Menu

Zeer grote invloed van de neurologie

 Rationalisme
- onderscheidt zich van dieren door het verstand
- emoties: dierlijk
- René Descartes: ‘Ik denk, dus ik ben’

 Romantische visie

- emoties: puur natuur
- Jean-Jacques Rousseau

 Darwinistische visie
- emoties: vroeg ontstaan in de evolutie
- Charles Darwin

 Neurologische en biochemisch onderzoek
- sterke band tussen gevoelsmatig gedrag en de biologische processen

Lees meer...

Behoefteleer

1) Primaire biologische behoeften
= behoeften als honger, dorst, slaap, voortplanting, behoud van temperatuur

2) Bestaanszekerheid
= behoeften als veiligheid, bescherming, zekerheid, stabiliteit en orde

3) Sociale behoefte
= behoefte ergens bij te horen

4) Erkenning
= behoefte aan een portie waardering voor zichzelf, aan wat prestige, aan achting
5) Zelfontwikkeling
= streven naar zelfrealisering tracht het individu volledig te ontplooien

Aanpassing aan het oorspronkelijke model:
6) Cognitieve behoeften
= het nastreven van kennis, het opzoeken en het begrijpen van nieuwe dingen
7) Esthetische behoeften
= het opzoeken van het mooie in de wereld om ons heen

Op het einde van zijn leven voegde hij nog 8ste niveau toe
8) Niveau van de transcedentie
= het realiseren van zichzelf

Het nastreven van behoeften is niet een uitsluitend persoonlijke aangelegenheid. Het draag tevens bij tot de gemeenschap waartoe men behoort.

Lees meer...

Motivatietheorieën

Biologische invalshoek

Cognitieve invalshoek

•Instincttheorieën

•Drifttheorieën

•Cognitieve theorieën

•Behoefteleer

 Instincttheorieën
- Op zoek naar de basisinstincten van de mens
- Vertegenwoordiger: McDougall
hij trachtte de doelgerichtheid van het gedrag te verklaren door
een beroep te doen op het begrip instinct: een aangeboren
capaciteit

 Drifttheorieën
- Driften zijn gebaseerd op fysiologische toestanden van het organisme. Driften
zetten aan tot actie

- Vertegenwoordiger: Woodworth
hij probeerde inzicht te krijgen in de gedragsprocessen van de
mens en ging op zoek naar het hoe en waarom van het gedrag:
hij verving het begrip instinct oor het begrip drift

 Cognitieve theorieën
- Prettiger voelen als we ons doel bereiken

- Attributietheorie:

 Attributies: ideeën die mensen hebben over de oorzaken van bepaalde
gebeurtenissen

 Causale attributie: hoe personen gedrag oorzakelijk verklaren
(succes - mislukking)

Causale attributietheorie
- Intern-extern
= de oorzaak ligt binnen de persoon of buiten de persoon

- Stabiel-onstabiel
= de oorzaak kan gewijzigd worden of kan niet gewijzigd worden

- Controleerbaar-oncontroleerbaar
= de persoon kan de situatie al dan niet beheersen, heeft er al dan niet vat op

- Globaal-specifiek
= de oorzaak slaat op vrijwel alle situaties of op een specifieke situatie

 De fundamentele attributie
- mensen schrijven hun slagen en mislukken aan uiteenlopende concrete oozaken
toe

Bij onszelf

Bij anderen

Oorzaken van succes

Interne attributie
Bv. Hij kan dit duidelijk goed

Externe attributie
Bv. Hij heeft geluk gehad met de vragen

Oorzaken van falen

Externe attributie
Bv. Hij heeft gezegd dat we dit niet moesten kennen

Interne attributie
Bv. Het moest ervan komen, hij heeft helemaal niet gestudeerd

 Intrinsieke en extrinsieke motivatie
= de aard van de activiteit zelf ofwel in de gevolgen van het gedrag

- Intrinsieke motivatie
= Het doel van het gedrag ligt in de aard van de activiteit
als je het zelf leuk vind
Bv. Je traint je dagelijkse uurtjes in het zwembad, want je bent dol op zwemmen

- Extrinsieke motivatie
= Het doel van het gedrag ligt in de gevolgen van het gedrag
- als je een beloning krijgt
- als je iets vervelend wilt vermijden
- als je een waardering krijgt
- als je een toekomstperspectief wilt aanknopen
Bv. Je traint je dagelijkse uurtjes in het zwembad omdat je wil afvallen

- Vertegenwoordiger cognitieve theorieën: Kurt Lewin
Hij stelde vanuit het gedachtegoed een
verklaring op voor het aspiratieniveau = het
niveau dat het individu denkt te kunnen
bereiken
- Motivatieprobleem
= resultaat van een proces

Cirkelproces van Bergen:

1.Aspiratie (dit is mijn plan)

2.Werkhouding (vermijding of toenadering)

3.Toeschrijving of attributie (van succes of mislukking)

4.Gevoel (teleurstelling of tevredenheid)

5.Toekomstverwachting (ik kan dit goed/slecht)

Lees meer...

De doelgerichtheid van het gedrag

  • Soorten doelgerichtheid
     Vermijdingsgedrag
    - Passief vermijdingsgedrag
    Bv. Jannis stopt met studeren, ze denkt dat ze niet zal slagen
    - Actief vermijdingsgedrag
    Bv. Joris is zwak voor Frans en denkt niet te slagen, daarom neemt
    hij extra bijles

     Toenaderingsgedrag
    - Nastreven wat men niet heeft
    Bv. Mateo zet zich harder in dan vorig jaar, hij wil zeker slagen
    - Behouden wat men heeft
    Bv. Fleur had vorig jaar goede punten voor talen, ze leest nu met plezier
    haar Franse boeken.

Motivationele conflicten
 Het toenaderings-toenaderingconflict
= niet kunnen kiezen tussen twee leuke dingen
een conflict dat vrij makkelijk op te lossen is
Bv. Zou ik vanavond op stap gaan of zou ik een film kijken ?

 Het toenaderings-vermijdingsconflict
= Iets dat je heel graag wil, maar er is een negatief kantje aan
keuze tussen leuk en niet leuk
een conflict dat moeilijk op te lossen is
Bv. Bettina is een topmodel geworden en mag voor een shoot naar
Hongarijen, haar droom komt uit, maar ze heeft enorme vliegangst
en dat valt haar zwaar.

 Het vermijdings-vermijdingsconflict
= keuze tussen twee opties die beiden niet leuk zijn
een conflict dat moeilijk op te lossen is
Bv. Pieter weet dat hij een grote straf krijgt als hij zijn huiswerk niet
maakt, maar hij heeft echt geen zin om aan die stomme oefening te
beginnen

Lees meer...

Het zelfbeeld en de rol van de groep

Zelfbeeld = geheel van gedachten, ideeën en oordelen over jezelf  Wie ben ik?

  • Het sociale zelfbeeld
    Bv. Naoussa weet dat Korneel graag met haar praat wanneer het thuis weer fout
    ging, ze kan immers goed luisteren
  • Het emotionele zelfbeeld
    Bv. Marthe overloopt haar gevoelens bij haar laatste examens: ze studeert altijd
    erg hard, maar bij haar laatste mondeling examen sloeg de onzekerheid
    opnieuw toe.
  • Het cognitieve zelfbeeld
    Bv. Pieter haalt prima resultaten voor wiskunde en wetenschappen, hij wilt
    volgend jaar piloot studeren. Hij weet dat hij dit zeker moet aankunnen met
    zijn verstandelijke mogelijkheden.
  • Het fysieke zelfbeeld
    Bv. adolescenten hebben heel veel oog voor hun uiterlijk en voor dat van anderen
  • Het materiële zelfbeeld
    Bv. Griet vindt geld niet belangrijk


Informatiebronnen bij de opbouw van het zelfbeeld

  • Introspectie
    = het waarnemen van onze gevoelens en gedachten
    Bv. Selena voelt zich zelden ‘depri’
  • Zelfperceptie
    = het waarnemen van ons gedrag
    Bv. Na een glas water in één keer opgedronken te hebben zegt Noah verbaast te
    zijn van zichzelf
  • Looking glass self
    = de interpretatie van het gedrag van anderen die reageren op ons gedrag
    Bv. Kristof zijn beste vrienden vinden het tof dat hij zo goed kan luisteren,
    Kristof leert over zichzelf: ‘ik kan goed luisteren’

Autobiografische herinneringen
= herinneringen over ons verleden
Bv. Toen ik Angelo na al die jaren terugzag, merkte ik dat ik zijn kalme manier
van reageren in stresssituaties had overgenomen

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen