Menu

Item gefilterd op datum: januari 2014

De lange 19de eeuw

Situering
Het Britse imperium staat aan het toppunt van zijn macht in het derde kwart van de 19de eeuw.

Productie
De plattelandssamenleving gaat op een grondige manier veranderen: de crisis van de jaren 1840 zorgt ervoor dat het nieuwe model gaat doorbreken. Landbouwers kunnen door de versnippering van het areaal niet meer zelfstandig overleven, waardoor er grote migraties komen van platteland naar industriegebieden. Industrialisering hangt ook samen met de opkomst van de spoorwegen.

Arbeid
In de late 18de eeuw werd de Wet de Chapellier (1791) gestemd: er kwam een verbod op beroepsverenigingen, omdat men vond dat ze de vernieuwing verhinderden, en vrijheid van arbeid. De plaats van consumptie en de plaats van productie werden losgekoppeld van elkaar. Er kwam een hoge arbeidsparticipatie: het inkomen van vrouwen en kinderen was noodzakelijk. Er was echter wel een lage bescherming: via het arbeidsboekje, arbeid was flexibel en goedkoop en dus vervangbaar.

Bevolking en gezin
Er was een hoge bevolkingsgroei (ongeveer 1%), een hoge nataliteit en een hoge mortaliteit (vooral bij jonge kinderen), zo’n 40 à 50% van de kinderen sterft voor hun 10de levensjaar (dit daalt tot 25% in de jaren 1880). Dit was gerelateerd aan de babyvoeding. Er was een restrictieve fertiliteit: mensen huwen vaak zeer laat of blijven celibatair. Dit heeft een invloed op het aantal kinderen die geboren worden. Het gezin is een zeer losse structuur: vaak trouwt men pas wanneer men al zwanger is. Je krijgt op die manier verschillende samenlevingsvormen (vaak onder gedwongen omstandigheden).

Overheid
Er is sprake van een afwezige overheid: laissez faire. De overheid doet bv. maar een minimale
inspanning voor herverdeling. Ze stelt zich vooral op als bewaker van de politieke en sociale belangen van de burger. Er speelt de ideologie van de vrije markt. De overheid grijpt wel degelijk in, maar vooral voor zij die het politiek voor het zeggen hebben. Of in functie van bv. accijnzen op jenever omdat het ongezond is. Er is een ongelijke bescherming van arbeid en kapitaal: de overheid lever maximale inspanningen voor de economische belangen, maar minimale voor de sociale belangen.

Lees meer...

Welke lange eeuwen?

 Lange 19de eeuw
Kernbegrippen die we ermee kunnen associëren:
o Industriële Revolutie
o Eeuw die zich typeert als de economische liberalisering, sociale disciplinering
De kosten worden afgewenteld op de arbeid en het gezin. Zo’n extensief model kan niet op lange termijn blijven functioneren, want dit put de maatschappelijke krachten uit.
 Lange 20ste eeuw
Kenmerken die we ermee associëren:
o Gold van de tweede Industriële Revolutie
o De overheid treedt meer op
o In plaats van een overlevingsmodel komt een patriarchaal model
 Intensief model: men probeert de inspanningen die men draagt voor een stuk te compenseren. Men gaat investeren, niet enkel in economie, maar ook in mensen, bv. in onderwijs. De overheid neemt een steeds grotere rol in, ook financieel: ze zullen een groot deel van de kosten dragen.
 Lange 21ste eeuw?
Kernbegrippen die we ermee kunnen associëren:
o Derde Industriële Revolutie? Digitale revolutie
o We zien nieuwe samenlevingsmodellen ontstaan en een toenemende individualisering.
Hoe zal dit model zich verder gaan ontwikkelen?

Lees meer...

Algemeen

Op welke manier kan je in die lange eeuwen een bepaalde typering voorstellen?
grafiek
19de eeuw: liberale eeuw, laissez-faire, zeer hoge participatie, niet enkel door mannen, maar ook vrouwen en kinderen.
20ste eeuw: geen vrije-marktsysteem meer, maar eerder een sociaal gecorrigeerde vrije markt. Het kostwinnersmodel wordt gepropageerd. De overheid wordt bijzonder vaak…. , passieve welvaartstaat.
21ste eeuw: actieve welvaartstaat, zijn we aan het evolueren naar een combinatiemodel? Model van de tweeverdiener?

Lees meer...

Systeemcycli

Arrighi bedacht het concept van lange eeuwen. Hij wijst per eeuw de hegemonie aan een bepaald land toe. Er zijn verschillende fasen: eerst een fase van materiële expansie, daarna een fase van financiële expansie (de grootmacht bouwt een financiële macht uit, dit leidt tot investeringen in gebieden die later als concurrent zullen optreden: de macht wordt in deze fase aangetast), en eindigt met een terminale crisis (voorafgegaan door een signaalcrisis).
Kenmerken:
- De wortels voor de opkomst van een nieuwe cyclus liggen vaak in de neergang van de vorige
- Concurrentie in de kern: wereldoorlogen (bv. verhouding GB-VSA vastgelegd in de oorlog)
- Herstructurering van de internationale orde: kern en periferie
- Pax Brittanica/Pax Americana.
Vraag: zijn we op weg naar een nieuwe cyclus in de 21ste eeuw?

Lees meer...

Maatschappelijke cycli

Kapitalisme is meer dan een economisch systeem. Wat er op economisch gebied gebeurt heeft ook maatschappelijke implicaties. De veranderingen in het historisch kapitalisme tasten ook de samenleving als dusdanig aan. Herstructurering van het historisch kapitalisme:
- met strijdende hegemonieën: vb. in de 19de eeuw: het ontstaan van het koloniale imperium van de kernmogendheden
- wijzigende maatschappelijke organisatie: overheidsorganisatie, organisatie van het gezin, etc. Maatschappelijke veranderingen beïnvloeden de demografische ontwikkelingen.
- wijzigende mondiale verhoudingen

Lees meer...

Economische cycli

 Conjunctuurcycli
Periodes van zo’n 7 à 11 jaar. Men kan het beschouwen als de natuurlijke ademhaling van het systeem: er zijn expansie- en regressieperioden. Een soort van zelfregulering van het systeem. Deze cycli kan men aanduiden vanaf de 19de eeuw, maar vooral vanaf de 20ste eeuw zien we dat de overheid poogt deze cycli onder controle te krijgen.
 De lange golven
Zo’n 50 à 60 jaar. De bekendste zijn de Kondratieff-golven. Terwijl het ene model nog aan het ontwikkelen is, wordt al de voedingsbodem gelegd voor het volgende.

 Structurele crisissen
Er zijn er een aantal geweest. Het zijn geen conjunctuur-crisissen. Ze hangen samen met versplintering van het politieke landschap. De crisis van de jaren 1875-1895 is de eerste echte structurele crisis waarmee de maatschappij wordt geconfronteerd, veroorzaakt door het massaal goedkoop produceren voor een te klein publiek, waardoor er een verzadiging komt van de markt. De crisis van de jaren 1930 is de zwaarste crisis tot nog toe: werkloosheid, prijsveranderingen, etc. De crisis van de jaren 1975-1985 staat gelijk aan de oliecrisis. Ze heeft niet enkel economische maar ook sociale repercuties. Kenmerken van de structuurcrisissen: daling van de economische parameters, per definitie zijn ze internationaal, en er is een omslagperiode.

Lees meer...

Kapitalisme is…

Woekerkapitaal: alles wat met bank- en beurswezen te maken heeft. Handelskapitaal: koop en verkoop, met meerwaarde. Het uiteindelijke doel is winst maken.
Het is een expansief systeem: men gaat op zoek naar nieuwe technologieën, nieuwe markten en nieuwe grondstoffen (om de continuïteit te garanderen) en nieuwe arbeid. Een gevolg van die groeidwang is vermarkting/commodificatie: alles wordt in zekere zin deel van het proces, alles krijgt een prijs, ook informatie/kennis wordt vermarkt, het wordt een transactie. Arbeid wordt op een heel andere manier ideologisch ingevuld: betaalde beroepsarbeid (verenging van het begrip: vaak klasse- en gendergebonden).
Het is een ongelijk systeem: je krijgt te maken met een wereld vol tegenstellingen (bv. kern – periferie). Ook groei gebeurt op een ongelijke manier.

Lees meer...

Kapitalisme wordt een mondiaal systeem

Accumulatie van groei komt centraal te staan.
- Kapitalisme is een economisch systeem: afwenteling van kosten
- Kapitalisme is een sociaal systeem: het brengt sociale verhoudingen met zich mee
- Kapitalisme is een historisch systeem: we kunnen het verhaal plaatsen in een lange termijnperspectief
- Kapitalisme is een wereld op zich: het beïnvloedt de hele wereld, in alle dimensies van de maatschappij

Lees meer...

Welke ‘rehabilitation’?

Is dit een gelukkige woordkeuze eigenlijk? De leefomgeving begint te lijden onder de industrialisatie: vervuiling, dumping, rook, afvalproductie, etc. Gettovorming: werkt het groepsgevoel in de hand, maar het zijn ook broeihaarden van sociale onrust (verzet). Hierdoor is er sterke sociale dreiging. Dit is voor de burgerij een reden om in te grijpen. Zeer veel mensen wonen op een kleine oppervlakte, met een slechte kennis van hygiënische omstandigheden (wat de aanleiding gaf tot epidemieën). Dit was ook een groot risico voor morele bederving (wanneer kinderen en volwassenen op zo’n kleine oppervlakte samenwonen). Industrialisatie had een grote invloed op de cultuur- en leefwereld. In een agrarische samenleving is de omgang met de tijd anders dan in een kapitalistische economie. Hierdoor krijgen we een lineair en abstract tijdsbesef. De dag wordt opgedeeld in een aantal blokken.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen