Menu

Verklaring voor de fundamentele attributiefout

REDEN 1:

  • Wanneer we het gedrag van een persoon willen verklaren, ligt onze aandacht vooral bij de persoon en niet bij de situatie. De situationele oorzaken van iemand anders’ gedrag zijn dikwijls onzichtbaar voor ons.
  • = perceptuele salliëntie: het ogenschijnlijke belang van de informatie waarop mensen hun aandacht gericht hebben.

Demonstratie invloed salliëntie: onderzoek Taylor & Fiske

  • Inhoud: Twee pseudo proefpersonen voeren een ingestudeerd gesprek. Zes proefpersonen observeren vanuit drie soorten observaties (schuin achter persoon B (beter zich op persoon A), schuin achter A (beter zicht op persoon B) of even goed zicht op persoon A als op persoon B).
  • O.V.: positie die ze innemen tov de 2 sprekers
  • A.V.: beoordeling wie het meeste inbreng heeft in het gesprek
  • Resultaat:

Degene die je het best kan zien, heeft volgens jou meer inspraak in het gesprek. Wat je ziet, daar gaan ook je bewuste en automatisch processen over. Wat je niet ziet, daar denk je niet over.

  • We richten onze aandacht meer op de personen dan op de situatie

REDEN 2:

  • We ankeren onze attributie op de perceptuele salliëntie van de persoon en daarna passen we dat anker onvoldoende aan. We gebruiken het middelpunt van onze aandacht als beginpunt.
  • Bijvoorbeeld: experiment Jones & Harris (essay Castro) onvoldoende aanpassing van het standpunt in de essay.
Lees meer...

De correspondence bias: mensen als persoonlijkheidspsychologen

De fundamentele attributiefout = correspondence bias

= neiging tot de gevolgtrekking dat iemands gedrag overeenkomt met zijn of haar persoonlijkheid. Causale attributie wordt relatief meer intern dan objectief gerechtvaardigd, de interne/dispositionele factoren worden overschat en de rol van de situationele factoren worden onderschat.

Onderzoek Jones & Harris

  • Opdracht: Studenten moesten een essay lezen dat geschreven was door een medestudent. Die essay was ofwel voor of tegen het bewind van Fidel Castro. Vervolgens moesten de studenten raden hoe de auteur van de essay werkelijk tegen Fidel Castro aankeek. In de ene conditie hadden de onderzoekers gezegd dat de auteur zelf kon bepalen welk standpunt hij innam. In een andere conditie kregen de studenten te horen dat de auteur het standpunt toegewezen had gekregen als deelnemer van een debat.
  • O.V.: Pro of contra Castro + vrije keuze of niet
  • A.V.: beoordeling van de attitude van de auteur
  • Resultaat:

De studenten waar ze tegen hadden verteld dat de persoon een keuze had kozen ervoor dat het standpunt in de essay ook het persoonlijke standpunt was van de student = logisch

De studenten waar ze tegen hadden verteld dat de auteur geen eigen keuze had kozen er meestal toch ook voor om het standpunt in de essay ook toe te wijzen aan de persoonlijke mening van de auteur. = niet logisch WANT mensen die denken dat het geschreven is in opdracht van een onderzoeker dus je kunt er rationeel gezien niets uit afleiden: de lijn ligt vlak (je kan niet weten of de persoon pro of contra is)

Lees meer...

Covariatiemodel

Covariatiemodel = veronderstelt dat mensen bij bewuste attributie nadenken over verschillende instanties van dat gedrag (op verschillende momenten, in verschillende situaties)

Interne attributie: lage consensus en distinctie, hoge consistentie

Externe attributie : hoge consensus, distinctie en consistentie

Geen uitsluitsel bij lage consistentie, we concluderen dat er iets bijzonders aan de hand is.

Uit studies blijkt dat :

1) mensen maken minder gebruik van informatie over consensus. Bij het vormen van attributies vertrouwen ze vooral op informatie over consistentie en kenmerkendheid.

2) Als mensen niet beschikken over alle benodigde informatie  mensen voeren het attributieproces uit met de informatie waarover ze wel beschikken en maken hun eigen gevolgtrekkingen over de ontbrekende data indien nodig.

Lees meer...

3 soorten informatie die we onderzoeken bij co-variatie:

1) Consensus: de mate waarin andere reageren op dezelfde stimulus

Schreeuwen anderen op het werk ook zo tegen persoon x?

2) Distinctie: mate waarin de actor op verschillende manieren aggeert tegen ander stimuli. Maakt de baas ook vernederende opmerkingen tegen andere personeelsleden?

3) Consistentie: is het gedrag al veel keren voorgevallen? Schreeuwt de baas regelmatig tegen persoon x?

Bijvoorbeeld: werkgever vliegt uit tegen een werknemer

Lees meer...

De aard van het attributieproces (Heider)

Attributietheorie = beschrijving van de manier waarop mensen de oorzaken van hun eigen en andermans gedrag verklaren

Volgens Heider: mensen zijn eigenlijk naïeve psychologen en achterhalen zelf de oorzaken van gedrag zoals een wetenschapper zou doen.

Dichotomie in verklaringen van gedragingen:

1) Interne attributie: iemand gedraagt zich op een bepaalde manier omdat die persoon zo is (een trek, een attitude,…). Iedereen die zo is, zou zich zo gedragen.

2) Externe attributie: iemand gedraagt zich op een bepaalde manier omdat die persoon zich in een bepaalde situatie bevindt. Elk individu zou zich in die situatie zo gedragen.

Mensen hebben een voorkeur voor interne attributies boven externe attributies. We zijn perceptueel gefocust op mensen, zij zijn het die we opmerken, terwijl we de situatie, die dikwijls moeilijk te zien en te beschrijven is, over het hoofd zien.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen