Menu

Item gefilterd op datum: januari 2014

Nadelen van het kenvermogen

1. symbolen van angst: voorstellingen die voorkwamen in gevaarsituaties worden met dit gevaar geassocieerd en roepen angst op, ook wanneer er in werkelijkheid geen gevaar aanwezig is

2. onbekend = angstwekkend: door de behoefte van de mens een samenhangend beeld van de wereld te vormen wordt alles wat vreemd is als angstwekkend ervaren  gevaar voor foutieve interpretaties! (cf. herkennen van figuren in wolken)

3. onzekerheid: dit gaat gepaard met de vrijheid van handelen

>>>GEVOLG: behoefte tot zingeving!!

Lees meer...

Ontstaan cultuur mens

  • Beschikking over een informatieverwerkend mechanisme
  • Vermogen tot leren

 voorstelling vormen van de omgeving: de mens associeert onophoudelijke allerlei voorstellingen met elkaar en kan dit dankzij de taal goed onthouden en ook aan anderen meedelen

 kennis kan doorgegeven worden van generatie op generatie

 ontstaan cultuur

Lees meer...

Wijsbegeerte als Wetenschappelijke Discipline

nleiding

Onder filosofen is er geen eenstemmigheid over wat filosofie is. Het wat en hoe ervan is onduidelijk, varieert van plaats tot plaats en is persoonlijk.

Voor de jaren ’60: chronologisch / historisch overzicht

Vanaf de jaren ’60: - meer betrokken op de actualiteit

- maatschappijkritisch karakter

- gericht op de wetenschap

>>> Functie van een overzicht van de filosofie = toehoorders confronteren met problemen en de pogingen tot oplossing die ervoor werden uitgedacht

Stuurloosheid in het denken

“U heeft deze mening, ik heb een andere, we hebben allebei evenveel gelijk”

= voltrekt relativisme

“Deze stelling is correct en geen enkele andere kan de waarheid omvatten”

= dogmatisme

gemeenschappelijk kenmerk: ze doen beiden afstand van het redelijk denken en van de rationele argumentatie

Pogingen tot definities

Filosofie = poging om tot objectieve inzichten te komen daar waar het niet mogelijk is omdat er geen wetenschappelijke methode voor is

= poging om kennis te vergaren zodanig dat men een geargumenteerd antwoord kan vormen op vragen waarvoor we geen wetenschappelijk antwoord hebben

Kennis, Wetenschap en de indeling van de Wetenschappen

Kennis

= elke voorstelling, elk denkbeeld of elke overtuiging waarvan we aannemen dat die met een zekere ‘werkelijkheid’ overeenkomt

 overeenkomen laat ons toe voorspellingen te maken en dus handelingen te plannen

Wetenschap

= menselijke bedrijvigheid die erop gericht is tot gesystematiseerde en betrouwbare kennis te komen

OF

= resultaat van die menselijke bedrijvigheid in een bepaald gebied: geheel van uitspraken, wetten of theorieën die aan de volgende eisen beantwoorden:

  • Ze kunnen worden gecommuniceerd aan andere mensen
  • Ze vertonen een systematisch karakter
  • Er bestaat een controle op de betrouwbaarheid ervan

 wetenschappen worden vaak gekenmerkt door een eigen methode, zodat een bepaling / definitie niet kan gegeven worden zonder deze methode te verduidelijken

Indeling van de wetenschappen

  • Formele of deductieve wetenschappen

= logica en wiskunde: uitspraken en stellingen worden bekomen zonder gebruik te maken van de ervaring

 leren ons op zichzelf niets over de werkelijkheid, maar verschaffen symboolsystemen of vormen die bruikbaar zijn om deze werkelijkheid uit te drukken

  • Ervaringswetenschappen / empirische of inductieve wetenschappen
    • Natuurwetenschappen: bestuderen wetten van de dode materie en van de levende wezens

 natuurkunde, scheikunde, biologie en geologie

  • Gedrags- of sociale wetenschappen: gedrag van de mens als individu of in groep wordt onderzocht

 psychologie, sociologie en economie

  • Cultuurwetenschappen: hebben producten van de menselijke creativiteit tot voorwerp zoals kunst en literatuur

 filologieën, kunst – en literatuurwetenschap, linguïstiek, rechtswetenschap, archeologie en geschiedenis

  • Andere indelingen

Exacte wetenschappen = natuurwetenschappen + wiskunde

(MAAR: benaming is onhoudbaar omdat alle wetenschappen moeten streven naar exactheid)

Toegepaste wetenschappen = technieken waarbij de wetenschappelijke gegevens worden gebruikt om menselijke noden te bevredigen en praktische problemen op te lossen

Positieve wetenschappen = ervaringswetenschappen

Lees meer...

Marcuse 20e eeuw – negatieve dialectiek

Werkt het idee van overheersing door de technologische structuur van de maatschappij verder uit. De paradox van deze maatschappij is dat zij zo is samengesteld dat elke rationele bijdrage van het individu resulteert in een verhoogde irrationaliteit van het geheel. Elke hervorming die men introduceert, met de bedoeling situaties te verbeteren, zal slechts tot gevolg hebben dat de totaliteit in het vervolg nog meer gesmeerd loopt.
Voor Marcuse is de westerse maatschappij een totalitair en repressief systeem waarin de mens vervreemd is omdat hij niet in dienst staat van de doeleinden die hij zelf creatief ontworpen heeft, maar alleen in die van de geïndustrialiseerde maatschappij.
De mens wordt unidimensioneel: al zijn waarden en doeleinden zijn gericht op de aanvaarding van de normen van het systeem, en dat hij ook zijn denken aan de gevestigde categorieën aanpast. Typisch voor de ‘repressie’ die daarmee gepaard gaat, is nochtans dat we ze niet als zodanig ervaren. Door hem met een overvloed van consumptiegoederen te overladen, slaagt het systeem erin de mens vrede te doen nemen met zijn toestand: het bezorgt hem een gelukkig bewustzijn. Nu kan men zeggen dat het van weinig belang is dat de mens gemanipuleerd wordt, als hij zich maar goed voelt. Op dat ogenblik doet men afstand van een ideaal van menszijn dat Marcuse nog steeds hoog inschat, een ideaal van vrijheid, solidariteit onder alle mensen, van werkelijk menselijke relaties, van creativiteit en eliminatie van elke agressie.
Volgens hem kan de situatie alleen omslaan door een fundamentele revolutie, aangezien elke hervorming het systeem toch maar verstevigt.

Lees meer...

Adorno 20e eeuw – Negatieve dialectiek

De evolutie van de westerse cultuur is volgens hem in grote mate gedragen of gestuwd door een idee. De oorsprong van de evolutie die ons tot het huidige stadium bracht is de idee van de Aufklärung: de mens kan door zijn rede tot bevrijding komen. Maar dat ideaal is volgens Adorno tegelijk een idee van Herrschaft: heerschappij van de mens over de natuur. Die succesvolle rede moeten we echter dialectisch benaderen: ze bevat haar eigen negatie, ze is autodestructief. De heerschappij-idee is zo dominant geworden dat ze ook de mens tot object ervan heeft gemaakt. De mens is slaaf geworden van zijn eigen kennis en werktuigen.
Onderscheid met Hegel: er volgt geen synthese op de interne tegenstelling van de Herrschaft-idee
Onderscheid met Marx: Adorno is ervan overtuigd dat in het geïndustrialiseerde Westen het proletariaat geen motor van een evolutie meer kan zijn.

Lees meer...

Nietzsche 19e eeuw

Einde van het godsgeloof: God is dood. De wereld, en de mens, heeft geen zin, geen doel meer, er is alleen een toevallig gebeuren. (versterkt door Copernicus (aarde niet het centrum) en Darwin ( de mens als diersoort)). Noch in God, noch in de wetten van de kosmos is er enige grond voor waarden, normen, doel, zin, verantwoordelijkheid etc. Ook het dualisme van geest en lichaam wordt door de moderne wetenschap geëlimineerd.
Het was voor hem belangrijk dat de mensen de volle consequentie van de wetenschappelijke feiten zouden inzien: dat er geen God is, dat de mens geen geprivilegieerd wezen is, en dat hijzelf niets dan een lichaam is. Hieruit volgt het typisch nihilisme van Nietzsche. De godsdiensten zijn sublimaties voor de onmacht van diegenen die dit leven niet aankunnen.
Maar ook hij gaat een meer relativistische opvatting over de wetenschappelijke resultaten krijgen: Als de mens een wezen is dat in het biologisch ontwikkelingsproces ontstaat en poogt te overleven, zijn ook zijn kenacten slechts middel om dit leven in stand te houden.
Nietzsche ziet geen reden om de mens boven de dieren te zetten MAAR merkt op dat mensen toch een speciaal soort dier zijn. Dieren hebben instinctieve gedragspatronen waardoor hun reacties op privésituaties bij voorbaat vastliggen. Maar de mens is het ‘nog niet vastgelegde dier’. Het is het zieke dier, hij kan alle richtingen uit, een op de toekomst gericht dier.
De mens is een vat vol tegenstrijdigheden, uiteenlopende mogelijkheden en passies, daarnaast is er het feit dat hij openstaat voor de toekomst, voor iets nieuws. Nietzsche stelt als centrale drijfveer de wil tot zelfbevestiging, door zijn eigen machtsdrang, en alleen daardoor kan hij zich tot een nieuw wezen herscheppen. Dat hoge wezen is de übermensch, niet een wezen dat men als zodanig kan bereiken, ook niet een eindstadium van de evolutie, maar een opgave die men zich stelt.

Lees meer...

Bergson 19e -20e eeuw – Vitalisme

Hij ziet het essentiële onderscheid in de wereld eerder tussen dode materie en leven. De dode materie is statisch , en als er beweging is, gaat het om een continue omkeerbare beweging die je kunt voorspellen. Alles ligt vooraf vast, elke beweging heeft zijn noodzakelijke oorzaken en gevolgen, er is geen vrijheid.
In de wereld van het levende zijn er hele reeksen fenomenen die men met de methodes van de natuurwetenschappen niet kan vatten. In de eerste plaats het l’élan vital, een soort scheppingsdrang die een volkomen spontane vrije beweging veroorzaakt, die niet voorspelbaar is en die men niet kan meten in de fysische tijd.
Hij onderscheidt ook 2 wijzen van denken: het intellect dat aangepast is aan het deterministische aspect van de natuur en daarnaast l’intuition die in staat zou zijn de élan vital te achterhalen.

Lees meer...

John Stuart Mill 19e eeuw – positivisme

Beschouwde psychologie als de basiswetenschap: daarop moest men alle andere disciplines funderen. Hij was ook één van de basisauteurs van het (politiek) liberalisme. Hierin beschrijft hij zijn houding tegenover het paternalisme: het is aanvaardbaar tegenover kinderen en mentaal gestoorden, maar niet tegen wilsbekwame volwassenen. Niemand weet beter dan het betrokken individu of en in welke mate hij onder een paternalistische beslissing lijdt en niemand is meer dan dat individu betrokken bij dat lijden. Een paternalist handelt dus niet alleen onwetend maar ook ongevoelig. Hij verdedigde ook de volledige gelijkberechtiging van man en vrouw en hij steunt daarbij op utilitaristische argumenten.
Op het vlak van ethiek is hij beïnvloed door Bentham (‘het grootst mogelijke geluk voor het grootst mogelijk aantal mensen’)

Lees meer...

Auguste Comte 19e eeuw – Positivisme

3 stadia in de geschiedenis van de mensheid:
1. Het theologische stadium: probeert de mens de problemen die aan de orde waren op te lossen door te geloven in de werking van bovennatuurlijke krachten. (fetisjistische fase gelooft men in vage natuurkrachten, magische voorwerpen of geesten – polytheïstische fase gelooft men in de ingreep van een aantal goden – monotheïstische fase worden alle bovennatuurlijke krachten toegeschreven aan 1 God)
2. Metafysische stadium: begint bij de Grieken, verklaart men de meeste van de verschijnselen door middel van abstracte principes zoals substantie, vorm, levensbeginsel, einddoel etc
3. Positieve stadium: alles proberen te verklaren door middel van de wetenschap
Hij maakt ook een classificatie van de wetenschappen, elk van die wetenschappen is telkens gebaseerd op de voorgaande (dus op zijn resultaten). De laatste positieve wetenschap is volgens hem de sociologie, hij hoopt dankzij die wetenschap de maatschappelijke orde te herstellen.
In verband met maatschappelijke problemen is hij een sterk conservatief getint denker. Hij werkte zijn systeem uit tot een soort godsdienst van de mensheid, waarbij hij een soort opperpriester was.

Lees meer...

Kierkegaard 19e eeuw Karl Marx 19e eeuw

Neemt van Hegel over dat de wereld onderworpen is aan dialectische ontwikkelingswetten waar het menselijk individu geen greep op heeft. Maar mede onder invloed van Feuerbach wordt zijn wereldvisie materialistisch. Hij leert concrete modellen van nieuwe maatschappijvormen kennen en de mogelijkheden van revolutionaire actie. Hij ontmoet Friedrich Engels in Parijs die hem in contact brengt met de klassieke Engelse economisten. In Brussel schrijft hij het Manifest der kommunistischen partei en in 1864 is hij medestichter van de Eerste Internationale.
Het dialectisch materialisme: wereld is in ontwikkeling als evolutie van de materie. De werkelijkheid maakt discontinue overgangen mee die het resultaat zijn van de conflictwerking tussen tegenstrijdige krachten.
Het historisch materialisme: basisprincipe is dat verandering en ontwikkeling van de maatschappij gebeurt op grond van objectieve wetten. Mensen treden in bepaalde productieverhoudingen, deze beantwoorden aan een bepaalde ontwikkelingsfase van hun materiële productiekrachten. Het geheel van productieverhoudingen is de economische structuur van de maatschappij. De productiewijze van het materiële leven conditioneert het sociale, politieke en geestelijke levenspatroon in het algemeen. Ideeën, bewegingen en instituties kunnen de ontwikkeling versnellen of vertragen.
Economische theorie: arbeidswaarde theorie, uitbuitingstheorie (kapitalisten eigenen zich de meerwaarde toe die de arbeider produceert, bovendien vervreemd de arbeider van zijn werk ). Doordat de koopkracht van steeds grotere massa’s tot een minimum wordt gereduceerd zijn er onvoldoende mensen die de geproduceerde waarden kunnen kopen wat leidt tot crisissen. Er zou een strijd moeten komen tussen de arbeidersklasse en de bourgeoisie. Na de overwinning van het proletariaat is er eerste een periode van socialisme (alle productiemiddelen beheert door de staat) en later een klassenloze communistische maatschappij.
Religieuze vervreemding is slechts een gevolg van de vervreemding van de arbeid. Het is de opium van het volk, de mensen grijpen zelf naar de godsdienst als troost om hun ellendige toestand.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen