Menu

Vermogens- en inkomensverschillen

 Marx en zijn zogenaamde ‘verelendungshypothese’

  • Hij verwachtte een groeiende kloof tussen vermogen van kleine minderheden en armoede van grote meerderheid bevolking
  • Lonen van arbeiders lagen niet veel boven bestaansminimum (naar zijn mening)
  • Vermogen kapitalisten zou alsmaar groeien
    In onderste lagen van bevolking zou er toename zijn van ellende, verslechterde arbeidsomstandigheden, onwetendheid, brutaliteit en morele ontreddering

Opmerking:
Hij had gelijk dat armoede in geïndustrialiseerde landen hardnekkig was, en ook in zoverre verschillen in vermogen groot gebleven zijn.
Maar: had het fout met te zeggen dat lonen zouden blijven dalen en vermogen
in handen van kleine minderheid zou komen.
 materiële situatie van mensen in Westerse industrielanden is
spectaculair beter!
 maar uit verdeling inkomen en vermogen onder bevolking blijkt nog
steeds een grote sociale ongelijkheid

Lees meer...

Klassen in Westerse maatschappijen

Verschillende auteurs beweren dat ‘sociale klasse’ relatief onbelangrijk is geworden. Waarom? Klopt dit volgens jou?

  • In de tijd van het industrieel kapitalisme waren klassenverschillen uiterst belangrijk, maar sinds die tijd is er veel veranderd.
  • Materiële ongelijkheden zijn sterk verminderd, belastingen toppen rijkdom af en welvaartsuitkeringen dat zij die geen inkomen hebben, toch behoorlijk leven kunnen leiden.
    = Sociale ongelijkheden worden afgevlakt
  • Iedereen die over nodige talent beschikt, heeft dankzij algemeen verspreid onderwijs de kans om zijn weg te vinden naar bovenste lagen van sociale economische systeem.
  • MAAR nog steeds weinig levensdomeinen die niet beïnvloed worden door klassenverschillen.
    Bv. Gezondheid: Bij arbeiders treft men lager geboortegewicht aan en hogere kindersterfte.
    Zowat alle ziekten komen vaker voor bij lagere klassen dan bij hogere klassen bijvoorbeeld diabetes, hartziekte, bronchitis, …

Lees meer...

De functionalistische benadering (DAVIS & MOORE)

In deze benadering wordt benadrukt dat stratificatie de maatschappij helpt te fungeren.

  • Geeft leden van de maatschappij beloningen en motivaties

Uitgangspunt: Als stratificatie in alle maatschappijen voorkomt, dan moest zij wel
een onmisbare functie vervullen.

Analyse:

Maatschappij kan pas bestaan door uitvoering van taken
 getalenteerd publiek nodig voor deze taken, training en opleiding
 Als beloning een hoog prestige en andere voordelen
(om meest bekwame mensen daartoe te bewegen)

Sociale ongelijkheid:

Gevolg van het feit dat de meest geschikte mensen de belangrijkste posten
krijgen, waar zij waardevolle bijdragen tot de maatschappij leveren.

Verschil met Marx?
Accent ligt hier meer op de integratie en het evenwicht van de maatschappij, bij
Marx ligt de nadruk eerder op de strijd.

Voornaamste stelling van functionalisme?
 Facto bestaande stratificatie functioneert inderdaad zo dat het de stabiliteit en
de integratie van de maatschappij als geheel helpt bewaren.

Marxistische critici
: functionalistische benadering van stratificatie verraadt een vals
bewustzijn
 De illusie dat alle mensen aan de top kunnen komen als zij maar doen
wat van hen wordt verwacht!
 Niet iedereen wordt op gelijke voet in het leven gegooid

Mogelijke reactie functionalisten
: illusie kan ook functioneel zijn in het bewaren van stabiliteit en integratie
van een maatschappij.
: wie zoals functionalisten stelt dat maatschappij functioneert, zegt niet
noodzakelijkerwijs dat in die maatschappij gerechtigheid en waarheid
triomferen

Lees meer...

FRANK PARKIN: sociale sluiting

Parkin steunt meer op Weber dan op Marx.

Hij is het net als Weber, eens met Marx dat de eigendom van
productiemiddelen het fundament is van de klassenstructuur.

Maar eigendom is maar één vorm van ‘sociale sluiting’

Begrip ‘sociale sluiting’ = groepen trachten de exclusieve controle over middelen te
behouden, en de toegang tot die middelen voor anderen te
beperken.

Kan op verschillende manieren

 Eigendom

 Etnische oorsprong

 Taal

 Geslacht

 Godsdienst

 … kunnen fungeren als mechanismen om toegang tot
hulpmiddelen te controleren.

Twee processen: ‘uitsluiting’ en ‘usurpatie’
 Wanneer die beide processen gelijktijdig werkzaam zijn, spreekt
men van ‘duale sluiting’.

1. Uitsluiting

Strategieën die groepen gebruiken om zich te onderscheiden van ‘outsiders’, en om hen de toegang tot waardevolle hulpmiddelen te beletten of bemoeilijken.
Bv. onderwijs, stemrecht, recht op uitoefening beroep, recht op subsidies, recht op lidmaatschap verenigingen.

Illustraties:
VS: blanke vakbonden sloten lidmaatschap voor zwarten uit vroeger, zo konden blanken gemakkelijker bepaalde privileges voor zich houden.

België: enkelvoudig stemrecht voor mannen van 1919 tot 1947.

2. Usurpatie

Verwijst naar pogingen van de minder geprivilegieerden om tot toegang te verkrijgen tot hulpmiddelen die voordien door andere groepen gemonopoliseerd werden.

Illustraties:

VS: pogingen van zwarten om het recht te verwerven op lidmaatschap bij vakbond

België: de activiteiten van de suffragisten (activisten die ijverden voor de verwerving van stemrecht voor vrouwen)

3. Duale sluiting

Beide strategieën komen tegelijkertijd voor.

Illustratie

VS: Vakbonden kunnen ‘usurperend’ te werk gaan tegenover de werkgever om recht op medezeggenschap te verwerven, en tegelijk kunnen ze etnische minderheden uitsluiten van lidmaatschap (uitsluiting).

Lees meer...

De klassentheorie van ERIK OLIN WRIGHT

Wright ontwikkelt de klassentheorieën van Marx verder, hoewel hij ook ideeën aan Weber ontleent.

Onderscheid van drie dimensies over de productie:

  • Controle over investeringen of geldkapitaal (bankiers)
  • Controle over de fysieke productiemiddelen (fabrieken, kantoren, land)
  • Controle over de arbeidskracht

Volgens Wright wordt

  • kapitalistische klasse gekenmerkt doordat zij beschikt over alle drie soorten van productiecontrole.
  • Arbeidersklasse gekenmerkt doordat zij over geen enkele controle beschikt

Daartussen nog een andere klassen die over sommige soorten van controle beschikken, maar niet alle.
= ambiguë klasseposities !!

® Denk aan witteboord werknemers die, net als arbeiders, hun arbeid contractueel verkopen aan werkgever. Maar tezelfdertijd kunnen zij hun werk vaak heel wat meer zelf organiseren en beheersen.

® Wright noemt de positie van deze werknemers ‘contradictorisch’
= omdat zij noch kapitalistisch noch handwerkers zijn, maar een aantal kenmerken van beiden hebben

Lees meer...

Weber zei dat er drie verschillende soorten stratificatie zijn:

  • Klasse
  • Status
  • Partij

1) Klasse

Weber legt hierbij minder nadruk op eigendom van productiemiddelen dan Marx.

  • Maar is het wel met hem eens dat bij dit type stratificatie de wezenlijke dynamische kracht economisch van aard was.

Definitie klasse volgens Weber = een groep mensen met gelijke levenskansen

2) Status

Begrip status = verwijst naar de mate van sociaal prestige dat aan een individu of
groep toevalt

Vaak een nauw verband tussen status en klasse

 maar niet noodzakelijk of universeel!
Er zijn gevallen waarin mensen een hoge positie in klassensysteem bekleden,
maar een niet daarmee vergelijkbare status bereiken.
Denk aan de rijke parvenu die tracht binnen te dringen in aristocratisch milieu.

Anderzijds kunnen mensen of groepen met hoge status een betrekkelijk lage
positie in klassensysteem innemen.

Bv. militairen

3) Partij

= Gebaseerd op macht

Begrip partij = groep van individuen die samenwerken omdat zij een
gemeenschappelijke achtergrond hebben, of gemeenschappelijke
doelen of belangen.

  • Ook hier al dan niet verbonden met klasse of status
  • Verschil Marx – Weber
     Marx: vatte zowel statusverschillen als partijorganisatie op in termen
    van klasse
     Weber: erkent dat statusverschillen en partijvorming beïnvloed worden
    door economische verschillen, maar gaat naar zijn mening toch
    om zaken die men goed uit elkaar moet houden.

Partijen kunnen klassengrenzen overschrijden
Bv. Religieuze of nationalistische partijen

Een marxist zou de conflicten tussen katholieken en protestanten in
Noord-Ierland verklaren in termen van sociale klasse. Hij zou erop wijzen
dat heel wat meer katholieken dan protestanten tot de arbeidersklasse
behoren.

Een aanhanger van Weber zou deze verklaring onvoldoende vinden, wat er
zijn ook heel wat protestanten die behoren tot deze arbeidersklasse.


Besluit:

- Weberiaanse aanpak van stratificatie is analytisch gezien interessanter, omdat ze een meer gedifferentieerd beeld schetst dan de marxistische benadering

- Klasse, status en partij (of macht) vormen zo te zeggen een coördinatenstelsel waarin de meerdimensionaliteit van stratificatie mooi kan worden weergegeven.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen