Menu

Item gefilterd op datum: december 2012

Infuus

Bij een infuus is er sprake van 0e orde opname en vaak een 1e orde eliminatie. Bij een Oe orde opname is de opnamesnelheid Ko gelijk aan Rinf (toendieningssnelheid). Bij een infuus zal er na 4 à 5 keer de halfwaardetijd de steady state bereikt worden. Dit is een constante concentratie in het bloed. Als de T½ heel groot is, zal de steady state niet bereikt worden in een korte tijd. Bij een verslechterde nierfunctie wordt bijvoorbeeld de T½ groter. Css = Rinf/CL

Lees meer...

Eliminatie

Een 0e orde eliminatie is constant en onafhankelijk van de concentratie. In een concentratie-tijd curve is dit te zien als een lineaire grafiek. Dit kan omgezet worden in een log C-t curve. Deze is negatief exponentieel.

Een 1e orde eliminatie is constant en afhankelijk van de concentratie. In een concentratie-tijd curve is dit te zien als een negatief exponentiële grafiek. Dit kan omgezet worden in een log C-t curve. Deze is lineair en de helling is gelijk aan de Ke.

Lees meer...

Eliminatie ratio

Het ER zegt iets over hoe makkelijk een stof geklaard wordt. Er zijn 'low clearence drugs' met een ER < 0,3 en 'high clearence drugs' met een ER > 0,6.

Lees meer...

Verdelingsvolume

Het verdelingsvolume is de hoeveelheid bloed die nodig zou zijn om de dosis kwijt te kunnen in de huidige plasmaconcentratie. Er zit namelijk ook farmacon in weefsel. Het Vd kan verschillen tussen personen, door vetpercentage of interactie met een ander geneesmiddel. Een klein Vd betekent dat er veel in het plasma zit. Bij een groot Vd zit het middel veel in weefsels

Lees meer...

Concentratie-tijd relatie

Belangrijke begrippen met betrekking tot concentratie-tijd relatie van een farmacon zijn MEC en MTC. MEC is de minimale effectieve concentratie, de concentratie nodig op een therapeutisch effect te hebben. MTC is de minimale toxische concentratie, hierbij is de concentratie giftig. Daartussen ligt de therapeutische marge (niet verwarren met therapeutische breedt; zie farmacodynamiek).

Lees meer...

Farmacokinetiek

De farmacokinetiek houdt zich bezig met wat het lichaam doet met het farmacon. ADME (absorptie, distributie, metabolisme, excretie) staan centraal. Er wordt veel gekeken naar de concentratie-tijd relatie van een farmacon om zo de optimale dosering te bepalen.

Lees meer...

Hemochromatose

Hemochromatose is een overschot aan ijzer in het lichaam. Er is hereditiare en secundaire hemochromatose. Hereditiar: er wordt chronisch teveel ijzer opgenomen uit het voedsel:

– Mutatie van HFE-gen (meest voorkomend), geeft een tekort aan hepcidine

– Andere genetische afwijkingen Secundair: ijzeroverschot dit ten gevolgen is van een andere ziekte:

– Extra- en intramedullaire hemolyse

– Erytrocytentransfusies

– Niet-geïndiceerde ijzertherapie

Overtollig ijzer slaat neer, in eerste instantie in de lever. Daarna ook in de pancreas, huid, gewrichten, spieren, schildklier en het hart. Daar beschadigd het het orgaan, er treedt functie verlies op.

Kenmerken: gevoel van zwakte, pijn en zwelling van gewrichten, bruine verkleuringen op de huid, gewichtsverlies, buikpijn, leververgroting, miltzwelling, diabetes, libidoverlies, impotentie, vatbaarheid voor infecties, hartfalen, geelzucht en slokdarmbloeddingen.

Hemochromatose wordt behandeld met aderlatingen, als het Hb-gehalte goed is (dus niet bij anemie!). Een andere behandeling is injecties met ijzerchelator. De enige gebruikte ijzerchelator is deferoxamine (Desferal). Deferoxamine bindt ijzer en wordt dat uitgescheiden met gal of de nieren.

Lees meer...

Ijzergebrek

Ijzergebrek zorgt voor anemie, microcytaire hypochromische anemie. In de niet-westerse wereld ontstaat de deficiëntie vooral door de mijnworm, die bloedingen in de dunne darm veroorzaken. In westerse landen komt ijzergebrek voor bij jonge kinderen (door snelle groei), zwangeren (ijzer nodig voor foetus), lactovegetariërs en sociaal zwakke bevolkingsgroepen. Kenmerken: moeheid, bleek gelaat, energiegebrek, algehele malaise. Soms pijnlijke tong, slikklachten en nagelafwijkingen. Het bloedbeeld laat kleine erytrocyten zien en er is een laag Hbgehalte.

De deficiëntie kan worden behandeld met ijzertabletten of -drankjes. Als het probleem ligt bij de opname, moet ijzer geïnjecteerd worden.

Lees meer...

IJzer en afweer

Bacteriën hebben ijzer nodig om te leven.

Transferrine speelt een rol bij de niet-specifieke afweer. Niet-verzadigd transferrine gaat met succes de competitie aan met bacteriën, het heeft een bacteriostatisch effect. Het eiwit lactoferrine heeft nog een veel sterker bacteriostatisch effect, want het heeft een zeer hoge affiniteit voor ijzer en het is ook werkzaam bij een lage pH. Lactoferrine komt voor in (moeder)melk, zweet, traanvocht, slijm, speeksel, gal en intestinale en urogenitale secreten. Ook zit het in de granula van neutrofiele granulocyten. De neutrofielen zorgen zo voor veel lactoferrine bij een infectie.

Als laatste is er bij een ontsteking ook een verschuiving van de ijzervoorraad. Vanuit het bloed wordt het opgenomen in het MPS, waaruit het moeilijk te mobiliseren is.

Lees meer...

IJzermetabolisme

Ijzer wordt in het duodenum opgenomen. In voedsel zit veel ijzer, voornamelijk in de driewaardige vorm. Het kan echter alleen als tweewaardig ijzer opgenomen worden, want Fe3+ is niet wateroplosbaar en slaat neer. Daarom zit er in op enterocyten enzymen, reductases, die Fe3+ omzetten in Fe2+. Dit kan ook door vitamine C gedaan worden, vitamine C is een reductor. In vlees zit bloed en dus heam met Fe2+, dit kan met heam en al worden opgenomen.

Fe2+ komt de enterocyt binnen via DMT-kanalen. Andere cellen komt het alleen binnen als het gebonden is aan transferrine. Transferrine bindt aan zijn receptor en dan is er 'receptor gemedieerde endocytose'. In het opgenomen vesikel wordt de pH verlaagd, het ijzer laat los en gaat naar mitochondriën. De transferrine-receptor-complex wordt weer op het celmembraan geplaatst en transferrine laat los.

Om een cel te verlaten moet er ferroportine aanwezig zijn, dit zijn ijzerkanalen. De stof hepcidine kan ferroportine blokkeren, waardoor er geen ijzer vrij in de bloedbaan komt. Hepcidine wordt in hepatocyten aangemaakt als deze veel ijzer aangeboden krijgen.

Transferrine brengt het ijzer naar verschillende cellen. Het belangrijkst is ijzer in de erythropoiese.

2000 mg zit in de erytrocyten die in het beenmerg aangemaakt worden. Transferrine is een glycoproteïne dat 2 specifieke bindingsplaatsen heeft en dus verzadigd is als het 2 Fe2+ gebonden heeft. Het heeft een hoge affiniteit bij een neutrale pH.

In cellen zelf moet ijzer ook gebonden zijn. Hiervoor is ferritine, een bolvormig eiwit dat bestaat uit 24 subunits. Bij ontstekingsprocessen, auto-immuunziekten en kanker wordt er meer ferritine aangemaakt. Deze hebben meer zware subunits. De eiwitmantel kan een beetje beschadigd raken, hierdoor ontstaan er grote, onoplosbare complexen die hemosiderine heten. Ferritine zit ook in het plasma en de hoeveelheid correleert met de intracellulaire hoeveelheid. Hiermee kan een goede schatting gemaakt worden van de hoeveelheid ijzer in het lichaam.

De hoeveelheid ijzer in een cel wordt geregeld met het iron-responsive factor (IRF). IRF is een stof dat aan mRNA kan binden. Zie het schema.

Uitscheiding is niet gereguleerd. Per dag verliest iemand 1 mg, o.a. door afsterven van enterocyten en andere cellen waar ijzer in zit. Bij een menstruatie verliest een vrouw 30 mg ijzer, daarom moeten vrouwen die menstrueren per dag 2 mg ijzer opnemen.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen