Menu

‘Korte twintigste eeuw

WOI tot de implosie van de USSR (1914-1991) : Het is een relatief korte periode in de tijd dat in het teken staat van de zoektocht naar een nieuwe
internationale machtsbalans en die uitmondt in de overwinning van de democratie. Deze balans komt er uiteindelijk na 2 wereldoorlogen en de Koude Oorlog, waarna de hegemonie van de VS een feit is.

Lees meer...

‘Lange 19de eeuw’

1789-1914 : de periode die in het teken staat van de Franse Revolutie en de nasleep/gevolgen ervan. Belangrijke principes vinden algemene ingang en anderen worden bestreden, o.a. door de deelnemers van het Congres van Wenen, die het effect van de Franse Revolutie tevergeefs proberen terugdraaien. Belangrijk zijn de revolutiejaren 1830 en 1848, en tevens het jaar 1870, wanneer de Frans-Duitse oorlog de machtsbalans van het Congres van Wenen definitief tenietdoet.

Lees meer...

Internationale conflicten in de 21ste eeuw

Het einde van de Koude Oorlog en de val van de SU veranderden de fundamenten van de internationale politiek. Amerika bleef achter als enige supermacht die de stabiliteit van de wereld kon garanderen en de westerse campagne tegen het communisme doofde uit. Toch bleef vrede uit, getuige tal van conflicten in alle werelddelen.

Rusland hield als opvolger van de SU trouwens vast aan zijn machtspositie, vooral op grond van het kernarsenaal. De Russische steun aan Servië tijdens de oorlog in ex-Joegoslavië illustreerde die ingesteldheid treffend. Het land stelde zich even assertief op tegenover de uitbreiding van de NAVO. Via een opname in de G8 en de uitbouw van structureel overleg met de NAVO probeerden andere landen om een nieuw diplomatiek evenwicht te vinden.

Dat leidde tot resultaten, vooral inzake vrijwillige nucleaire ontwapening. Toch verliep dit proces niet rechtlijnig. Er zijn nog steeds duizenden kernkoppen, en nieuwe atoommachten staan op of proberen dat tenminste. Ook de USA gaf dubbelzinnige signalen, onder meer door de ontwikkeling van een rakettenschild en de weigering om de Nuclear Test Ban Treaty te ondertekenen. Recentelijk, in 2010, ondertekenden de Amerikaanse president Obama en zijn Russische collega Medvedev echter een nieuw ontwapeningsverdrag.

De relaties met China, een andere, opkomende grootmacht, verlopen eveneens grillig. De partners proberen te balanceren tussen toenadering via handel en economische contacten enerzijds en kritiek op de mensenrechtenschendingen anderzijds. Ook het dossier Taiwan zorgt nog steeds voor spanningen.

Misschien wel het meest in het oog springende facet van de internationale geschiedenis na 1990 is de strijd tegen het terrorisme. Zeker de brutale aanslagen van 11 september 2001 luidden een nieuwe fase in in de Amerikaanse betrokkenheid in het Midden-Oosten. De acties waren het werk van Al Qaida, een extremistische islamitische groepering geleid door Osama Bin Laden. Zij streden expliciet tegen de Amerikaanse aanwezigheid in het Midden-Oosten en konden daarbij rekenen op de steun van de Afghaanse Taliban.

President George W. Bush kreeg van het Congres snel de bevoegdheid om terug te slaan tegen de aanvallers, het begin van de ‘war on terror’. In de USA liet de Patriot Act (2003) toe om terroristische bedreigingen in eigen land op te sporen met onderzoeksmethodes die diep in de privacy van de mensen binnendrongen. Er was maar een groot probleem: Al Qaida aanvallen was moeilijk omdat het een private organisatie was zonder regering of infrastructuur. Bombardementen op Afghanistan verwijderden de Taliban van de macht en dreven Al Qaida uiteen, maar Bin Laden kon ontsnappen en ook de bloedige aanslagen vielen niet stil (Madrid, 2004, Londen, 2005). Uiteindelijk konden de Amerikanen in 2011 Bin Laden uitschakelen tijdens een militaire actie in buurland Pakistan, maar ook dat lijkt de aanslagen niet te doen ophouden.

Ondertussen kwam ook Irak onder Amerikaans vuur te liggen. De USA percipieerden het land als een bedreiging voor de eigen veiligheid gezien de veronderstelde aanwezigheid van massavernietigingswapens en vonden het hun plicht om de dictatuur van Saddam Hoessein te stoppen. Hoewel wapeninspecteurs van de VN geen wapens ontdekten, bleef de Amerikaanse president met de steun van de Britse premier Blair volhouden. Uiteindelijk trokken ze zonder VN-mandaat ten aanval.

De strijd was snel gestreden, maar ging bijna naadloos over in chaos en een opstand, vooral in het Soennitisch gebied waar de machtsbasis van het vroegere Irakese regime lag. De Amerikaanse planners hadden niet voorzien dat de cruciale olie-infrastructuur van het land niet heropgebouwd raakte daardoor. Er zat niets anders op dan de strijd aan te gaan tegen de opstandelingen. In die context werden in 2005 verkiezingen georganiseerd. Door de boycot van de Soennieten kregen vooral de Koerden en de Sjiieten kansen. Pogingen om de Soennieten via politieke hervormingen en nieuwe verkiezingen aan boord te krijgen, leidden vooral tot nieuwe spanningen en geweld.

Het mag dan ook niet verbazen dat de steun voor de oorlog in het thuisland smolt als sneeuw voor de zon. Enkele schandalen, bijvoorbeeld over de behandeling van gevangenen, versnelden dat proces. Een strikte timing voor terugtrekking blijft ondertussen uit.

Als deze paragraaf al een ding duidelijk maakt, is het dit: het eind van de geschiedenis is nog niet in zicht. Nieuwe conflicten dienen zich aan. In de diepte zorgen andere processen voor evenveel uitdagingen. Vooral de enorme bevolkingsgroei zal de strijd om levensmiddelen en grondstoffen nog scherper stellen, en ook de milieu-impact van al deze mensen zorgt voor internationale spanningen, zoals de discussie over de uitstoot van CO² illustreert.

Lees meer...

Intellectuele en sociale transities in moderne culturen

De vooruitgang van wetenschap en technologie in de twintigste eeuw was immens. Er ontstonden volledig nieuwe domeinen, zoals biotechnologie en genetica. Zeker het vermelden waard is ook de ruimtevaart, die door de Koude Oorlog en de concurrentie tussen de USA en de Soviet-Unie een stevige impuls kreeg. Nu gaat de verkenning van het heelal verder, maar tonen verschillende landen zich actief (China, Europa via de ESA), soms zelfs in een samenwerking, bijvoorbeeld voor de uitbouw van het internationaal ruimtestation ISS.

Technologie en wetenschap doken op in alle aspecten van het leven. Maar er was ook ontnuchtering, bijvoorbeeld de onmacht tegenover een ziekte als aids. Even ontnuchterend waren de militaire toepassingen van de nucleaire fysica, met de ontwikkeling van de atoom- en waterstofbom tijdens en na WO II. Ondanks burgerlijke toepassingen voor de productie van energie, ontstond er een maatschappelijke reactie tegen de gevaren van deze technologie, nog verscherpt door enkele incidenten. De ramp in Tsjernobyl (1986) bracht kernenergie zwaar in diskrediet, en ook recent in Japan (Fukusjima) bleek de veiligheid van kerncentrales niet evident te zijn. Ondertussen blijven onderzoekers, bijvoorbeeld in het CERN in Zwitserland, de wereld van het atoom verder verkennen.

Dergelijke projecten vereisten steeds grotere investeringen, waardoor de rol van de overheid en de industrie voor financiering evenredig toenam. Het gevaar voor politisering van wetenschappelijk onderzoek loert sindsdien om de hoek. Critici richten bijvoorbeeld bij de ruimtevaart hun pijlen op de kosten en de risico’s. Vanuit het ecologisme doken kritische geluiden op over de duurzaamheid van wetenschap en technologie, terwijl evoluties in de geneeskunde enkele ethische dillemma’s scherper stelden.

Veel van deze spanningsvelden doken op in de cultuurproductie na WOII. Het besef dat wetenschap niet alle problemen kon oplossen, leidde tot een gevoel van relativiteit dat zijn weg vond in de existentialistische filosofie van Jean-Paul Sartre en het postmodernisme. Die laatsten legden de klemtoon op de waardegeladenheid van teksten en symbolen die ze blootlegden in het proces van deconstructie. Historici uit de Annelesschool vestigden de aandacht op een geschiedenis die voorbij de evenementen keek en aandacht had voor langetermijnprocessen en een meer sociale geschiedenis, met oog voor nieuwe onderzoekspopulaties.

Kunstenaars verwerkten dat gevoel in abstracte werken, die tegelijk de politieke chaos en de irrationaliteit van de mens illustreerden. Onder invloed van het postmodernisme hergebruikten kunstenaars het verleden, mengden ze oud en nieuw, verwierpen ze het materialisme en de commercialisering en verlieten ze traditionele structuren, bijvoorbeeld in het theater. Opvallend: het publiek leek deze avant-garde niet te verwerpen, zoals vroeger gebeurde, maar accepteerde deze experimenten.

Ondanks de opmars van wetenschap en het secularisme en de tegenstand van het communisme, kon religie in de moderne wereld standhouden. Een opvallende tendens was de groeiende spanning tussen modernisme en fundamentalisme. Het eerste kamp was in het begin van de 20ste eeuw aan een opmars bezig die drastisch gestuit werd door twee wereldoorlogen. Conservatievere bewegingen zoals het evangelisch protestantisme in de USA wonnen gretig veld.

Binnen de rooms-katholieke Kerk merken we een zelfde evolutie. Paus Johannes XXIII initieerde via het Tweede Vaticaans Concilie (vanaf 1962) ingrijpende hervormingen, onder meer in de liturgie en de positie van de paus die gerelativeerd werd. Zijn opvolger, Johannes-Paulus II, combineerde een sterk oecumenisch engagement met politieke stellingnames die de Koude Oorlog beïnvloedden, maar bleef op doctrinair vlak streng in de leer. Zijn opvolger vanaf 2005, Benedictus XVI zette deze lijn verder.

Dergelijke religieuze verstrakking zette zich ook in andere religies door. In de islamitische wereld leidde het zelfs tot militante bewegingen die een afkeer voor modern secularisme combineerden met de letterlijke lectuur van oude teksten. Hun optreden had soms grote gevolgen, zoals duidelijk bleek uit de rol van religie in de Iraanse revolutie van 1979 of de rol van de Afghaanse Taliban in de wereldpolitiek het laatste decennium. Dit is echter geen monopolie van de islam: ook het christendom, het jodendom en het hindoeïsme kennen hun extreme takken.

Van een heel andere, maar zeker ook militante orde, zijn de contestatiebewegingen van de jaren 1960. In de westerse wereld was na de naoorlogse babyboom een grote, jeugdige generatie opgegroeid in materiële welstand. Deze jongeren maten zichzelf een collectieve, kritische identiteit aan.

Die zetten ze om in een maatschappelijk engagement met een politieke dimensie, bij uitstek gesymboliseerd door enkele hevige studentenrebellieën. Het meest bekende voorbeeld vormt de Parijse opstand van mei 1968 waarbij studenten en ontevreden arbeiders het politieke systeem bijna konden omverwerpen. In de USA vermengde het ongenoegen zich met de Afro-Amerikaanse strijd om burgerrechten en verzet tegen de Vietnamoorlog. De moorden op charismatische figuren zoals Robert Kennedy (broer van J.F. Kennedy) en Martin Luther King zweepten de gemoederen nog op.

Hun inspiratie vonden ze meestal ter linkerzijde, maar gedistantieerd van klassiek links. Nadien zou deze generatie opgaan in het establishment, op enkele gewelddadige groeperingen zoals de Duitse Bader-Meinhofgroep of de Italiaanse Rode Brigades na.

Een aparte vermelding verdient het feminisme, de strijd voor vrouwenrechten. Vroegere generaties hadden al het stemrecht gerealiseerd. Vanaf de jaren ’60 bood de burgerrechtenbeweging inspiratie voor een nieuwe, militante fase met een focus op gelijke deelname aan economie en samenleving. Dit gebeurde niet toevallig op een moment dat veel vrouwen de arbeidsmarkt instroomden en de opkomst van anticonceptie en mogelijkheden tot abortus hun autonomie vergrootten.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen