Menu

Item gefilterd op datum: december 2012

IJzer

IJzer komt voor als tweewaardig ion: Fe2+ (ferro) en als driewaardig ion: Fe3+(ferri). IJzer is een stof die heel erg gemakkelijk een elektron opneemt en afstaat. Daarom is het belangrijk als katalysator in veel processen en zijn er veel enzymen met een ijzergroep. IJzer is natuurlijk ook heel erg belangrijk bij zuurstoftransport. IJzer zit in het midden van de heammolecuul in hemoglobine. Het ijzermolecuul in heam is tweewaardig, anders kan er geen zuurstof gebonden worden. Hemoglobine met driewaardig ijzer is dus niet functioneel en heet met-hemoglobine. In een gezond lichaam is tussen de 3000 mg en 4000 mg ijzer aanwezig. Het meeste in erytrocyten. Als er ijzer “over” is, wordt het opgeslagen in hepatocyten, spieren en het MPS (mononucleaire fagocyten systeem).

Lees meer...

Erythropoiese

Erythropoiese, de aanmaak van rode bloedcellen, vindt plaats in het beenmerg. Bij de foetus wordt ook in de lever erytrocyten gemaakt. Voordat er een erytrocyt is, worden er een aantal stadia doorlopen. Bij de basofiele erythroblast is de kern klein, waardoor chromatine niet kan spreiden. Er vindt vanaf dan geen celdeling meer plaats. De late, polychromatofiele erythroblast gaat hemoglobine aanmaken. Onder een microscoop is dan een roodkleurig cytoplasma te zien. Het proces wordt gereguleerd door het hormoon erytropoëtine (EPO), gemaakt in de nier en wordt beïnvloed door de zuurstofspanning. EPO heeft invloed op de cellen die de pro-erytroblast voorgaan. Dit zijn bfu en cfu, dus de precursors.

Lees meer...

Stoornissen in de regulatie

Bij stoornissen in de regulatie kan er hypertensie of hypotensie ontstaan.

Hypertensie ontstaat als de CO stijgt, door sporten bijvoorbeeld en/of als de perifere weerstand
toeneemt, bijvoorbeeld bij nierinsufficiëntie. Essentiële hypertensie: multifactoriële, nieteenduidige

oorzaak (genetisch, foetaal, omgevingsfactoren (o.a. overgewicht, alcohol, natriumrijk
dieet, stress), humoraal, diabetes). Secundaire hypertensie: specifieke, mogelijk behandelbare
oorzaak. Een hoge BD verhoogd de kans op cardiovasculaire ziekten enorm. Er is ook een
samenhang met de risicofactoren (roken, cholesterol, obesitas, diabetes, alcohol, enz.)

De behandeling van hypertensie is afhankelijk van de aanwezige risicofactoren en de mate van

  • hypertensie.
  • Hypotensie ontstaat soms bij hartfalen, want dan daalt de cardiac output. Bij een bacteriële shock
  • daalt de TPR waardoor de bloeddruk daalt.
  • Andere stoornissen in de regulatie zijn:
  • Bloeding : ECV daalt.
  • Drophypertensie : in drop zit glycyrrhizinezuur, dit remt de omzetten van cortisol in zijn
  • metaboliet. Cortisol bindt nu aan receptoren en doet nu de werking van aldosteron na, het
  • lijkt alsof het RAAS actief is.
  • Baroreceptor-dysfunctie : geen korte termijn correcties.
  • Renovasculaire hypertensie : Bij iemand met 1 nier en in de andere renale arterie zit een
  • stenose, dan gaat naar die nier minder bloed, is de druk en de GFR laag en wordt er renine
  • afgegeven. Het RAAS is nu actief, dus stijgt de bloeddruk. De GFR normaliseert en RAASactiviteit
  • neemt af, maar er is wel 'volume' hypertensie.
  • Als iemand 2 nieren heeft, waarvan een een stenose heeft dan zal die met stenose het
  • RAAS selectedren. De andere nier merkt echter een verhoogde druk en gaat veel water
  • uitscheiden. RAAS is echter effectiever en 'wint' van de normale nier. Er ontstaat
  • hypertensie.
  • Hypertensie bij chronische nierinsufficiëntie : verhoogd ECV en veel renine.
  • Orthostatische hypotensie : als iemand snel opstaat wordt de veneuze return verlaagd door
  • de zwaartekracht. Dit verlaagd de cardiac output, dus heeft iemand tijdelijk hypotensie. Er
  • gaat weinig bloed naar de hersenen waardoor iemand duizelig wordt, zwart voor de ogen
  • of flauwvalt.
  • Zwangerschap : in de tweede helft van de zwangerschap kan er zwangerschapshypertensie
  • ontstaan. Oorzaak is niet bekend. De placenta wordt nu minder goed doorbloed, waardoor
  • de foetus achterblijft in groei. Daarnaast kan het lever- en nierschade geven. Ernstige
  • hypertensie bij zwangeren is pre-eclampsie, waarbij er proeteinurie is. Dit kan overgaan in
  • eclampsie, een zeer ernstige en gevaarlijke aandoening. Iemand krijgt het HELLP-syndroom
  • (Hemolyse, Elevated Liver enzymes, Low Platlets) en er is kans op convulsies, icterus,
  • cerebraal of pulmonaal oedeem en foetaal overlijden.
  • Ziekte van Conn : hyperproductie van aldosteron. Verwijderen van één bijnier is een goed
  • werkende therapie.
  • Ziekte van Cushing : te veel cortisol, doet aldosteron na.
  • Feyoadrenocytoom : kanker waardoor er te veel Na en A gemaakt wordt, daardoor
  • orthosympathische effecten.
  • Medicamenteuze behandelingen:
  • ACE-remmer : angiotensine I niet omgezet in Ang II, hierdoor het RAAS inactief. Normaal
  • zorgt Ang II voor vasoconstrictie, dit gebeurt nu niet. Kans op lage GFR waardoor er minder
  • nierwerking is.
  • Diureticum : ECV wordt kleiner. Kans op hypokalemie.
  • Bètablokker : CO gaat omlaag en de OS wordt geremd, waardoor er minder renine

afgegeven wordt.

Een andere behandeling van hypertensie wordt nu onderzocht. Daarbij worden warmtebronnen op
de arteria renalis geplaatst. De afferente zenuwen zijn niet functioneel bij veel warmte. Er worden
dan geen signalen vanuit de nieren naar de hersenen gestuurd. Hierdoor is er geen OS-activiteit
die de bloeddruk verhoogd.

Lees meer...

Osmoregulatie

De osmolaliteit (van het bloed) wordt geregeld door het aanpassen van de wateruitscheiding in de nieren. Het setpoint is 280-290 mOsmol/kg water, het wordt voornamelijk bepaald door natrium. De osmolaliteit wordt gemeten door osmoreceptoren. Veranderingen in osmolaliteit zorgen voor osmose waardoor het celmembraan rekt of krimpt, dit zorgt voor een signaal. Bij een hoge bloeddruk zullen de receptoren minder snel vuren (de drempelwaarde is dus hoger), dan bij een lage bloeddruk.

Lees meer...

RAAS

Het renine-angiotensinealdosteron systeem speelt een erg belangrijke rol bij de regulatie van de bloeddruk op langer termijn. Ang II is een sterke vasoconstrictivum (voor efferente vaten). Voordeel van RAAS is dat er veel vochtresorptie is, het nadeel is dat de osmolariteit steigt (zie osmoregulatie). Als gevolg van de activatie van het RAAS is er Na+- resorptie. Om natrium te kunnen resorberen zijn Na+-K+-pompen nodig en daardoor is er ook K+-secretie (dit is dus niet functioneel!).

Lees meer...

Rol van de nieren

De nieren spelen op drie manieren een rol bij de bloeddrukregulatie:

1. RAAS

2. Water- en zoutretentie of -afgifte

3. Sympathicus-activiteit

De eerste twee punten zijn het belangrijkst en deze zorgen voor het behoud van een constant ECV. Strechreceptoren in de atria helpen de nieren hierbij (zie schema).

Lees meer...

Baroreflex

De baroreflex is het belangrijkste regelmechanisme van de bloeddruk op korte termijn. Bij een daling van de bloeddruk, worden baroreceptoren geselectederd en wordt de orthosympathicus (OS) gestimuleerd en de parasympathicus (PS) geremd. Bij een stijging van de bloeddruk visa versa. Zie het schema.

De Vasalva-manoeuvre is een truc om de sympathische activiteit te onderzoeken. De patiënt moet dan met neus dicht tegen zijn vuist blazen, zonder dat er lucht ontsnapt.

Lees meer...

Bloeddruk

De formule voor de bloeddruk is afgeleidt uit de Wet van Ohm:

– Wet van Ohm: spanning = stroom x weerstand (U = I x R)

– Bloeddruk = hartminuutvolume x totale perifere weerstand (BD = CO x TPR)

De cardiac output wordt bepaald door het slagvolume (afhankelijk van bloedvolume (=ECV=effectief circulerend volume) en contractiliteit) en de hartfrequentie. De totale perifere weerstand wordt bepaald door de arteriolen en is afhankelijk van structurele factoren (bouw en stugheid van vaten) en functionele factoren (tijdelijke aanpassingen). De TPR wordt o.a. gereguleerd door endotheel. Bij een hoge bloeddruk is er namelijk een hoge shear stress waardoor er NO wordt afgegeven, dit zorgt voor dilatatie. Bij een lage bloeddruk geeft het endothee endotheline af en dit zorgt voor constrictie.

Gedurende een dag is er veel variatie in de bloeddruk. 's Nachts is de bloeddruk altijd lager, want de hartfrequentie ligt dan lager

Lees meer...

Anesthesie

Bij anesthesie is er een grote kans op onderkoeling. Dit komt vooral door de anesthetica, deze zorgen voor vasodilatatie in de periferie. Daar neemt de temperatuur toe, in de kern af. Ook zorgen spierverslappers dat iemand niet kan rillen. Het voordeel van een lage temperatuur bij een operatie is dat alle processen, en vooral ook ontsteking, langzamer verlopen.

Een patiënt wordt warm gehouden met isolatie en warme lucht die de longen in wordt geblazen.

Lees meer...

Koorts

Bij een ontsteking/infectie geven leukocyten pyrogenen af. Deze stoffen verhogen de Treferentie in de nucleus preopticus. De Tkern ligt onder de nieuwe referentiewaarde en daarom ervaart men kou. Daardoor ga je rillen, warmte opzoeken en krijg je stijve spieren. Na een tijdje is de referentiewaarde weer normaal, maar de Tkern is ondertussen verhoogd, hierdoor ga je zweten. De temperatuurschommelingen blijven totdat er geen pyrogenen meer aanwezig zijn. Anti-pyretica remmen de synthese van endogene pyrogenen of ze grijpen aan in de nucleus preopticus.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen