Item gefilterd op datum: mei 2014

Beschrijft 4 soorten types attitudes

1. Knowledge function theory – serves to structure and organize information (simplify the world)
2. Value-Expressive Function – communicates important beliefs
3. Ego-defensive function – helps consumers feel safe and secure about themselfs
4. Adjustment Functions - helps consumers approach pleasure and avoid pain quickly and efficiently

Manieren om te overtuigen/attitudes te veranderen:

1. Informatie en feiten, 2. Afbeeldingen, 3. Autoriteit en angstvoorbeelden, 4. Hedonic (pleasure and pain).

Toepassingen: Van een roker (adjustment function) zijn attitude veranderen door gele tanden te laten zien (value-expressive).

Dit zijn theorieën die verklaren waarom consument vaak zeer consistent zijn in hun manier van denken

De Maslow piramide gesimpliceerd tot: 1. Power, 2. Affiliation (betrokkenheid), 3. Achievement

Bouwt voor op de Maslow piramide, door een verschil tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie te maken.

Intrinsic Motivation

pursuing an activity for it’s own sake. Is het hoogste als autonomie, belongingness en competentie (ABC) hoog zijn. Intrinsieke motivatie is belangrijk, aangezien de resultaten hiervan vaak hoger zijn (creatiever op werk, meer sales, etc.).

Extrinsic Motivation pursuing an activity in order to receive a reward.

Drive theory: Mensen hebben bepaalde fysiologische behoeftes. Als deze niet vervuld worden, is er een energiebron, genoemd drive, die er voor wilt zorgen dat deze behoeftes vervuld worden. Maslow suggereerde dat er meerder niveau’s behoeftes zijn. Wanneer een niveau bereikt is, ga je pas naar het volgende niveau.

Motivatie ontstaat wanneer een need (behoefte) vervuld moet worden. Een need ontstaat als de current state niet overeenkomt met de gewenste state.

• Need arrousal: het bewust worden/alert ervan worden dat je behoeftes hebt. Bijv. dat je honger krijgt. Dit gebeurt via 3 routes: psychologisch, emotioneel, cognitief.
• Doel: Als een need arroused is, komt er een spanning die deze need wilt vervullen. Er wordt een doel gevormd. De spanning heet de ‘drive’.
• Valuation effect: Bijv. als een consument honger heeft, waarderen ze eten als meer gewenst dan non-food producten (deze krijgen het devaluation effect). Zelfs geld krijgt dat het devaluation effect. Dus als je honger hebt, is geld minder belangrijk, daarom betalen mensen belachelijke bedragen voor eten in pretparken.

Motivaties beïnvloeden ook de richting van gedrag:

• Approach: bewegen naar een gewenst object/uitkomst
• Avoidance: af bewegen van een ongewenst object/uitkomst

Motivatie: de kracht die ervoor zorgt dat je iets doet en de onderliggende basis is van al het gedrag.

Emotie: iemands affectie en arrousal

2x2 Design + Controle conditie
• Incentive Value: hoog (melkchocolade, beloning) vs. laag (sojachocolade, geen beloning)
• Satiatie (is ongeveer verzadiging): hoog (onverwachte $) vs. laag (geen $)

Als iets wordt verteld dat niet waar is, kan het naar verloop van tijd toch als waar beschouwd worden.

Je moet een bericht op een juiste manier communiceren om deze over te laten komen. Wil je expert bronnen gebruiken, moet de boodschap complex zijn. Maar bij aantrekkelijke bronnen, moet de boodschap simpel zijn, etc. Algemeen A = R (1-CA) (attitudes = waarschijnlijkheid van begrijpen * (1-tegenargumenten))