Menu

Item gefilterd op datum: mei 2014

geslachtsrollen

de gedragingen, interesses, attitudes, vaardigheden en persoonlijkheidstrekken die door een cultuur als vrouwelijk of mannelijk worden bestempeld.

Lees meer...

Sekse verschillen

zijn de psychologische en gedragsmatige verschillen tussen mannen en vrouwen, dus niet de lichamelijke verschillen. Sekse verschillen komen onder andere tot stand door verschillende ervaringen en sociale verwachting waar zowel jongens als meisjes vanaf jonge leeftijd mee te maken krijgen.

Lees meer...

eigenwaarde

het zelfevaluatieve deel van het zelfconcept. Het oordeel dat een kind velt over zijn eigen algemene waarde. Het gevoel van eigenwaarde is niet echt gebaseerd op een realistische waardering, tot de verschuiving in de leeftijd van vijf tot zeven plaatsvindt.

Wanneer het gevoel van eigenwaarde hoog is, is een kind gemotiveerd om dingen te bereiken. Wanneer een kind leert dat eigenwaarde afhankelijk is van succes, kan dit leiden tot een gevoel van hulpeloosheid. Deze kinderen zullen dingen niet proberen, wanneer zij denken dat het niet zal lukken. Kinderen die hun eigenwaarde niet laten afhangen van succes, zullen falen of teleurstelling toeschrijven aan externe factoren of beter hun best doen.

Emoties.

kleine kinderen kunnen al wel over hun emoties praten, maar hebben nog geen volledig begrip van zelfgerichte emoties zoals schaamte en trots. Daarnaast hebben zij moeite met tegenstrijdige emoties die tegelijk plaatsvinden. Het kunnen voelen van zelfgerichte emoties ontwikkelt zich tegelijk met het zelfbewustzijn, zo aan het einde van het derde jaar. Het herkennen van deze emoties en het begrijpen waar ze vandaan komen is pas volledig ontwikkelt tegen de tijd dat een kind acht jaar is. Het leren omgaan met tegenstrijdige emoties is de kern van de derde fase van persoonlijkheidsontwikkeling volgens Erikson. In deze fase staat initiatief vs. Schuld centraal.

Kinderen die leren omgaan met deze tegenstrijdige driften, ontwikkelen de deugd doelgerichtheid.

Lees meer...

representaties

geïsoleerde, eendimensionale items. De gedachten zijn alles-of-niets gedachten.

- rond de leeftijd van vijf á zes volgt de volgende stap en zijn kinderen in staat het ene aspect van zichzelf te verbinden aan een ander aspect. Deze fase heeft representational mapping: het aanbrengen van logische verbindingen tussen delen van zijn zelfbeeld.

- de derde stap, het respresentational system, vind pas plaats in het midden van de kindertijd. Kinderen integreren specifieke kenmerken van zichzelf in een algemeen, multidimensionaal concept.

Lees meer...

Intelligentie.

De twee meest gebruikte intelligentietests bij kinderen zijn de Stanford-Binet intelligentietest en de Wechsler Preschool and Primary Scale of Intelligence (WPPSI-III). De

Stanford-Binet test is de Amerikaanse versie van de originele Binet-Simon test, de eerst ontwikkelde intelligentietest. Deze test is geschikt voor kinderen vanaf twee jaar en meet het vloeiend redeneren, de kennis, het kwantitatief redeneren, visuo-ruimtelijke verwerking en het werkgeheugen. Sinds 2003 bevat deze test ook een non-verbale component. De WPPSI-III heeft aparte meetniveaus voor kinderen van 2,5 tot 4 jaar en kinderen van 4 tot 7 jaar. Deze test onderzoekt zowel verbaal als non-verbaal het vloeiend redeneren, het begrip en de expressie van taal en de verwerkingssnelheid.

Intelligentiequotiënt (IQ): geen vaststaand getal welke is aangeboren maar een meting van hoe goed een kind bepaalde taken kan doen in vergelijking met anderen van de zelfde leeftijd. De prestatie van een kind op een IQ-test wordt beïnvloed door omgevingsfactoren.

Volgens Vygotsky leren kinderen door het internaliseren van de resultaten uit interacties met volwassenen. Dit interactieve leren is het meest effectief waar het gaat om kinderen te helpen de zone van dichtbije ontwikkeling (ZPD) te doorkruisen. Hiermee wordt het gat bedoeld tussen wat een kind reeds kan en wat het nog net niet zelfstandig kan bereiken. De ZPD kan worden gemeten aan de hand van dynamische tests. Naar de theorie van Vygotsky wordt ook wel verwezen met het begrip scaffolding; zolang een kind een bepaalde vaardigheid nog niet in zijn geheel beheerst, fungeert de oduer als een soort van steiger van waar het kind zich verder kan ontwikkelen. Wanneer het kind zich dusdanig heeft ontwikkelt dat het de vaardigheid zelfstandig kan uitvoeren is de steiger niet langer nodig. taalontwikkeling. de woordenschat van kinderen breidt zich snel uit vanaf de leeftijd van drie jaar. Zij zijn steeds beter in staat de betekenis van woorden te achterhalen nadat zij het slecht één of twee keer hebben gehoord. Dit wordt aangeduid als fast mapping. Ook het grammaticale begrip ontwikkeld zich steeds meer vanaf de leeftijd van drie jaar. Tegen de tijd dat een kind vijf á zeven jaar is, is de manier van praten te vergelijkjen met die van volwassenen. Pragmatisme: de praktische kennis over het gebruik van taal als communicatiemiddel.

Hiermee ontwikkelt zich ook de sociale spraak.

privé spraak: het tegen zichzelf praten zonder de intentie te communiceren met anderen, komt vaak voor tijdens de kindertijd. Piaget zag privé spraak als een teken van cognitieve onvolwassenheid. Vygotsky daarentegen zag privé spraak als een speciale vorm van communicatie, namelijk de conversatie met zichzelf. emergent literacy: de ontwikkeling van vaardigheden die nodig zijn voor het kunnen lezen en schrijven. Deze kan in twee types verdeeld worden: 1) monderlinge taalvaardigheden en 2) specifieke fonologische vaardigheden. Sociale interactie is een belangrijke factor om dit te bereiken (voorlezen, educatieve televisie).

Lees meer...

Sociale interactiemodel

gaat ervan uit dat kinderen in samenwerking met ouders of andere volwassenen hun autobiografische herinneringen vormen wanneer zij hierover praten. Dit model is afgeleid van de socioculturele theorie van Vygotsky.

Lees meer...

autobiografisch geheugen

dit zijn de herinneringen die iemands levensgeschiedenis opmaken. Deze herinneringen zijn specifiek en langdurend en ontwikkelt zich rond het derde a vierde levensjaar.

De tijd dat een herinnering in het geheugen van een kind blijft is afhankelijk van meerde factoren. Ten eerste de uniekheid van een gebeurtenis, ten tweede de actieve betrokkenheid van het kind. Als laatste is het van belang dat de ouders van het kind over de gebeurtenis praten.

Lees meer...

episodisch geheugen

hierbij gaat het om de vaardigheid een bepaald incident te kunnen herinneren, welke zich op een specifieke tijd en plaats heeft afgespeeld. Bij jonge kinderen duurt deze herinnering kort en verdwijnt indien het niet vaak wordt herhaald.

Lees meer...

algemeen geheugen

dit ontwikkelt zich rond de leeftijd van twee jaar en produceert een script voor herkenbare, steeds terugkerende gebeurtenissen zonder details over tijd en plaats (bijv. fietsen).

Lees meer...

lange termijngeheugen

een opslagplaats met een ongelimiteerde capaciteit waar informatie voor langere tijd wordt vastgehouden. Het centrale uitvoeringssysteem zorgt voor een overgang van het werkgeheugen naar het lange termijngeheugen.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen