Menu

Normen en instituties

De basisproposities laten de complexe institutionele vormen van sociaal gedrag buiten beschouwing. Homans meent evenwel dat ook dit meer complexe gedrag geanalyseerd kan worden binnen het ruiltheoretisch kader.

Wanneer meer dan twee mensen sociale interacties met elkaar hebben, dan brengt dezelfde calculus die ze hanteerden bij directe ruil hen ertoe normen in te stellen. Het is voor ieder lid van een groep lonender om van bij de aanvang onderworpen te zijn aan een aantal normen die het gedrag van de groepsleden op elkaar afstemmen → Groepsleden worden geconfronteerd met duidelijke verwachtingen zodat de kans op onverwachte straffen afneemt. De norm moet naast het vervullen van de behoefte aan sociale bijval ook primaire behoeften vervullen. De kost van het volgen van een norm weegt op de lange duur zwaarder dan een beloning die louter uit sociale bijval zou bestaan.

↔ Parsons: Normen leiden tot een onafhankelijk bestaan! Ze doen zich voor als dwingend, los van de persoonlijke voorkeuren van het individu. ↔ Homans: De individuele voorkeuren bepalen de normen, niet de normen de individuele voorkeuren.

Ook maatschappelijke instituties vloeien voort uit de menselijke behoeften en de directe ruilverhoudingen. Institutionele relaties zijn wel veel complexer dan directe ruilrelaties. In instituties is er geen sprake meer van indirecte ruil. De ↑ complexiteit wordt volgens Homans mogelijk gemaakt door twee verschijnselen:

1.Een handeling wordt niet enkel versterkt door zijn natuurlijke of primaire beloning, maar ook door andere, kunstmatige beloningen, zoals geld en sociale bijval. Kunstmatige stimuli zijn heel belangrijk.

2.Een beloning gebeurt vaker via een omweg dan direct. Vb. Je krijgt loon niet dagelijks, maar maandelijks.

Homans probeert culturele verschijnselen zoals normen en instituties te verklaren uit psychologische factoren. Ook begrip ‘sociale rechtvaardigheid’: Homans gaat uit van het psychologisch ervaren evenwicht tussen winst en investeringen. Een situatie waar geen evenwicht bestaan tussen investeringen (leeftijd, aantal dienstjaren, opleiding) & beloningen (inkomen, prestige) min kosten (aantal werkuren, vermoeidheid) leidt tot moeilijkheden en frustraties = INTERPERSOONLIJKE DIMENSIE

INTERPERSOONLIJKE DIMENSIE: Wanneer de investeringen van een lid van een groep groter zijn dan die van anderen, maar de beloning van dat lid is naar verhouding gelijk of geringer, dan bestaat er volgens Homans een toestand van gevoelde onrechtvaardigheid → Benadeelde zak proberen zijn kostenniveau te verlagen door bvb minder deel te nemen aan de activiteiten van een groep. Wanneer een groepslid veel beloond wordt, zal dat aanleiding geven tot jaloezie en wrok bij andere groepsleden.

Lees meer...

Basisproporties van de sociale interactie

Homans formuleert 5 basisproporties waarmee eenvoudige interacties en, bij uitbreiding, alle subinstitutionele interacties (interacties die niet verlopen volgens een voorgeschreven, door gegeven regels en normen opgelegd patroon) kunnen worden verklaard.

1. Stimuluspropositie: ‘Als iemand in het verleden het door een stimulussituatie uitgelokt gedrag van iemand werd beloond, dan zal de kans dat hij dit gedrag opnieuw verricht toenemen, naarmate de huidige stimulussituatie meer lijkt op die uit het verleden’. Stimuluspropositie omdat ze aangeeft welke stimuli een bepaald gedrag zullen uitlokken. Voorbeeld: als iemand een goed resultaat haalt in een wedstrijd, kans neemt toe dat hij bij een volgende soortgelijke gelegenheid opnieuw deelneemt.

2. Succespropositie: ‘Hoe vaker iemands gedrag belonend is voor een ander, nadat deze een bepaalde handeling heeft verricht, des te vaker zal de ander deze handeling verrichten’. Succespropositie omdat ze aangeeft hoe dikwijls een gedrag succes moet hebben opdat de betrokkene dit gedrag in de toekomst opnieuw zal verrichten.

3. Waardepropositie: ‘Hoe waardevoller de beloning die het gedrag van een ander voor iemand betekent, hoe vaker hij een gedrag zal vertonen dat dit lonende gedrag van de ander uitlokt’. Waardepropositie omdat ze aangeeft dat de frequentie van een gedrag niet enkel bepaald wordt door de waarschijnlijkheid van de beloning maar ook door de waarde ervan. Voorbeeld: meedoen met lotto (grote waarde van de eventuele beloning)

4. Deprivatie verzadigingspropositie: ‘Hoe vaker iemand in het recente verleden een beloning heeft ontvangen, des te minder waardevol wordt voor hem iedere verdere eenheid van die beloning’. De waarde van beloningen is afhankelijk van het verzadigingspeil dat de persoon heeft bereikt. (Deze en vorige propositie leiden tot de conclusie dat de frequentie van een gedrag dat beloningen oplevert waarvan men verzadigd is, afneemt.

5. Frustratie agressiepropositie: ‘Als iemands handeling niet de beloning ontvangt die hij verwacht, of als iemand bestraffing ondergaat die hij niet verwacht, dan zal hij verontwaardigd zijn, en in een toestand van verontwaardiging worden de resultaten van agressief gedrag als lonend ervaren’. Frustratie agressiepropositie omdat zij aanduidt dat de kosten/beloningenschaal waarop het individu zijn calculus in het verleden baseerde, niet meer klopt.

→ Basisproposities gelden in de eerste plaats voor de directe ruil (zonder tussenpersonen). Homans erkent dat zijn ruiltheorie nog niet helemaal in staat is om complexe sociale verhoudingen doorzichtig te maken en te verklaren. Men kan pas overstappen van het eenvoudige naar het complexe als het eenvoudige is verklaard.

Homans beperkt zich in eerste instantie tot de eenvoudige vormen van directe ruil. Aan volgende voorwaarden moet worden voldaan:

1. Een ruilrelatie wordt aangegaan en bestendigd, indien de relatie voor beide personen een betere behoeftebevrediging met zich meebrengt dan wanneer de relatie niet zou zijn aangegaan. Basis van betrekkingen met anderen = eigenbelang

2.Elke individu bepaalt de prioriteit van zijn behoefte grotendeels zelf, hij treft in zichzelf voorkeuren aan die niet cultureel bepaald zijn.

3.Elk individu heeft idealiter een volledig overzicht van, en inzicht in, de gegevens van de situatie waarin hij zijn behoeften wil bevredigen. Hij verkeert in een toestand van volledige informatie.

4.Geen persoon of groep mag eenzijdig de condities bepalen waaronder de ruilverhoudingen worden aangegaan. Wanneer dat wel het geval zou zijn, zou er geen sprake meer zijn van een ruilverhouding.

5. Er lijkt bij Homans geen tegenstelling te bestaan tussen het individuele belang en het algemene belang. Indien iedereen, handelend op grond van eigenbelang, ruilrelaties aangaat met anderen, dan levert dat maatschappelijke systemen op waarin de individuele vrijheid en het geluk van iedereen optimaal is.

Lees meer...

De ruiltheorie van Homans

4.1 Bio- en bibliografische situering
Boston, 1910, studeerde Engelse letterkunde en daarna sociologie te Harvard.
eerste grote werk: English Villager of the Thirteenth Century: leunde aan bij functionalisme,
maar latere werk: krachtige afwijzing functionalisme
Hij stelt ook dat men het meest complex sociaal gedrag maar kan verklaren door het individu en de eenvoudigste sociale eenheden als uitgangspunt te nemen (↔ functionalisme)

In ‘social behavior, its elementary forms’ schetst hij een theoretische kader waarmee de elementaire interacties kunnen verklaard worden: de ruiltheorie. Hij laat zien hoe o.m. invloed, conformering, competitie, achting, rechtvaardigheid, autoriteit, gelijkheid en status kunnen verklaard worden als een specifieke vorm van sociale ruil.

Methodologie sociologie: een wetenschap kan maar een systematiek vertonen als de informatieverwerving doelbewust gericht is op de toetsing van bestaande basisproposities of op de formulering van nieuwe basisproposities.

4.2 Intellectuele situering

Tegen Parsons: Zet zich af tegen de overhaaste macrosociologische schema’s van de Parsonianen en van de meeste conflictsociologen. Volgens hem zijn zulke theorieën al tevreden wanneer ze een conceptueel schema hebben ontworpen. Algemene begrippen zoals ‘sociaal systeem’ of ‘klasse’ zijn volgens hem eerder illusoir.

→ Als de sociologie een wetenschap wil zijn, zal ze moeten vertrekken van elementair sociaal gedrag. Dus: het gedrag van individuele mensen in direct contact met elkaar. Pas daarna, wanneer eenmaal eenvoudige regelmatigheden zijn vastgesteld in de wijze waarop individuen op elkaar reageren,kan men generalisaties opstellen waarin deze eenvoudige regelmatigheden in een breder verhaal worden geplaatst. Zo kan, stapje voor stapje, een meer algemene theorie van de maatschappij worden opgebouwd.

Kritiek op Homans: simpele gedrag is doordrongen van allerlei soorten samenhangen, er bestaan geen eenvoudige d

Homans sluit zich liever aan bij de gedragspsychologie en de economie, zij steunen beide op kwantificeerbare waarnemingen en proberen een eenduidig verband te leggen tussen variabele omgevingsfactoren en het gedrag van individuen. Indien X dan Y. Hij zet zich sterk af tegen interpretatieve benaderingen (verstehen, introspectie, …). Beide disciplines zien ook sociaal gedrag als ‘een ruil van, al dan niet tastbare, activiteiten, die minder of meer beloningen of kosten kunnen opleveren, tussen ten minste twee personen’.

4.3 Basisbegrippen
Homans heeft getracht om de inzichten van het behaviorisme en de klassieke economie vruchtbaar te maken voor de sociologie. Hij ontleent een aantal basisbegrippen aan die disciplines en verruimt of specificeert ze om ze op de sociale werkelijkheid te kunnen toepassen.

  • Stimulus: element uit de omgeving waarop een organisme reageert met een handeling
  • Handeling: gedrag van een organisme gericht op het verkrijgen van beloningen en het vermijden van straffen.
  • Beloning: de eigenschap van een stimulus om de behoeften van een organisme te bevredigen.
  • Straf: de eigenschap van een stimulus om een organisme schade toe te brengen, te benadelen of de bevrediging van behoeften te verminderen.
  • Waarde: de hoeveelheid beloning die een stimulus bezig
  • Kosten: gemiste beloningen of gekregen straffen waarin een bepaalde handeling resulteert.
  • Perceptie: de capaciteit om beloningen en kosten waar te nemen en tegen elkaar af te wegen.
  • Verwachting: de kosten, straffen en beloningen die een organisme heeft leren associëren met een bepaalde stimulus.

→ Deze begrippen knopen rechtstreeks aan bij het mensbeeld van het behaviorisme en van de klassieke economie. De mens is een wezen dat beloning zoekt en straffen vermijdt, zijn gedrag is het gevolg van een calculus. Homans is geïnteresseerd in interactief gedrag waarbij het gedrag van het ene individu beïnvloed wordt door het gedrag van een ander.

Door de interactie op te vatten als gevolg van calculatie komt Homans tot het ruilbegrip. Mensen zijn voor elkaar bronnen van beloning en straf (proberen zoveel mogelijk beloningen te krijgen). Ze doen dit door het gedrag van anderen te beïnvloeden met behulp van de straffen en beloningen die ze zelf kunnen uitdelen. Deze beïnvloeding is wederzijds.

Lees meer...

De behavioristische psychologie

  • ‘Men komt al genoeg over de mens te weten als men nauwkeurig waarneemt hoe hij uitwendig reageert op waarneembare prikkels uit zijn omgeving (positivisme). Het is overbodig om te peilen naar het innerlijk van het menselijk bewustzijn. Vb. taal bestuderen: strot, mondbewegingen, .. observeren.
  • Mens is een dier. De studie van het dierlijk gedrag leert ons veel over de mens. Net als het dier is de mens een organisme dat reageert op wisselende externe prikkels en gegeven interne prikkels (voorkeuren). We willen pijn vermijden en gedrag opzoeken
  • Behavioristen houden ook vast aan een extern en intern determinisme.

Behavioristen zoals Watson en Skinner hebben vooral onderzoek gedaan naar het gedrag van dieren. ‘Skinner box’: proefopstelling waarmee Skinner het gedrag van witte muizen en duiven onderzocht. Aangenomen werd dat de gedragswetten die daar golden ook opgingen voor de mens!
Volgens behavioristen zijn dieren altijd uit op beloningen. Ze vertonen altijd het gedrag dat hun het meeste voordeel en het minste straf oplevert.

Economie en behavriorisme hebben grootste invloeden.

Lees meer...

De antropologie van Malinowski

Malinowski heeft opmerkelijke vorm van geïnstitutionaliseerde ruil waargenomen: ‘Kula ring’: De bewoners van verschillende eilanden ruilden armbanden en halsdoeken tegen elkaar, op een bijna ceremoniële wijze. Maar: iedere armband en halsdoek ging de hele kring van eilanden rond en kwam uiteindelijk terug bij het beginpunt. Deze ruil creëerde dus geen welvaart en bevredigde geen materiële behoeften. De ‘Kularuil’ vormde dus geen netwerk van materiële ruilrelaties, maar eerder van symbolische ruilrelaties. De Kularuil was de ceremoniële uitdrukking van de samenhorigheid van de bewoners van de verschillende eilanden, een soort verbond. Vorm van ruil die je niet economisch kan verklaren. Belangrijk: ruil bevredigt niet enkel individuele behoeften.

Malinowski dubbele betekenis voor de ruiltheorie:
1. Ze maakten de ruiltheoretici attent op het verschijnsel van de symbolische ruil. Mensen ruilen ook symbolen, voorstellingen, waarden, dus alles wat voor hen betekenis heeft.
2. De ruil bevredigt niet enkel individuele behoeften. Ze kan ook in functie staan van ‘sociale behoeften’ als sociale differentiatie, sociale integratie en solidariteit.
≈functionalistische standpunt, MAAR: in de ruiltheorie wordt gemeenschapsvorming altijd beschouwd als een neveneffect van individuele handelingen die ingegeven worden door individuele voorkeuren en individuele berekeningen. Dat de maatschappij zich aan ons voordoet als een immens levens wezen is het gevolg van gezichtsbedrog. In werkelijkheid zijn er alleen maar ruilende mensen.

‘Functie’ voor functionalisten zelfde als voor ruiltheoretici: de ‘bestaansvoorwaarde’ of de ‘behoefte’ van het sociale geheel, de behoefte van de individuele mens.

Lees meer...

De klassieke economie

Klassieke economisten zien mensen als wezens die er voortdurend op uit zijn maximale materiële voordelen te halen uit de transacties die ze met anderen aangaan op de markt. Als iedereen zijn individueel voordeel zoekt, dan worden we er allemaal beter van. Mensen hebben volgens hen ook een vrije toegang tot alle noodzakelijke informatie, zodat ze in staat zijn alle beschikbare alternatieven tegen elkaar af te wegen. Zo kunnen ze rationeel kiezen voor het alternatief dat de meeste baten oplevert. De individuele voorkeuren zijn gegeven. Je lust choco of niet. Eerst voorkeuren, daarna gedrag! Bvb in culturen eet men spinnen. Je kan zeggen dat dit aangeleerd is, maar niet volgens deze theorie! Spinnen lusten is een individuele voorkeur. Concurrentie s goed, iedereen wordt er beter van. Ze maken altijd een rationele keuze : wikken en wegen van positieve en negatieve puntjes.
→ Voorstelling van de mens als rationele, individuele homo economicus komt nog maar zelden voor.
→ Ruiltheoretici weten dit, maar menen dat de basisnoties van de klassieke economisten aangepast kunnen worden en zo voor de sociologische theorie van belang blijven:

1. Het is waar dat mensen niet constant bezig zijn met de maximalisering van hun ‘winsten’. Maar ze hebben wel de neiging om uit de omgang met anderen een zeker voordeel te halen.
2. Het is waar dat mensen niet volledig rationeel zijn, maar dat neemt niet weg dat ze toch vaak afwegen welke de kosten en de baten zijn van de sociale interacties waarin ze verwikkeld zijn.
3. Mensen beschikken niet over perfecte informatie over de beschikbare alternatieven, maar zijn gewoonlijk wel op de hoogte van ten minste enkele alternatieven en van een aantal kosten en baten die eraan verbonden zijn.
4. Dat de mensen onder druk staan van externe omstandigheden en soms handelwijzen moeten volgen die hun zijn opgelegd, neemt niet weg dat ze binnen de grenzen die hun gelaten worden met elkaar in concurrentie zullen treden.

5. Er kan geen twijfel over bestaan dat de individuele behoeften en drijfveren gevormd worden onder de invloed van andere mensen. Maar de voorkeuren van mensen hebben toch altijd een individuele grondslag, anders zouden mensen in identieke omstandigheden ook identieke voorkeuren hebben, wat niet het geval is.

Invloed van de economie op methodologisch ideaal van de ruiltheorie: Trapsgewijze opbouw van eenvoudige naar complexe onderdelen van een theorie gebeurt heel doelbewust.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen