Menu

Verhoudingen en vooruitzichten aan het einde van de jaren vijftig

Nederland bleef na de oorlog een burgerlijk-verzuilde samenleving waar lang niet iedereen voorstander van was: de liberalen waren er nooit voor geweest en sociaal-democraten wilden de confessionele barrières verbreken. Wetenschap en kunst hadden zich nooit in de zuilen gevoegd. Het experimenteren en uitwisseling van gedachten stonden daar centraal. De avant-gardistische richtingen waren er ook tegen gekant. Het publiek had voor de moderne kunst meestal weinig waardering. Dat gold bijvoorbeeld voor de groep rond De Stijl in de jaren ’20 met architecten als J.P. Oud en Gerrit Rietveld en schilders Theo van Doesburg en Piet Mondriaan. Het gold ook voor de experimentele schilders, dichters en schrijvers van Cobra en de vijftigers rond 1950: Karel Appel, Constant, Lucebert, Gerrit Kouwenaar en Simon Vinkenoog. Andere belangrijke schrijvers waren Menno Ter Braak, E. du Perron, Carry van Bruggen, H. Marsman en J. Slauerhoff voor de oorlog en W.F. Hermans en G.K. van het Reve daarna. De lezers bevonden zich vooral in het hoger opgeleide deel van de bevolking. Zij krijgen over het algemeen veel waardering. Cobra en de Vijftigers hadden zelfs een uitgesproken revolutionaire dimensie.

Lees meer...

Buitenlandse politiek en dekolonisatie

De Nederlandse neutraliteitspolitiek had gefaald en Nederland koos na de oorlog dan ook om deel te nemen met de Verenigde Naties, alsook aan de Europese en Atlantische allianties. In het bijzonder met België en Luxemburg verbeterden de relaties. Er was al eens een ontwerpverdrag voor onderlinge samenwerking geweest in 1927, maar dit was gesneuveld in de Eerste Kamer. In 1944 werd door de regeringen in ballingschap in Londen de grondslag gelegd voor verdergaande samenwerking in de Benelux.

Deze nieuwe internationale politiek kwam ook door economische overwegingen en vrees voor de SU. De integratie van Europa was nodig voor het verdelen van de Marshallhulp en de SU werd gezien als een agressieve staat. Dit was ook een extra argument voor het sociale beleid: armoede zag men immers als voedingsbodem voor sociale onrust en communisme.

In Azië was Nederlands-Indië snel door Japan veroverd. Dit had grote politieke en sociale effecten. Voor WOII was er nationalisme gegroeid die zich keerde tegen de kolonisator. Nederland reageerde hierop met het toekennen van bepaalde rechten zoals een Volksraad, maar ook met onderdrukking en gezagshandhaving. Twee dagen na de Japanse capitulatie werd op 17 augustus 1945 de Republiek Indonesië uitgeroepen door A. Soekarno, die met de Japanse bezetter had samengewerkt en Mohammed Hatta.

Bij terugkeer stuitten de Nederlandse autoriteiten olv luitenant-gouverneur-generaal H.J. van Mook op gewapende tegenstand. Er ontstond een militair conflict dat Nederland verloor. Eind 1949 werd de soevereiniteit overgedragen aan een federaal Indonesië dat een eenheidsstaat onder president Soekarno bleek te zijn. Nederland had nooit gezien hoe breed de steun voor onafhankelijkheid bleek te zijn (zoals de VS) en hoe weinig men op militair vlak kan uitrichten in Indonesië. Ook werden een aantal diplomatieke oplossingen verkwanseld. In 1963 werd ook nog Nieuw Guinea aan Indonesië overgedragen. Een volksraadpleging in 1969 bevestigde de soevereiniteitsoverdracht.

Met de kleine en weinig betekenisvolle bezittingen in Midden-Amerika, Suriname en de Nederlandse Antillen, was er een rustiger contact. Na ingewikkelde besprekingen werd Suriname in 1975 onafhankelijk. Met de Nederlandse Antillen die een grote mate van zelfstandigheid hebben duren de gesprekken nog altijd voort.

Voor de Europeanen in Indonesië kwam de periode net na de onafhankelijkheid (de bersiap-periode) hard aan. Jeugdige en ongedisciplineerde groepen nationalisten traden zeer gewelddadig op en de meeste integreerden weer in de Nederlandse samenleving. Dit gold minder voor de Zuid-Molukkers die vanuit Nederland voor een onafhankelijke Zuid-Molukse Republiek streden. Het verlies van Indonesië was voor de Nederlandse economie een harde slag, maar het kon worden opgevangen

Lees meer...

Nederland onder Duitse bezetting

Net zoals in Duitsland waren er fascistische partijen in Nederland. De belangrijkste was de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) van Anton Mussert. Dit had een relatief gering succes door de hoge verzuildheid in Nederland. De kerken en politieke partijen reageerden ook afwijzend tegen de nieuwe partij.

Tijdens de bezetting werd Nederland vijf jaar lang bestuurd door een speciaal ingesteld nationaal-socialistisch bestuur olv reichskommissar A. Seyss-Inquart. Ten eerste wilden ze Nederland exploiteren voor de Duitse oorlogsvoering en economie, waar ze ook in slaagden. De meeste werkten onvrijwillig op grote schaal voor Duitsland. Eerst kon dit de weggevallen internationale handel opvangen, daarna werd het meer plundering en mensenroof. De bevolking was zeer verarmd op het einde van de oorlog. Ten tweede wou men Nederland nazificeren. Heel veel joden werden uit de samenleving verwijderd. 75% werd uit Nederland gedeporteerd en de overige joden doken onder of vluchtten waarmee ze eigenlijk ook waren verwijderd uit de samenleving.

Het bestuur verving veel verzuilde instellingen door eenheidsorganisaties zoals het Nederlands Arbeidsfront voor arbeiders, de Landstand vor boeren en de Kultuurkamer voor kunstenaars. De bevolking bleef in feite de eigen zuil trouw. De bezetter verbood alle partijen, uitgenomen de NSB. De kerken lieten ze ongemoeid om een kerkstrijd te vermijden.

In 1940 werd de Nederlands Unie opgericht om meer eenheid te brengen onder de Nederlanders. Deze sloot aan bij ideeën voor de oorlog om de verzuilde verhoudingen te doorbreken. Er was veel enthousiasme, maar in 1941 werd ze verboden door de bezetters.

Geleidelijk aan verdween de gematigdheid van het bestuur en ook de bevolking verzette zich meer. Dit was soms georganiseerd en er werden ook illegale bladen uitgegeven zoals Het Parool, Trouw, Vrij Nederland en De Waarheid. Het onderduiken van mensen werd ook georganiseerd. Verder was er in 1943 een algemene staking doordat het voormalige Nederlandse leger naar Duitsland werd afgevoerd. Deze werd neergeslagen, maar het was wel een ommekeer. Er kwam steeds meer verzet, ook een spoorwegstaking in 1944 die de verbindingen verstoorde, maar waardoor er ook grote hongersnood uitbrak in de strenge winter.

Na de oorlog wensten sommige de samenleving te reorganiseren. De bevolking radicaliseerde en in 1946 hadden de communisten 10% van de stemmen. De Amerikanen maakten zich hier druk over, maar de Nederlandse Volksbeweging, aansluitend bij de Nederlandse Unie uit de bezettingstijd die de verzuilde kaders wou doorbreken, leek meer succes te hebben. Toch voegden de meeste mensen zich opnieuw in hun vertrouwde zuilen.

Lees meer...

Economie, sociale problemen en overheidsingrijpen

Rond 1900 was de sociale kwestie een politiek vraagstuk geworden, wat geleid had tot toenemend overheidsingrijpen. In 1919 werd een invaliditeitsverzekering en de achturendag ingevoerd. Ook de werkloosheidssteun werd geregeld. Het overleg tussen werkgevers en werknemersorganisaties kreeg vorm. Er waren wel nog stakingen en oproer, maar er was vooral overleg wat nauw samenhing met de overlegcultuur in de politiek.

Er kwam veel economische macht bij de ondernemers en investeerders te liggen, omdat de overheid terughoudend was. De verzuilde instellingen wensten weinig bemoeienis en dit was ook in strijd met de liberale beginselen. De NV ontwikkelde zich tot de dominerende economische organisatievorm, terwijl ook de banken belangrijker werden. De kleine middenstand voelde zich soms bedreigd, maar verdiende goed. Ook de arbeiders profiteerde van de vraag naar arbeid.

In Nederland was er grote werkloosheid door de depressie van de jaren ’30, ook de lange duur van de crisis viel op. Het behoudende economische beleid van de kabinetten Colijn kwamen zwaar onder vuur te liggen. Er kwam vraag naar een goed uitgebouwd sociaal stelsel. In 1939 vonden katholieken en sociaal-democraten elkaar op dit terrein. Door de oorlog kwam de uitvoering van dit beleid pas in 1945.

Er was veel overheidsoptreden na de oorlog, om de wederopbouw en het herstel goed te leiden. Er werd zelfs een stelsel van publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie ontwikkeld waarin elementen uit het katholieke corporatisme en het sociaal-democratische plandenken werden opgenomen. Belangrijke sturende rollen waren voor de Sociaal-economische Raad (SER) en het Centraal Planbureau olv J. Tinbergen. De Nederlandse staat kreeg neo-corporatieve trekken wat gepaard ging met uitbreiding van de bureaucratie zowel bij de overheid als bij de zuilen. Belangrijke doeleinden van het sociaal-economisch beleid waren volledige werkgelegenheid, economische groei en sociale zekerheid.

De economie herstelde zich in de jaren ’50. Dit kwam oa door de Marshallhulp, de nieuwe golf van industrialisering en toepassing van nieuwe technieken. Er werden investeringen gedaan en een nieuwe serie sociale wetten gemaakt, voorbeeld de noodvoorziening-Drees voor bejaarden uit 1947 die de Algemene Ouderdomswet werd in 1957. In 1952 werd een apart ministerie voor Maatschappelijk Werk opgericht. Er kwam een breed opgevatte verzorgingsstaat.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen