, wat verpaupering veroorzaakte. Er braken opstanden uit, zelfs de kerk bood geen soelaas meer in deze tijden.

De Nederlanden vormden door hun ligging het concentratiegebied van de spanningen, rivaliteiten (vnl. tussen Eng. en Fr.) kwamen hier tot uiting.

Lees meer...

Cultuur 11de – 13de eeuw

Enkel wat in die tijd en de tijd erna belangrijk was, is tot ons gekomen. Het gaat dus om een elitecultuur die is overgeleverd en is geconstrueerd in de beste materialen.

Teksten werden opgesteld in het Latijn, leken moesten dus beroep doen op geestelijken. Niet alles was echter in het Latijn in de literatuur is er vb. Hendrik van Veldeke die schreef voor een publiek dat geen Latijn kende. Het is duidelijk dat er meer gedichten waren dan wat is overgeleverd.

In de Nederlanden kwamen drie taalgebieden voor: Nederlands, Frans en Fries. Oorspronkelijk begrepen handelaars uit de drie taalgebieden elkaar, maar vanaf de 9de eeuw nam de rol van het Nederlands af ten opzichte van het Frans en de rol van het Fries verminderde ten voordele van het Nederlands. Toch hebben de drie talen woorden van elkaar overgenomen die vooral nog in het dialect voorkomen.

Op het vlak van de bouwkunst blijken vooral kerkelijke gebouwen te zijn overgebleven, want deze waren sterk en zijn met het nodige kapitaal geconstrueerd. Als het kon werden de kerken in natuursteen opgetrokken, anders werd er gebruik gemaakt van het veel minder duurzame hout en later baksteen. Ook op wereldlijk gebied werd er gebouwd, onder meer burchten, vb. het gravensteen van Gent.

In de beeldhouwkunst werd gebruik gemaakt van enerzijds blauwsteen voor ondermeer doopvonten, anderzijds was er ook de bewerking van edelmetaal.

Uit de schilderkunst is er weinig bewaard gebleven. Toch zijn er een aantal muurschilderingen en fresco’s tot ons gekomen en kunnen we ook nog miniaturen aantreffen in handschriften.

In 1200 werd het kerkelijk cultuurmonopolie doorbroken. Er werden vele contacten gelegd, de orale burgerlijke samenleving ging ook steeds meer over tot het schrift en er kwam een toenemend gebruik van geschreven volkstalen. De taal van de elite bleek niet noodzakelijk die van het volk te zijn en de hele 13de eeuw bleek Jacob van Maerlant toonaangevend in de literatuur. Vorsten maakten meer en meer gebruik van teksten om hun macht te legitimeren. Daarin kan de Rijmkroniek van Melis Stoke als voorbeeld worden gezien. Vanaf de 13de eeuw konden ook vrouwen zich wagen aan literatuur met vb. Hadewijch.

In de 12de eeuw deed de gotiek in de bouw- en beeldhouwkust zijn intrede in de Nederlanden, Brabantse gotiek kwam pas voor vanaf de 14de eeuw. Er werden stadhuizen en belforten gebouwd, maar universiteiten kwamen in de Nederlanden weinig voor. De reden hiervoor kan gezocht worden in enerzijds de verbrokkeling, of anderzijds het feit dat men in de Nederlanden de voorkeur gaf aan zakendoen en produceren in plaats van aan studeren.

)

Lees meer...

Religie 11de – 13de eeuw

De religie is de expressie van het geloof in een god. In de vroege middeleeuwen waren de bekeringen gedwongen en oppervlakkig, maar daarna doet er zich een dubbel proces voor. Enerzijds werd de godsdienst functioneel: door de ontwikkeling van theologie en moraal werden heidense praktijken aangenomen, maar de goden werden achterwege gelaten. Anderzijds kwam er een toenemende verinnerlijking met het invoeren van onder andere de preek en de biecht. De veranderingen waren echter enkel mogelijk met een reeds bestaande religieuze elite.

In de Karolingische tijd leefde men in de kloosters volgens de regel van Benedictus, daarna kwam er een verval. Daarop volgden hervormingen door vooral de “kluizenaars” en ging men leven naar ofwel de regel van Augustinus, ofwel de regel van Benedictus, maar de interpretaties waren vaak verschillend. Binnen de verschillende kloosterordes werden vb. de Cisterciënzers als bedijkers en ontbossers gezien en het zware werk werd geleverd dor lekenbroeders of conversen. “Ketters” gedrag werd besreden door de kerk.

Ondanks het feit dat er een groei kwam in de steden, gebeurde er niets nieuws in de kerk. De kluizenaars verzetten zich tegen de stad en de tempeliers ontstonden binnen het kader van de kruistochten. In de 2de helft van de 13de eeuw gingen de bedelorden zich echter op de stad richten. Ze leefden van bedelen en zochten dus een grote bevolkingsconcentratie op, vb. de Franciscanen en de Dominicanen.

Vrouwen in het klooster bleven tot en met de 12de eeuw tot de adel behoren en de toegang tot vrouwenkloosters was zeer gesloten. De verinnerlijking van het geloof bracht echter het ontstaan van de orde der cisterciënzerinnen met zich mee en ook begijnen en de begijnhoven kwamen overal in de Nederlanden voor.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen