Menu

Item gefilterd op datum: januari 2014

Het Theresiaanse charme-offensief (1748-1780)

Neny stond aan het hoofd van de Brusselse regering. Er wordt gezegd dat zijn eigenzinnig beleid gedoogd werd omdat men zeker wou zijn dat het geld uit de Nederlanden nog zou binnenstromen. Maar eigelijk waren er niet echt hoogoplopende ruzies in die tijd, men was het eens de macht van Kerk en andere geprivilegieerden uit te schakelen.

De ‘Theresiaanse compromis’ (binnenlands zelfbestuur in ruil voor subsidies) heeft een misleidende connotatie, er was immer nooit rust. Als er geldnood was (omdat Oostenrijk bv een oorlog voerde met een ander land), trad de regering niet krachtig op, in vredestijd daarentegen streefde men naar hervormingen. Men wou onder andere zicht krijgen op de financiën. Normaal werden de beden en subsidies door de noden van de vorst bepaald en niet door de draagkracht van de belastingplichtigen, tijdens de opstandsjaren had de vorst dit moeten opgeven. Na 1748 wou Wenen dit veranderen, vele steden hadden immers bergen schulden (en Wenen had geen enkel zicht op de financiën). Men wou vooral zicht op de gewestelijke en lokale boekhouding (wat positief moest zijn voor de belastingen op termijn), in de eerste plaats gebeurde dat door middel van regeringscommissarissen die plaatselijke reglementen uitvaardigden. Verder moesten zij nog inzicht krijgen in de rekeningen van de staten, maar doordat deze niet meewerkten was er tegen 1780 (Maria Theresias overlijden) nog steeds niets bereikt. In 1764 werd de junta voor besturen en beden opgericht, deze moest de rekeningen van alle gemeenten 1 maal in het jaar controleren in Brussel, terwijl de gemeenten voortaan ieder een gemeentelijke boekhouding moesten bijhouden. De gemeenten wouden niet meewerken, pas in 1784 bij de aanstelling van ambtenaren van de Weense rekenkamer zou er schot in de zaak komen.

Lees meer...

Het ontstaan van een nieuwe staat (1579-1635)

zet om een staatsgreep voor te bereiden. In 1631 werd beslist een veldtocht langs de Maas te houden, waarbij de gouverneur van Gelre een belangrijke rol speelde: door zijn passieve opstelling zou het Staatse leger snel enkele maasvestingen in handen krijgen. De graaf van Warfusée (en bijgevolg zijn volgelingen en het leger) kozen voor de opstandelingen waardoor de Spanjaarden geen kans meer maakten. In 1632 riep graaf Van den Bergh op tot opstand, de hertog van Aarschot werd gevraagd leider te zijn, hij weigerde echter en de staatsgreep werd uitgesteld. De Staten-generaal werd samengeroepen. In Spanje was men ondertussen bang dat de Nederlanden zouden toegeven aan de republiek, dieIn 1578 keerden de Spaanse troepen onder bevel van de hertog van Parma naar de Nederlanden terug. Na het afsluiten van de Unie van Atrecht in januari 1579 startten Artesië, Henegouwen en Frans-Vlaanderen onderhandelingen met de hertog van Parma, wat zal uitmonden in de vrede van Atrecht waar verschillende voorwaarden in opgenomen worden voor de reconciliatie met Filips II: er moest vrijheid van godsdienst komen, de traditionele rol van de Staten-Generaal en de Raad van State in het centrale bestuur zou hersteld worden, (er was geen principieel verzet tegen de centralisatie), de oprichting van de juntas (bijzondere regeringscommissies) werd afgewezen. Verder moest de controle over de garnizoenstroepen in de Nederlanden aan de provinciegouverneurs van de Nederlanden overgedragen worden. Daarnaast was er verzet tegen de verdere aanwezigheid van het Spaanse leger in de Nederlanden (want men zag hierin een bedreiging voor de verspaansing van het bestuur) en werd er aangedrongen dat de provinciale staten hun fiscale bevoegdheden zouden behouden. Er kan dus gezegd worden dat geen van voorgaande hervormingen van Filips II werden behouden. Maar in de jaren nadien werd de koninklijke macht in delen van de Nederlanden hersteld. Dit mislukte echter voor Holland, Zeeland en Utrecht. De scheiding was een voldongen feit, er waren twee Nederlandse staten (Spaanse Zuidelijke Nederlanden en Verenigde provinciën, het Noorden) en de oorlog zou niet uitblijven. Door deze gewijzigde situatie zouden de bepalingen van Atrecht vervangen worden door een nieuw, ongeschreven modus vivendi, wat de basis zou vormen van de machtsdeling tussen vorst en bevoorrechte machten tot 1748.

Van de vooropgestelde voorwaarden, waartegenover de trouw aan Filips II stond, werden er maar weinig werkelijk in de praktijk gebracht.

Er kwam geen godsdienstvrijheid maar een herstelling van het katholicisme na 1579, evenmin verliet het Spaanse leger de Nederlanden. De juntas gingen verder met het bespreken van het buitenlands beleid en noch de Raad van State, noch de Staten-Generaal werden in de besluitvorming betrokken. (dit kon niet waargemaakt worden omdat de Nederlanden niet langer een geheel vormden) Enkel op provinciaal vlak werden de voorwaarden deels uitgevoerd: de gouverneurs kregen hun fiscale bevoegdheden terug, hun militaire niet.

De uitschakeling van de Staten-Generaal en de uitholling van de adellijke aanwezigheid in de Brusselse Raad van State moest een zelfstandig Nederlands buitenlands beleid voorkomen. Dit beleid moest immers in dienst staan van de internationale machtspositie van de Habsburgers en werd toegewezen aan de Consejo de Estado. Het verzet van de Nederlanden zou niet kunnen bedaard worden door enkele Nederlandse mensen in te schakelen in deze raad, hun verzet tegen dit beleid was er vooral omdat het tegen de belangen van de Nederlanden zelf inging: de machtsstrijd tussen Spanje en Frankrijk, die in de Nederlanden werd uitgevochten.

De hertog van Parma zette succesvol zijn belegering van de Nederlandse steden verder (Vlaanderen, Brabant, Antwerpen, Groningen, Overijsel). Maar de aanvallen werden onderbroken doordat de hertog van Parma aanvallen moest uitvoeren op de Engelse en Franse protestanten (deze missies zullen beiden mislukken en toen de Spanjaarden hun gevecht in de Nederlanden willen heropnemen was het reeds te laat). Intussen herveroverden de Verenigde provinciën de noordoostelijke gewesten ( de gebieden bleven als veroverde gebieden bestuurd door de Generaliteit en werden niet opgenomen in het bevrijd territorium). Vele historici vinden de jaren 1588-1598 cruciaal en vinden dat Filips II een fatale fout maakte door Parma nieuwe missies te geven.

De Nederlanden waren van militair belang voor de Habsburgers: ze hadden een grote strategische waarde want Spanje kon oorlog voeren met Frankrijk zonder dat haar eigen grenzen in gevaar kwamen, ze hadden bovendien een geschikte infrastructuur (bevoorrading verzekerd door hoge landbouwproductiviteit) en vele versterkte steden (wat handig is in een oorlog). Om nummer één te zijn had Spanje dus wel degelijk de Nederlanden nodig, waardoor het land zich dan ook zou vastklampen aan de Nederlanden.

In 1598 leek het even of Filips II de Nederlanden onafhankelijkheid zou verlenen. Maar hij droeg de soevereiniteit over aan Isabella en aartshertog Albrecht, ( dit zou voor een alliantie zorgen tussen de twee takken van het Habsburgse huis voor de komende twee eeuwen). Slechts tien van de zeventien gewesten namen deel aan hun inhuldigingsplechtigheid, wat nog maar eens de splitsing van de Nederlanden aangeeft. In vele handboeken wordt gezegd dat Filips II door deze overdracht aan de aartshertogen de eenheid van de Nederlanden wou herstellen. Dit handboek acht die stelling ongeloofwaardig: de stelling werd door Spanje zelf naar voor geschoven en was voor de Verenigde provinciën onaanvaardbaar. Met deze regeling konden de Spaanse Habsburgers de macht makkelijk terug winnen (ongeacht het kinderloos zijn) en vele elementen van Spanje bleven behouden: katholicisme is staatsgodsdienst, Nederlanden geen toegang tot kolonies en Spanje hield nog enkele garnizoensteden in zijn bezit. Waarom ging Spanje dan over tot deze daad? De gewesten begrepen dat een vreedzame hereniging niet in het verschiet lag en vreesden dat Spanje zijn leger zou laten begaan in de Nederlanden, waarop de Nederlanders sterk verlangden naar de voortzetting van de Spaanse financiële en militaire hulp. Spanje van zijn kant, kon niet meer alleen de financiering van de oorlog verder zetten, Vlaanderen en Brabant waren nodig. Deze gewesten aanzetten tot financiële bijdrages zou makkelijker gaan wanneer ze een grotere zelfstandigheid genoten. Er kwam een permanente belasting in de Habsburgse Nederlanden.

Maar de strijd tussen de Verenigde Provinciën en Spanje werd overzee en op het vasteland gewoon voort gezet. Met Frankrijk had Spanje in 1598 vrede gesloten en in 1604 met Engeland. De oorlog had voor Spanje niet langer het doel om de opstandige gewesten te onderwerpen, de nieuwe conflictpunten waren: het statuut van de Katholieken in de Verenigde Provinciën, de toegang tot kolonies en de controle van de Scheldemonding. In 1609 aanvaardde Spanje een wapenbestand : twaalfjarige vrede(wegens geldgebrek) waarbij de V. P. ‘vrije landen, staten en provincies’ werden, katholicisme geen staatsgodsdienst was en de toegang tot de haven niet werd hersteld.

De aartshertogen hielden voor bijna veertig jaar hun macht (tot beiden stierven), ze konden echter geen stempel drukken op hun beleid, maar schijnen wel een groot aandeel in de katholieke hervormingsbeweging te hebben gehad. (ook al was dat niet uitzonderlijk in vergelijking met andere landen en begon de reformatie al lang voor hun komst en ging ze door na hun dood) Ze gingen over tot vele toegevingen om de vrede te bewaren. Velen, en ook zij, hadden reeds aan de Madrid laten weten dat de situatie uitzichtloos was, de oorlog was een uitputtingsslag. De aartshertogen hadden wel hun zeg kunnen doen in het binnenlands bestuur. De Staten-Generaal werden slechts één keer in de crisisjaren 1632-1634 en éénmaal daarbuiten samengeroepen. De invloed van de hoge adel was uitgehold, de leden van de Brusselse regeringsraden werden buiten de oorlogsvoering gehouden (dit was voorbehouden aan de juntas) en de aartshertogen wouden hun wetgevende bevoegdheid bevestigen: geen nieuwe wetten maar gewoonterecht bekrachtigen en vorstelijke wetgeving uitvoeren. (o.a. Eeuwig Edict 1611 waarin het straf- en burgerlijke recht tot een geheel wordt gevormd). Verder kreeg de nieuwe modus vivendi tussen vorst en onderdanen geleidelijk een vaste vorm, wat een resultaat was van de machtsstrijd van de voorbije jaren.

In 1618 brak de Dertigjarige oorlog tussen protestanten en katholieken uit in het Duitse rijk, waardoor er geen verlenging van het twaalfjarig bestand zou komen in de Nederlanden. De Nederlanders wouden een verlenging, de Spanjaarden wouden de strijd terug opnemen. De Nederlanders hadden een beter beeld van wat er gebeurde in hun gebied, terwijl de Spanjaarden dachten dat hun wensen ginds steeds ook in de werkelijkheid werden uitgevoerd. Het was zo dat de Nederlanden vooral bang waren dat ze niet de nodige middelen zouden hebben om succesvol oorlog te voeren. De Spanjaarden dachten dat deze oorlog minder duur zou zijn dan de overzeese strijd (die tijdens de twaalf jaar was verder gezet).

Het ging eigelijk over de vraag: op welk front moeten de beschikbare middelen eerst ingezet worden en wat was aanvaardbaar voor een nieuw bestand of vrede?

Madrid stuurde aanvankelijk genoeg middelen voor de strijd, maar kon dit niet het lang genoeg volhouden opdat het militaire voordeel in een diplomatiek akkoord zou kunnen worden omgezet. Spinola, die Breda al had veroverd, trok naar Spanje om meer geld te vragen en weigerde om terug naar de Nederlanden te keren toen hij dat niet kreeg.

In 1632, na een catastrofale veldtocht, barstte de politieke crisis los. In 1621 had Spanje deze weten te voorkomen door continuïteit: continuïteit tussen het aartshertogelijk bewind en de landvoogdij van Isabella, door de overdracht van de onafhankelijkheid die in 1598 was uitgebleven. Verder waren ook de overgangsmaatregelen die de overgang van Albrecht naar Isabella, bij zijn dood, inluidden zo veel mogelijk uitgesteld.

De val van ’s Hertogenbosch in 1629 had de Nederlanden geschokt en enkele ontevreden edelen aange onafhankelijkheid wou van Filips IV. Men wist hier echter wel beter en door veel toegevingen voorkwam de landvoogdes dat de samenzweerders op lagere niveaus nog volgelingen zouden vinden. De onderhandelingen liepen vast doordat de republiek de katholieken geen godsdienstvrijheid wou geven en de Schelde niet wouden openen. (Dit bewijst dat de voortzetting van de oorlog niet de schuld van Spanje was.)

Doordat Madrid Roose aanstelde tot voorzitter van de geheime raad (één van de 3 collaterale raden) werd de Staten-Generaal snel ontbonden.

De crisis van 1632-1634 was de vuurproef voor de Spaanse Nederlanden, enkel buitenlandse problemen zouden hun bestaan nog kunnen bedreigen in de toekomst.

5.1.2) De Franse dreiging (1635-1748)

In 1635 werd er een offensief verbond gesloten tussen de Verenigde provinciën en Frankrijk. Beiden riepen op tot verzet maar het volk bood geen weerklank, wel wouden ze zich verzetten tegen de invallers: in de Verenigde Provinciën waren katholieken tweederangsburgers geworden. Bovendien wou de republiek de katholieke en protestantse gewesten niet verenigen tot één republiek, zoals Richelieu had voorgesteld. Integendeel, de republiek wou liefst splitsen van de Spaanse Nederlanden (wat niet zou gebeuren in 1635). De inmenging van Frankrijk in de oorlog zorgde voor een ommekeer in militaire machtsverhoudingen: Spanje kreeg het moeilijk doordat het vanaf 1640 ook in Catatonië en Portugal een oorlog uit te vechten had. De Nederlanders begrepen hieruit dat Spanje niet onoverwinnelijk was, en uit angst voor een Franse inval zocht het toenaderingen tot de Fransen. Dit liep goed af in Westfalen, waar ook andere mogendheden de dertigjarige oorlog beëindigden. In 1648 werd de vrede afgekondigd, 80j na de aanvang van de opstand. De oorlog met Frankrijk daarentegen ging gewoon verder, sinds 1635 was daar een nieuwe oorlog gestart.

De oorlog tussen de republiek en Spanje was een frontoorlog, een defensieve oorlog om de onafhankelijkheid. In de oorlog tussen Spanje en Frankrijk ging het vooral om de Franse weigering bij het einde van de 30jarige oorlog in 1648 ook de acties in de Nederlanden te stoppen. De Fransen wouden en zouden later, de Nederlanden innemen. In Frankrijk brak de Fronde (aristocratie had aan macht ingeboet en zaten niet meer in de Raad van Staten en riepen op tot verzet) uit, waardoor de Spanjaarden de kans hadden de oorlog in hun voordeel te laten uitdraaien. Maar de Fransen sloten een alliantie met de Engelsen, waardoor Spanje zware nederlagen te leden kreeg (o.a.in1658). Er kwam een vrede met Frankrijk waarbij de Spanjaarden verre territoriale toegevingen deden (vrede van de Pyreneeën). Hierbij trouwde Maria Theresia (dochter van Filips IV) met Lodewijk XIV.

In 1665 overleed Filips IV waardoor Lodewijk XIV zijn kans schoon zag om o.a. de Spaanse Nederlanden in handen te krijgen. Hij schuwde hierbij geen wapens. De Fransen waren onzeker de Nederlanden aan te hechten, maar Frankrijk veroverde vele steden, ook de grotere zoals Gent, in het binnenland.

Spanje was uitgeput, door de vrede van Westfalen had Spanje niet langer het overwicht in Europa. Frankrijk maakte een opmars en veranderde de Europese machtsverhoudingen. De Verenigde Provinciën waren bang van dit nabije land en sloten een vrede met Spanje in 1648, waarbij het bondgenootschap met Frankrijk uit 1635 werd verbroken. In het stadhouderloos tijdperk (1650-1672) was er een dubbel probleem: militaire dreiging uit Frankrijk en een economische dreiging uit Engeland. Men ging de confrontatie met Engeland aan. Willem III zou zich daarentegen niet van vijand vergissen: hij ging aankloppen bij Spanje en voorkwam zo de aanhechting van de Nederlanden bij Frankrijk. Hij trouwde met Mary Stuart, waardoor het verzet tegen de Franse expansie nog groter werd (ook in de verdere toekomst zou dit zo blijven

1692 werd Maximiliaan II Emmanuel van Beieren landvoogd van de Spaanse Nederlanden. Wat ook het einde van de macht van Spanje over de Nederlanden betekende want de landvoogd was niet van Spaanse afkomst. Deze nieuwe landvoogd ging over tot hervormingen (oorlog tegen Frankrijk immers gevoerd door hoge belastingen, bijdrages van andere mogendheden en burgerbevolking in de oorlogsgebieden) en hoopte zelf de soevereiniteit over het gebied te krijgen (wat niet zou gebeuren door de dood van zijn zoon).

In 1700 werd een akkoord over de Spaanse troonsopvolging gesloten, Aartshertog Karel zou opvolger van Karel II zijn. Maar bij zijn gebied hoorden de Italiaanse en Nederlandse gebieden niet langer. Volgens zijn testament zouden deze gaan naar Filips van Anjou (Filips V), kleinzoon van Lodewijk XIV. Maar deze gaf een volmacht aan zijn grootvader, de zonnekoning. De Verenigde provinciën lieten hun verdediging vallen. Het Nederlandse volk stond achter Filips V. Dit veranderde toen er een hoop Franse hervormingen plaats vonden. Oppositiepartij tegen Frankrijk: ‘kuirassiers’; partijgangers van Fr: karabiniers. (het volk werd dus opgesplitst). De Zeemogendheden lieten het hier niet bij en verklaarden oorlog aan Frankrijk in 1702. Engeland en de Verenigde provinciën steunden Karel III.

Engeland en de V.P. startten met de verovering van de Spaanse Nederlanden, wat geleidelijk aan lukte. In 1711 zou Filips V de soevereiniteit over de Nederlanden aan Maximiliaan Emmanuel overdragen, deze liet zich als hertog van Luxemburg en graaf van Namen huldigen. In 1713 eindigt zijn regering, bij de vrede van Utrecht.

Alles verandert wanneer Jozef I sterft en Karel III zich tot Karel IV in Wenen laat kronen. Noch de Nederlanden, noch de Engelsen zagen een herstel van het Habsburgs rijk zitten. Er moest dus dringend vrede met Frankrijk gesloten worden om meer verzet te kunnen bieden tegen dat herstel. De aanspraken van Filips V op de Spaanse troon mochten erkend worden, als hij afstand deed van zijn Franse troon. Italië en de Nederlanden zouden worden losgemaakt van Spanje en naar de Oostenrijkse Habsburgers gaan.

Het idee dat de Spaanse Nederlanden neutraal zouden worden, had nooit echt erkenning gekregen: Nederlanders en Engelsen waren er enkel voor als ze zelf in slechte papieren zaten, wat nooit op hetzelfde ogenblik was. In 1713 drongen de Fransen er tevergeefs op aan.

De Engelse en Staatse bezetting in de veroverde gebieden, beperkte zich tot Franse hervormingen afschaffen en lopende zaken afhandelen. In 1715 werden de Nederlanden aan de Oostenrijkers overgedragen waarbij er tevens een clausule van kracht werd waarin stond dat er niets meer veranderd mocht worden aan de machtsrelaties (tussen vorst en geprivilegieerde groepen) in de Nederlanden. Engeland had voor het voortbestaan van dit gebied gezorgd en keek erop toe dat lokale en provinciale overheden hun macht behielden zodat de centrale overheid geen economisch beleid kon uitvoeren. Maar Engeland had met zijn militaire aanwezigheid in dit gebied tevens het gebied bewust economisch verzwakt.

De grenzen van het gebied bij de overdracht van 1715 vallen grotendeels gelijk met de huidige grenzen van België (zie kaart p.190). Deze zijn te danken aan de Staatse en Franse veroveringen. Tussen 1668 en 1716 veranderden de grenzen bij ieder vredesverdrag. Door de overdracht aan de Oostenrijkers ontstond er een personele unie tussen het prinsbisdom Luik (dat bij het Duitse rijk hoorde) en de Nederlanden. Dit prinsbisdom gedurende behoorde tijdens de 16e en 17e eeuw steeds tot het Duitse rijk, en trachtte in een machtsstrijd zijn neutraliteit te bewaren (onsuccesvol). De overdracht wijzigde weliswaar niets aan de relatie tussen de gebieden.

Het beleid van Karel VI (1715-1740) was zoals reeds gezegd onderworpen aan het Barrièretraktaat. Het Engels-Staats condominiun (1706-1713) werd vervangen door een Oostenrijks-Staats condominium, na de vrede van Utrecht in 1713 wouden de Verenigde Provinciën de staatse barrière van 1697 langs de Franse grens herstellen. Hierdoor konden de Verenigde Provinciën Wenen dwingen tot het naleven van het Barrièretraktaat. Verder was Karel VI ook nog beperkt door de Europese mogendheden, die hun toestemming moesten geven over zijn opvolging door Maria Theresia. Ook de Oostendse Compagnie die onder hem werd opgericht moest ontbonden worden. De geprivilegieerden groepen (steden,…) grepen nog meer macht, bovenop de macht en bevoegdheden die ze al hadden.

Maria Theresia, de opvolgster, zou een oorlog tegen de andere Europese grootmachten moeten uitvechten, ‘Oostenrijkse successieoorlog’. Het condominium kon het Franse leger, dat steeds meer delen van de Nederlanden bezette, niet tegengaan. Een Franse bezetting was dus aanwezig tussen 1744-1748, waarna door interne kritiek Frankrijk de Nederlanden ontruimd. Er komt een vrede met Oostenrijk en zelfs een bondgenootschap. (Voor het eerst sinds 1635 was het Franse gevaar geweken.)

Lees meer...

Cultuur en politieke vernieuwing 1751-1780

Van deze periode kan men zeggen dat ze geen grote geesten heeft voortgebracht. Jan Wagenaar is een typische vertegenwoordiger van de tweede helft van de 18e eeuw. Hij schreef "Vaderlandsche Historie", een geschiedenis van Holland.

In de 18e eeuw vindt een belangrijke verandering plaats binnen de cultuur nl. het binnendringen van de Europese verlichting. De verbintenis tussen christendom en klassieken (vb. Heinsius) moet plaats maken voor de verbintenis tussen christendom en verlichting, zeker van het laatste kwart van de 18e eeuw. De verlichting kenmerkt zich door haar geloof in vooruitgang, rede en wetenschap.

Niet iedereen geloofde in de nieuwe harmonie tussen christendom en verlichting. Met name binnen de gereformeerde kerk kwam er verzet, dit bleef echter een zwakke onderstroom dat op de dominerende cultuur weinig effect heeft gehad.

Uit het optimisme van de verlichting groeiden pogingen om de welvaart van het land te herstellen door de zgn. Economische patriotten. Men zocht ook naar de oorzaken van het verval. Ze dachten aan verslapping van geestkracht, aan gebrek aan nationale zin. Een betere opvoeding zou de mensen de oude deugden van ijver en zuinigheid opnieuw moeten bijbrengen. Ze zochten het antwoord op hun vragen in het verleden, echte revolutionairen waren het niet.

In de Staten-Generaal en de staten van Holland verenigden zij die verandering wenstten zich. Ze hadden daarvoor vaak uiteenlopende redenen. De democraten juichten de Amerikaanse revolutie toe terwijl het Hollands regenten patriciaat daar allerminst in geïntresseerd was maar voornamelijk de pro-Engelse koers van de Oranjes hekelde. Toch vonden ze elkaar in een pro-Amerikaanse, anti-Oranje partij olv enkele pensionarissen die als patriotten betiteld zouden worden.

Op den duur zouden hun wegen scheiden, de jaren tachtig en vooral de Bataafse revolutie zouden de duidelijkheid brengen die de politiek onder Willem V lang had gemist.

Lees meer...

Economische en politieke problemen 1751-1780

Enerzijds besefte men de gebreken van het staatsbestel en zag men met zorg de acteruitgang van de welvaart. Anderzijds was men, naar het optimisme van de tijd, vol goede moed dat men deze problemen zou kunnen oplossen.

Het relatieve aandeel van de Republiek in de internationale handel was afgenomen, Amsterdam had terrein moeten prijsgeven op Hamburg en vooral Londen.

In de tweede helft van de 18e eeuw nam de Europese bevolking sterk toe. De toenemende vraag deed de prijzen van levensmiddelen stijgen waardoor gezinnen op alle andere vlakken dienden te besparen. De vraag naar industriële producten daalde en daarmee ook de werkgelegenheid.

Ook de internationale politieke verhoudingen veranderden: de Republiek, Spanje en Zweden werden naar de tweede teruggezet. Pruisen en Rusland lieten zich nadrukkelijker gelden, samen met Frankrijk, Engeland en Oostenrijk waren er nu vijf grootmachten.

In 1756 begon de zevenjarige oorlog, het verbond voor het eerst Frankrijk met Habsburg tegen Engeland en Pruisen. De Oostenrijkse Zuidelijke Nederlanden lagen nu niet meer tussen de Republiek en Frankrijk in, het was deel van de Franse-Oostenrijkse alliantie. De Republiek besliste neutraal te blijven, zeer tegen de zin van Engeland dat als antwoord talrijke koopvaardijschepen aanhield. De Nederlandse politiek stond nu voor een dilemma: de Republiek had te weinig geld om zowel landleger als vloot uit te breiden. De kustgewesten (waaronder Holland) stonden lijnrecht tegenover de landgewesten. De keuze zou haar tevens vastleggen in haar buitenlands beleid.

Het stadhouderlijk huis was driemaal gehuwd met een Engelse prinses: Willem II en III elk met een (verschillende) Mary Stuart, Willem IV met Anna van Hannover. Een pro-Franse politiek was voor hen dan ook nauwelijks een optie.

De positie van de Oranjes vormde een probleem op zich, Willem IV was in 1751 overleden, zijn zoon Willem V was amper drie en werd onder voogdij van zijn moeder Anna van Hannover geplaatst. Na haar dood in 1759 viel de voogdij aan de gewestelijke staten, hertog van Brunswijk werd benoemd tot kapitein-generaal. In 1766 werd Willem V meerderjarig, zijn vader had zich heel wat macht weten toe te eigenen. Willem V zou met deze macht echter weinig uitrichten, hij bleef kort aanleunen bij de hertog van Brunswijk.

Lees meer...

Cultureel en kerkelijk leven 1702-1751

In de kunsten wordt Frankrijk meer en meer als voorbeeld gezien, Nederlandse cultuurdragers voegen nog maar weinig aan hun buitenlandse voorbeelden toe. De periode kan een overgangstijd genoemd worden. Traditie, de heerschappij van de klassieken is niet langer de laatste wijsheid, ze is voorwerp van kritische toetsing.

De belangrijkste ontwikkelingen in het geestelijk leven voltrokken zich op het kerkelijk gebied en dan voornamelijk bij de Nederlandse katholieken. Enerzijds bleef het jansenisme ook in de Republiek niet zonder invloed, anderzijds begon het velen onder de geestelijken te hinderen dat de Noord-Nederlandse kerk door Rome nog steeds als een missiegebied werd behandeld, ondergeschikt aan de pauselijke nuntius in Brussel. In 1723 brak een openlijk conflict uit, een eigen Noord-Nederlandse aartsbisschop van Utrecht werd verkozen. Rome accepteerde dat niet, het kwam tot een scheuring. De oud-bisschoppelijke cleresie ontstond maar zou geen brede steun krijgen.

Lees meer...

Democratische oppositie 1702-1751

De omwenteling van 1747 was mogelijk geworden door het extern dreigende gevaar. Maar intern vond ze haar draagvlak in een groeiende ontevredenheid over de inrichting van het bestuur en de gevolgen daarvan voor de brede burgerij.

De belastingsdruk was vooral hoog in Holland, de belastingsinkomsten dienden vooral om de schulden af te betalen, ze dienden met ander woorden nergens concreet voor. Ongenoegen was er ook over de manier waarop het belastingstelsel werd in gericht. De meeste belastingen werden verpacht aan particulieren die dan een vaste som aan de overheid betaalde en de rest van hun opgehaalde geld als winst voor zich hielden. De herziening van dit stelsel was een van de programmapunten van de politieke actievoerders in 1748. Het centrum van hun actie lag in Amsterdam bij de schutterijen, de stedelijke burgerkorpsen tot handhaving van orde en rust, men noemde het de doelisten beweging.

Een nationaal programma is er in 1748 niet geweest, wel waren er twee hoofddoelen: enerzijds de afschaffing van de belastingspacht, anderzijds de verbreding van de basis waarop het bestuur rustte. De doelistenbeweging was een voorbijgaand verschijnsel, ze is wel een signaal van een op handen zijnde verandering.

Lees meer...

Binnenlands bestuur 1702-1751

Het overlijden van Willem III had het tweede stadhouderloze tijdperk ingeluid. Dit zorgde aanvankelijk vooral in de pro-stadhouderlijke provincies voor een crisis die de geschiedenis is ingegaan als de plooierijen, of het conflict tussen de Oude en de Nieuwe Plooi.

De zeven Provinciën vormden onder het tweede stadhouderloze tijdperk een nachtwakersstaat. De regering had geen doelstellingen, geen programmma. Ze nam enkel de lopende zaken waar. Zo kon zeer lang de orde gehandhaafd worden. Toch waren er die de orde wilden verstoren, de orangistische onderstroom was echter niet zo sterk als in het eerste stadhouderloze tijdperk.

Er was wel een kandidaat geweest voor de opvolging van Willem III, Johan Willem Friso van Friesland. Als vijftienjarige stond hij echter in Friesland onder voogdij van zijn moeder. Johan Willem stierf in 1711, zijn postuum geboren zoon (de latere Willem IV) werd onmiddellijk stadhouder van Friesland, later ook van Stad en Lande, Gelderland en Drenthe.

Zolang hij geen stadhouder was van Holland stond hij nergens. Het ontbrak hem ook aan een sterke orangistische partij en aan geld en zeggingschap om aan de situatie zelf iets te veranderen. Het tij keerde in 1747, toen Frankrijk een rechtstreekse aanval lanceerde op het grondgebied van de Verenigde Provinciën. (in het kader van de Oostenrijkse successieoorlog 1744-1748) Willem IV aanvaardde het stadhouderschap over héél het land en dat voor het eerst, bovendien werd de ambt erfelijk gemaakt. De facto was de republiek veranderd in een monarchie.

Lees meer...

Politieke achteruitgang 1702-1751

In 1702 werd de Republiek nog tot de grote mogendheden gerekend, zo nam zij ook deel aan de laatste oorlog tegen Lodewijk XIV, de Spaanse Successieoorlog. Ze heeft voor de Republiek echter slechts betekenis in zoverre ze heeft bijgedragen tot haar financiële uitputting. Bij de vrede van Utrecht (1713) verkreeg de Republiek een bescheiden territoriale winst, ook zou ze zgn. Barrièretroepen in de Zuidelijke Nederlanden mogen posteren tegen een eventueel nieuw Frans offensief.

De Spaanse Successieoorlog had de Republiek zoveel geld gekost dat ze de gevolgen niet meer te boven kwam. Bovendien moest in 1713 nog een groot deel van de rekening betaald worden.

De vrede nam ook de nood voor eensgezindheid binnen de Republiek zelf weg, de 'ieder voor zich' mentaliteit kenmerkte de politiek van de 18e eeuw.

Verschillende concurrenten drongen de Republiek terug in de Oostzeehandel. Nederlandse kooplieden hielden een behoorlijk aandeel in de internationale handel maar de groei van de goede jaren was al lang voorbij.

Willem III was in 1702 overleden, een nieuw stadhouderloos tijdperk begon. Het was een periode waarin de regering geen welomschreven politieke doelstelling had. De Republiek had het geluk dat de eerste dertig jaar na de vrede van Utrecht zowel Engeland als Frankrijk geen oorlog voerden, zo werd ze nog enkele decenia als grootmacht gezien. De Republiek werd pas ontmaskerd in 1747.

Lees meer...

Willem III tegen Lodewijk XIV

Het Frans streven naar hegemonie eindigde niet bij de vrede van Nijmegen. Lodewijk XIV ging verder zijn territorium uit te breiden, de andere mogendheden reageerden niet.

