Filosofie
- Gepubliceerd in Geschiedenis
Er is geen economisch denken in de Klassieke Oudheid, wel rationeel denken dat gekoppeld is aan het vervullen van de noden om te overleven. Filosofen hebben wel systematische aandacht voor het streven van tot vervulling van materiële behoeftes en tot verrijking (niet zomaar losse ideeën!) Economie is afkomstig van de Griekse woorden en huishouden en besturen. Economie betekent dus letterlijk het huishouden goed besturen. Dit werd in de 5de en vooral de 4de eeuw v. C. uitgewerkt.
Xenophoon beschrijft een dialoog van Socrates die zijn denken uiteenzet: oikonomia is een specifieke kunde: beredeneerd handelen, los van staatskunde om waarde te verwerven of te produceren. Maar: zijn het de ideeën van Socrates of de ideeën van Xenophoon die in die dialoog zijn
verwerkt? zijn inkomsten, een herstelprogramma voor Athene om handel en mijnbouw te stimuleren. Alle goederen hebben een variabele waarde, maar goud en zilver hebben een stabiele standaard: dit is gelijk aan mercantilistisch/monetaristisch denken. De prijs van alle goederen is afhankelijk van de schaarsheid of de overvloed ervan, behalve goud en zilver, die zijn waardevast.
Plato:“bestuurskunde” moet men onder de knie hebben. De rol van geld, de rol van handel wordt beschreven:
1. Men mag niet te afhankelijk worden van de handel. Eigen burgers mogen geen handel drijven, vreemdelingen wel. Handel maakt namelijk hebzuchtig, en is een ondermijning van de staat.
2. Waarde bestaat enkel omdat het door de overheid wordt verplicht als geldmiddel.
In de ideaal-situatie is er zo weinig mogelijk handel en geld mag geen intrinsieke waarde hebben, al het goud en zilver is staatseigendom.
Aristoteles (384 – 322 v.C.) heeft zijn ideeën het meest uitgewerkt in de drie werken:
“Economieën”
“Politieke stelsels”
“Ethica Eudemia/Ethica Nicomachea”
Hij geeft daarin inzichten in verband met prijsvorming en waardeleer: waarom is iets veel of weinig waard? En ook in verband met monetaire theorieën: waarom geld en wat is de functie van geld?
Oeconomica:
Aristoteles onderscheidt vier economieën:
1. Van de koning
2. Van de satraap (de gouverneur van het Perzische rijk)
3. Van de stadstaat
4. Van het individu
Het is belangrijk om na te denken op welke manier je goederen verwerft of produceert. Bv. Thales van Milete werd rijk door een monopolie te stellen op olijfpersen (dit werd beschreven door Aristoteles in de Economieën).
Politika:
Hierin wordt besproken hoe de bestuurd moet worden door de heer des huizes. Het probleem is dat je als mens niet alleen overleeft: het is nodig iets te doen om aan je behoeften te voldoen. Dit kan op twee manieren:
- Natuurlijke vormen: landbouw, veeteelt, jacht, etc. Zelfs oorlog wordt als natuurlijke vorm beschouwd.
- Tegennatuurlijke vormen: alle dingen hebben een gebruikswaarde en een ruilwaarde. Gebruikswaarde: bv. schoenen, die draag je. Ruilwaarde: als je 100 paar schoenen hebt, hebben ze geen gebruikswaarde meer voor jezelf (je kan slechts een paar tegelijk dragen), wel voor anderen. Je kan dan wisselen voor andere zaken, de ruilwaarde is dus een afgeleide van de gebruikswaarde, en steunt op de (wederzijdse) behoefte aan ruil. Maar: er is niet altijd iemand die heeft wat je nodig hebt, dus is er iets nodig om het ruilsysteem toch mogelijk te maken, namelijk GELD: een middel om ruil te vergemakkelijken. Er moet een bepaalde waarde aan zilver of iets dergelijks in zitten: muntgeld. Hierdoor ontstaat echter kleinhandel, die niet meer als doel heeft om ruil te vergemakkelijken, maar om zoveel mogelijk geld te vergaren. Volgens Aristoteles moet geld toelaten de wederzijdse behoeften te vervullen, en mag geld op zich geen doel zijn. De onbeheerste drang naar geld wordt eindeloos als geld het doel wordt. De meest tegennatuurlijke vorm zijn leningen met intrest: geld is dan niet enkel het doel, maar ook het middel om geld te verkrijgen.
Ethica eudemia:
De gemeenschap van mensen steunt op wederzijdse behoeften. Rechtvaardigheid is een bijzondere vorm van evenwichtigheid waarbij niemand in de kou blijft. Bv.: een magistraat mag een burger slaan (zelfs onterecht) want hij heeft een speciale functie. Evenwichtigheid is dus niet gelijk aan gelijkheid, maar wel aan proportionaliteit. Slagen bij kinderen aanbrengen wordt als erger beschouwd dan slagen bij gelijken. Proportionaliteit: je kan een schoen niet ruilen met een huis, wegens het verschil in waarde. Wat maakt iets waardevoller? Bv. de arbeidswaarde. Maar: goud en zilver: goud is toch meer waard? Hoe meet je waarde? Aan de hand van muntgeld: dat meet de wederzijdse behoefte die mensen hebben aan elkaar. Ingesteld door een conventie: ruilmiddel voor behoeftes. Het laat toe ruiltransacties te spreiden in de tijd. Het is een vorm van gesystematiseerd denken (hierna is het wachten tot de 19de eeuw en Karl Marx daarvoor).