Het keerpunt ligt in 1685 met twee belangrijke gebeurtenissen: ten eerste werd in Frankrijk het edict van Nantes herroepen, de Franse protestanten verloren zo een deel van haar rechten. Velen vluchtten dan ook naar de Nederlanden, Zwitserland of andere protestantse landen. Bovendien toonde de herroeping wat Franse hegemonie zou betekenen nl. de dominantie van het Franse katholieke geloof.
Ten tweede overleed in Engeland de Engelse koning Karel II, hij werd opgevolg door zijn katholieke broer Jacobus II. Hij voerde al snel het tolerantie-edict in, waardoor de katholieken, die een zeer kleine minderheid vormden, meer rechten kregen. Jacobus' dochter Mary was getrouwd met Willem III, het zag er lang naar uit dat Willem zijn schoonvader zou opvolgen, tot een mannelijke troonsopvolger werd geboren. De Republiek en de protestanten in Engeland beseften nu dat Jacobus' katholiek bestuur geen kort intermezzo zou worden maar ook na diens dood zou worden verdergezet. De Republiek, bevreesd voor een alliantie tussen Engeland en Frankrijk verdreef Jacobus in 1688 (glorious revolution), Willem III werd de nieuwe Engelse koning.

In 1689 begon een nieuwe oorlog tegen Frankrijk (negenjarige oorlog). Willem III vormde met de Republiek en Engeland samen met de keizer, Spanje en een aantal Duitse vorsten een alliantie. Maar zelfs dan was de vrade van Rijswijk in 1697 niet onvoordelig voor Lodewijk XIV. Wanneer koning Karel II van Spanje stierf eiste Lodewijk de kroon op voor zijn kleinzoon. De Spaanse Successieoorlog begon in mei 1702.

In deze periode diende de Republiek haar verantwoordelijkheid als grootmacht op te nemen en bijdragen tot het evenwicht in de Europese politiek. De militaire inspanningen die daarmee gepaard gingen kostte de Republiek meer dan zij uit handel terug kon winnen.

De laat zeventiende eeuwse kunst en cultuur haalde in het algemeen niet meer het niveau van vroeger, drie groten, Vermeer, Spinoza en Bekker werden pas na hun dood naar waarde geschat.

Lees meer...

De oorlog van 1672

Het jaar 1672 was een rampjaar voor de Republiek, in enkele weken tijd vielen drie hele provincies in vijandelijke handen. De Witt werd dit als persoonlijke schuld aangerekend, met de gekende gevolgen.

Het merkwaardige van het jaar 1672 is dat de Republiek het heeft overleefd. De capitulatie was zo dichtbij dat Frankrijk meende dat een kleine adempauze niet zou deren. Bovendien hoopten ze dat Engeland weldra op de Hollandse kust zou landen wat hun een finale aanval zou besparen. De Nederlandse vloot voorkwam echter alle gevaren van dreigende invasie. Willem III verdienste bestaat er vooral in door zijn inspirerend leiderschap ook anderen moed te schenken. Hij slaagde er ook als geen ander in alle middelen te richten op het door hem gewenste doel.

Willems buitenlands beleid was er op gericht alle krachten in Europa te verenigen in een grote coalitie tegen Frankrijk, dat onder Lodewijk XIV bewust streefde naar een Europa onder erkend Frans leiderschap. Willems beleid leidde in 1673 tot de quadruple alliantie tussen de Hebsburgse keizer, Spanje, Lotharingen en de Republiek.

Ook de kansen in de oorlog keerden in dat jaar, Lodewijk trok zijn leger om strategische redenen uit de bezette Nederlandse provincies terug. In Engeland nam de anti-Franse partij de bovenhand, zij stuurde aan op vrede wat in de 1674 tot stand kwam.

In eigen land wenstte Willem zijn greep op het bestuur te vergroten. De functie van raadspensionaris van Holland was na de Witts dood vacant gebleven, Willem vulde ze zelf in. Alles diende nog steeds door de Staten-Generaal te worden beslist. Maar ook daar greep Willem alle mogelijkheden aan om zijn invloed te vergroten, toen Gelderland, Utrecht en Overrijsel van hun bezetters waren bevrijd konden ze opnieuw afgevaardigden naar de Staten-Generaal sturen. Omdat ze volgens Holland te weinig inspanningen hadden gedaan om Frankrijk het hoofd te bieden, wilde deze hen het recht ontnemen om te zetelen in de Staten-Genraal. Willem verzette zich hiertegen en wist zich zo verzekerd van de trouw van deze drie gewesten. Ook Zeeland was van oudsher bepaald door een grote stadhouderlijke invloed.

Maar wie werkelijk over de Republiek wilde regeren moest meester zijn van Holland. Door Willems bevoegheid om functionarissen te benoemen kreeg hij ook daar zijn aanhangers in elke stad. Amsterdam had echter het benoemingsrecht aan zichzelf gehouden en ijverde tegen Willems zin voor vrede. Daaraan werd gehoor gegeven in 1678 met de vrede van Nijmegen.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen