De inhoud van het nieuws
Gans ‘Deciding what’s news’:
- Onderzoek naar laatavondnieuws en naar belangrijke nieuwsmagazines (wat als nieuws werd beschouwd en wat niet)
Specifieke groepen van actoren en activiteiten domineren steeds
- Meer over individuen dan over groepen of sociale processen
- Belangrijke politieke figuren
- ‘onbekende’ individuen: vooral echte of vermeende overtreder van wetten en gebruiken
- Activiteiten:
- Regeringsbenoemingen, beslissingen en onenigheid, protesten, misdaden, schandalen en onderzoeken, rampen, traditie en innovatie, nationale ceremonies
- Veel activiteiten/nieuwsitems betrekking op ‘government, law and order’
- Internationaal nieuws wordt vaak vanuit een puur nationaal gezichtspunt gepresenteerd
Boone (1982):
- Nieuws wordt gekenmerkt door ‘verschraling’ op 4 gebieden:
- Thematische verschraling: nieuws handelt meestal over ‘ernstige’ zaken
- Vooral politieke, sociale en economische thema’s
- Negatieve gebeurtenissen
- Geografische verschraling: oververtegenwoordiging van geïndustrialiseerde landen en ondervertegenwoordiging van ontwikkelingslanden in het nieuws
- Nationaal nieuws meer aandacht dan buitenlands nieuws
- Personele verschraling: dominantie van bepaalde personen en groepen
- Vooral politieke, economisch-financiële, culturele en wetenschappelijke elites
- Sterke posities in maatschappij (man, blank, zekere leeftijd, degelijke socio-economische achtergrond) krijgen meer aandacht
- Journalistieke verschraling: natuurlijke of technische beperkingen die verband houden met de productie van het nieuws
Fauconnier (1990):
- Maatschappelijke verschraling: minderheden, alternatieve groepen komen minder aan bod.
Toch ook typische ‘mensen’-verhalen:
- Tegengewicht voor het slechte hoofdnieuws
- Tijdloos en kunnen eender wanneer gebruikt worden
- 6 types (Gans):
- Mensen-verhalen:
- People stories
- Handelen over gewone mensen in ongewone situaties/ publieke personen die zich op vreemde manier gedragen
- Rolomkeringen:
- Vaak grappig, soms serieus
- Bv: Man bijt hond
- Human-interest-verhalen:
- Gewone mensen met ongewone ervaringen die sympathie, medelijden of bewondering opwekken
- Verhalen over kleine schandalen, morele overtredingen van beroemdheden
- Heldenverhalen
- Gee-Whiz-verhalen:
- Verassende verhalen, ongewone gebeurtenissen, het buitengewone maar triviale
Organisatie-interne en –externe factoren die de nieuwsinhoud beïnvloeden
Invloeden op het individueel niveau van de professionele mediawerkers
Er wordt algemeen aangenomen dat persoonlijke kenmerken, waarden en rolopvattingen van de communicator, een invloed uitoefenen op de inhoud die door deze communicator wordt geproduceerd.
Achtergrond en persoonlijke kenmerken
1993: onderzoek naar het sociaaldemografisch profiel van de beroepsjournalist:
- Meerderheid van de journalisten zijn mannen
- Vrouwen (14%) quasi afwezig in topfuncties
- Opgegroeid in steden en stedelijke agglomeraties
- Afkomstig uit sociale middenlaag
- Universitair diploma
- Ook in andere Westerse landen dit profiel
Weaver & Wilhoit: typische Amerikaanse journalist
Ginneken: middenklasseachtergrond, middenklassepositie, middenklasseaspiraties
Over sterkte van de invloed van factoren is geen eensgezindheid:
Weaver & Wilhoit (1986):
- Effect van de achtergrond en van de persoonlijke kenmerken op berichtgeving is waarschijnlijk klein gezien belang organisationele routines
Farley (1978):
- Tegendeel: vrouwen brengen op gunstigere manier verslag uit over gelijke rechten amendement
- Journalisten vormen geen homogene categorie
Politieke-ideologisch profiel
De Bens (1995):
- Journalisten wensen zich niet politiek te affirmeren
- Stemgedrag illustreert hun politieke basisopvatting
- Stemgedrag van journalisten loopt niet parallel met de resultaten van de nationale verkiezingen
- Stemmen linkser dan bevolking (centrumlinks – typeren zich als progressief)
De Bens (1983):
- Politiek-ideologisch zelfbeeld impliceert niet dat ze in hun redactioneel werk progressieve standpunten innemen
- Journalisten zitten ingekapseld in media-instellingen en lange reeks variabelen determineren uiteindelijke mediaoutput
- Inhoudsanalyses van media-inhoud hebben het eerder systeembevestigende karakter van de mediaproducten in Vlaanderen aangetoond
Gans (1987):
- Invloed van de politieke waarden en overtuigingen van de journalisten op de door hen geproduceerde inhouden wordt bijna volledig tenietgedaan door organisationele beperkingen en professionele normen.
Shoemaker (1984):
- Tegendeel (Times-journalisten)
- Sommige wetenschappers menen dat de impact van persoonlijke waarden en overtuigingen minder direct is. Suggereren dat het wereldbeeld van de journalisten en hun percepties van de sociale realiteit de media-inhoud kunnen beïnvloeden
Rolopvatting
= inhoudsbeïnvloedende factor op het individueel niveau
Communicator ontwikkelt rolopvatting tijdens werk, doorheen proces van socialisatie
Johnstone, Slawski, Bowman (1982):
- Journalisten in 2 groepen naargelang rolopvatting:
- Neutralen: zien zichzelf louter als transmissiekanalen
- Zo snel mogelijk informatie overbrengen aan een zo groot mogelijk publiek
- disseminatiefunctie
- Participanten: geloven dat journalisten de informatie moeten uitpluizen om een verhaal te ontdekken en ontwikkelen
Weaver & Wilhoit (1986):
- Derde rolconceptie:
- Journalisten voorwie de tegenstanderfunctie het belangrijkste is
- Vinden dat het hun taak is al tegenstander van politici en bedrijfsleiders te fungeren.
- Weinig journalisten expliciet in 1 van de 3 categoriën – meesten hebben een pluralistische opvatting
- Moderne journalist tracht de klassieke kritische rol van de journalist te verzoenen met de technische vereisten om grote hoeveelheden beschrijvende informatie te verspreiden
Neutralen zullen op andere manier verslag uitbrengen dan participanten.
Starck & Soloski (1977):
- Neutralen: schreven het minst eerlijke en begrijpelijke verhalen
- Meest objectieve en accurate verhalen door extreem-neutralisten/extreem-participanten
Invloeden op het niveau van de mediaroutines
Om mediaprofessionals te begrijpen: kijken naar routines die samengaan met hun job.
Routines vormen onmiddellijke context van de mediawerkers en beperken hen in hun doen en laten.
Mediaroutines ontstaan niet toevallig:
- Zijn een praktisch antwoord op de vragen en behoeften van de mediaorganisaties en –werkers, die geconfronteerd worden met beperkte middelen en een oneindige toevoer van ruw materiaal.
Taak van mediaorganisaties om, binnen beperkingen van tijd en ruimte, het meest aanvaardbare product aan de consument aan te bieden, op de meest efficiënte manier.
Mediaroutines komen voort uit beperkingen verbonden met:
- Publiek: wat is aanvaardbaar voor de consument?
- Organisatie: hoeveel kan de organisatie verwerken?
- Bronnen: welke producten worden door leveranciers ter beschikking gesteld?
Publiekgeoriënteerde routines
Journalisten brengen nieuws dat, volgens hen, waardevol is voor het publiek. Nieuwswaarden zijn de dingen die mensen interessant vinden:
- Zo ingeburgerd dat ze het nieuws voorspelbaar maken
- Nieuwswaarden vergemakkelijken het selectiewerk van nieuwsmakers en dragen bij tot de efficiëntie van het journalistenwerk
Stephens (1980) nieuwswaarden:
- Prominentie/belangrijkheid:
- hoe meer mensen door gebeurtenis getroffen, hoe belangrijker
- Lichamelijke schade is belangrijker dan stoffelijke schade
- Het ‘menselijke’:
- Dingen die hun eigen leven niet direct beïnvloeden
- Conflict/controversie:
- Conflict en controversie interesseren mensen meer dan harmonie
- Het ‘ongewone’:
- Ongewone interesseert ons want het doorbreekt de dagelijkse sleur
- Het onmiddellijke:
- Recente gebeurtenissen
- Nabijheid:
- Dicht bij huis-nieuws: heeft meer effect op mensen
Nieuwswaarden helpen gatekeepers inhouden te selecteren die het publiek apprecieert.
Andere routines helpen negatieve reacties van het publiek te voorkomen. (objectiviteit)
- Vindt zijn oorsprong in praktische organiatievereisten
- Minder een geloofspunt van journalisten dan een set procedures die journalisten toepassen om zichzelf te beschermen tegen berispingen van superieuren en van aanvallen van buitenuit.
- Procedures schrijven voor dat:
- Men zich moet toeleggen op controleerbare feiten
- Men statements tussen haakjes moet plaatsen
- Men zoveel namen in het verhaal moet betrekken (om persoonlijke visie te elimineren)
- Men bijkomend materiaal moet verzamelen voor het ‘feit’
- Het toekennen van uitspraken aan bronnen is een sleutelelement van het objectiviteitritueel.
Routines voor het structureren van een nieuwsverhaal.
- Bekendste journalistieke schrijfstijl: omgekeerde piramide (lead-structure)
- Lead: belangrijkste informatie op beknopte manier (wie?wat?wanneer?waar?waarom?, eventueel: hoe?)
- Body: verschillende elementen verder uitwerken
- Bericht is topzwaar: met belangrijkste, nieuwste, meest algemene informatie bovenaan
Van Ginneken (1996): deze schrijfstijl = de informatie waarvan aangenomen wordt dat ze het belangrijkst is wordt als eerst gegeven, en kleine pakketjes van minder relevante informatie wordt in de volgende Alinea’s gegeven.
- Samenvatting als inleiding
Reden: vaak blijft tot op het laatste moment onduidelijk hoeveel plaats er voor een onderwerp kan worden ingeruimd.
Figuur 54
Organisatiegeoriënteerde routines
Welke routines zijn er ontwikkeld om de organisatie zelf te helpen bij het verwerken van informatie?
Meeste routines zijn onderdeel van het nieuwsbedrijf geworden.
- Geven mediawerkers duidelijk gedefinieerde en gespecialiseerde rollen en verwachtingen.
- Zijn ontstaan om tegemoet te komen aan de noden van het systeem – daarna gestandaardiseerd en geïnstitutionaliseerd.
Nieuwsmedia zijn rationele, complexe organisaties met regelmatige deadlines – moeten systeem ontwikkelen.
- Gebeurtenissen moeten herkend worden als nieuwswaardige elementen
- Nadien gesorteerd en geclassificeerd
Veel routines zijn ontworpen om om te kunnen gaan met fysische beperkingen waarmee organisatie te kampen heeft
- Bv: gatekeeping: aanpassing aan de fysische beperkingen:
= uit het totale aanbod aan nieuwsverhalen, moeten een aantal geselecteerd worden.
- Nieuwsmedia veelal vast nieuwsformaat (minimum aantal boodschappen kiezen, die passen binnen dat formaat)
- Om constante voorziening van informatie te voorzien:
Routines:
- Bureaus op locaties
- ‘beat’-reporters: die informatie zoeken op een bepaald gebied, bij bepaalde institutie
- Bijhouden van nieuwsagenda
- Om werk te kunnen plannen
Brongeoriënteerde routines
Bij het produceren van symbolische inhoud, zijn media sterk afhankelijk van bronnen of voorzieners van ruw materiaal.
- Doen mediaroutines ontstaan en oefenen grote invloed uit op media-inhoud.
Allerlei soorten ruw materiaal ter hunner beschikking:
- Kunnen zelf naar gebeurtenissen gaan en observeren
- Onderzoek verrichten in bibliotheken
- Opiniepeilingen organiseren
- Steunen in praktijk vaak op bronnen
Sigal (1973): indeling informatiekanalen voor een journalist:
- Veel gebruikte routinekanalen
- Officiële handelingen (bv: processen)
- Persberichten
- Persconferenties
- Niet-spontane gebeurtenissen (bv: toespraken)
- Minder gebruikte ‘informele kanalen’:
- Informele briefings
- Lekken
- Niet-gouvernementele handelingen (bv: vakbondsbijeenkomsten)
- Verslagen van andere nieuwsorganisaties
- Zelden gebruikte ‘ondernemingskanalen’:
- Interviews die op initiatief van de journalist worden afgenomen
- Spontane gebeurtenissen waarbij journalist ooggetuige is
- Onafhankelijk onderzoek
- Eigen analyses en conclusies van de reporter
Journalisten maken veelvuldig gebruik van routinekanalen omdat:
- Laat hen toe werk te plannen
- Vergemakkelijkt de job
- Het komt de objectiviteit ten goede
Voor overheden en bedrijven is het interessant informatie ter beschikking te stellen van de pers
Vasterman en Aerden (1995): komen tot gelijkaardige indeling
- Vermelden 2 soorten waarop journalist kan steunen:
Professionele bronnen:
- Mensen, die op basis van hun functie – in de politiek of in het bedrijfsleven- beroepsmatig met de pers te maken hebben
- Zoeken vaak actief toegang tot pers en worden vaak door pers benaderd
- Frequente contacten : ontwikkelen hechte band met pers
- Beschikken over nodige knowhow en hebben soms mediatrainig gevolgd.
- Namen en telefoonnummers zijn bekend
- Beschikbaarheid voor pers is tamelijk groot
- Evenals geschiktheid om betrouwbare, nieuwswaardige informatie te verschaffen
Bv: politici, woordvoerders van partijen, deskundigen
Niet-professionele bronnen:
- Alle andere categorieën bronnen
- Mensen die niet beroepsmatig met de pers te maken hebben (‘gewone’ mensen)
- Beschrijven diverse vormen van informatieverzameling
Indeling gebaseerd op onderscheid tussen primaire en secundaire informatie, tussen observatie, communicatie en documentatie)
Vooral professionele bronnen komen vaak voor in het nieuws.
Redenen:
- Productiviteit (permanente stroom van feiten en meningen)
- Betrouwbaarheid
- Aanbod van kant-en-klaar nieuws
- Sociale en geografische nabijheid
Invloeden op het niveau van de organisatie
Organigram van de mediaorganisaties: visualiseert 4 belangrijke vragen:
- Wat zijn de organisationele rollen?
- Wie wat doet
- Het aantal en type rollen in het organigram toont aan hoe gespecialiseerd en gedifferentieerd de jobs in die mediaorganisatie zijn.
- Hoe is de organisatie gestructureerd?
- Verbindingen tussen functies
- Wat is het beleid en hoe wordt het geïmplementeerd?
- De lijnen in het organigram indiceren wie wie antwoordt.
- Hoe wordt het beleid opgelegd?
- Hoe wordt autoriteit uitgeoefend?
- In elk van de vragen zit impliciet nog een volgende vraag verborgen: hoe beïnvloeden organisationele factoren de media-inhoud?
Organisaties en hun doelstellingen
Mediaorganisatie = een sociale, formele, gewoonlijk economische entiteit die mediaprofessionals te werk stelt om media-inhoud te produceren.
Organisatie:
- Heeft strikte grenzen (gemakkelijk zeggen wie lid is en wie niet)
- Is doelgericht
- Bestaat uit independente delen
- Is bureaucratisch gestructureerd
- Leden oefenen gespecialiseerde functies uit in gestandaardiseerde rollen
- Concurreren met andere organisaties voor middelen
Primaire doelstelling = winst maken
Andere doelstellingen:
- Produceren van een kwaliteitsproducten
- Het dienen van het publiek
- Krijgen van professionele ervaring
- Slechts uitzonderlijk is economisch doel een secundair doel
Aantal factoren versterken de economische ingesteldheid.
- In handen van aandeelhouders -> druk op managers
Streven naar winst legt heel wat beperkingen en verplichtingen op aan mediawerkers.
- Moet inhoud produceren die voldoet aan de eisen van het publiek en adverteerders en moeten anderzijds productiekosten zo laag mogelijk houden.
De organisatie: rollen en structuur
Om de doelstellingen te vervullen, moet de organisatie rollen toewijzen en een structuur ontwikkelen.
Rollen op 3 niveaus:
- Laagste niveau:
- Verzamelen van het ruwe materiaal en het geven van vorm
Bv: schrijvers, reporters en de creatieve staf
- Middenniveau:
- Coördineren van het proces en verzorgen van de communicatie russen top- en benedenlaag
Bv: redacteurs en producenten
- Topniveau:
- Bepalen van het beleid van de organisatie
- Nemen van belangrijke personeelsbeslissingen
- Behartigen van commerciële en politieke belangen van de firma
- Verdedigen van werknemers van de organisatie tegen drukkingen van buitenaf
Bv: eigenaarbaas, manager, beheerraad,…
Mediaorganisatie is niet alleen verticaal (in niveaus), maar ook horizontaal opgedeeld. Naast het departement met de mediaprofessionals is er ook het departement met technisch personeel en het departement met commercieel personeel.
Het dagbladbedrijf
Dagbladbedrijven verschillen qua omvang en organisatie, maar de basisstructuur blijft meestal hetzelfde.
3 grote departementen:
- Business
- Mechanical
- Editorial
Lijnen tonen dat uiteindelijke autoriteit en wettelijke verantwoordelijkheid bij uitgever ligt.
Redactie is opgedeeld in verschillende deelredacties.
Ook ‘beat’systeem.
Nieuwsorganisaties hebben om de nieuwsverzameling te bevorderen en te structureren, routine ontwikkeld om hun journalisten/reporters uit te sturen voor informatie over bepaald ontwerp of over bepaald geografisch gebied.
- = Tuchman (1978): ‘news net’
Dit net produceert dagelijks berichten voor de nieuwsorganisatie, geschreven door reporters die zich op bepaalde locaties bevinden.
Net verondersteld dat lezers geïnteresseerd zijn in:
- Gebeurtenissen op specifieke plaatsen
- Activiteiten van bepaalde organisaties
- Specifieke topics
Figuur 55
Het televisiestation
Televisiestations en dagbladbedrijven vertonen organisationeel vlak heel wat verschillen:
- Bij televisie is nieuws slechts klein onderdeel van de ganse door de organisatie geproduceerde media-inhoud
- Televisie heeft meer functies op gelijk niveau
- Indeling van het nieuwspersoneel
- Dagblagen: ‘beat’-systeem (aanmoedigen specialisatie)
- Tv-reporters: generalisten
- Moeten verslag uitbrengen van om het even welke gebeurtenis/situatie
Maar ook gelijkenissen:
- Beiden produceren product dat dat bestemd is voor publieke consumptie
- Beiden hebben ‘sales en business’, ‘technical’ en ‘editoral’ departement
Figuur 56
Invloed van de organisatiestructuur op de media-inhoud
Conflict:
- Zijn horizontaal en verticaal ingebouwd in het systeem van de mediaorganisatie.
- Reporters zijn georganiseerd naar hun bronnen (komen er frequent mee in contact)
- In conflict met redacteurs (meer gericht op publiek en naar doelstellingen van organisatie)
- Verticaal conflict
- Conflicten tussen verschillende afdelingen (deelredacties vechten voor de schaarse middelen en eisen voor hun verhalen
- Conflicten tussen verschillende departementen
Volgend traditionele visie is nieuwsdepartement een autonoom deel
- Om verdere daling cijfers te voorkomen, wordt er zichtbaar druk uitgeoefend
- Horizontaal conflict
Opmaak van de eerste krantenpagina:
Organisationele elementen kunnen nieuwsinhoud beïnvloeden:
- Redactievergaderingen (iedere redacteur pleit voor zijn redactie op voorpagina)
Sigal (1973): uit dit bureaucratisch conflict ontstaat een frontpaginapatroon dat, over de tijd heen, het aantal berichten afkomstig van verschillende deelredacties, balanceert, ongeacht wat er in de wereld gebeurt.
Journalistieke autonomie wordt bedreigd:
- Druk (zie boven)
- Toenemende complexiteit van de mediaorganisatiestructuur
- Meer hiërarchische, bureaucratische structuur tussen mediawerkers en topmanagement
Hoe groter afstand – hoe minder gevoelig top zal zijn voor professionele bekommernissen van journalisten
- Meer interconnecties tussen topniveaus binnen organisatie en instituten buiten organisatie
- Hoe groter en complexer het bedrijf, hoe waarschijnlijker dat organisatiefactoren belangrijker zijn dan individuele factoren en mediaroutines
Controle: hoe wordt macht uitgeoefend?
Controle = essentieel gegeven (gezien de conflicten die inherent aanwezig zijn)
- Meestal dmv beloningssysteem
- Goed: salarisvehorging
- Slecht: gedegradeerd, ontslagen
Weinig openlijke conflicten over nieuwsverhalen
- Uitgevers oefenen zelden directe macht uit
- Ipd: grenzen en richtlijnen ontwikkelen
Journalisten leren deze ongeschreven wetten door ervaring
Breed: ‘social control in de Newsroom’
Onderscheiden manieren waarop een nieuweling op redactie wordt gesocialiseerd:
- Imitatie en afkijken van andermans gedrag
- Bijwonen van dagelijkse redactieoverleg
- Goed lezen van de eigen krant
- Het overnemen en bediscussiëren van schriftelijke correcties in stukken
- Aanhoren van reprimandes, kritiek, opmerkingen
- Het bedrijfsinterne roddelcircuit
- Vrijwel iedereen doet het volgens deze regels
- Inwerkperiode : ‘learning by doing’
Redenen van journalisten om zich te conformeren aan het beleid van de werkgever en de redactiecultuur:
- Vermijden van conflicten met autoriteiten binnen de nieuwsorganisatie en de mogelijke negatieve sancties
- Gevoelend van verplichting en waardering voor superieuren
- Mobiliteitsaspiraties
Drukkingen van buitenuit
Economische drukkingen
Nieuwsorganisaties behoren vaak tot commerciële ondernemingen:
Nood om winstgevend te zijn, oefent druk uit op activiteiten
- Dagbladen en vooral tv: reclame = belangrijkste bron van inkomsten
Adverteerders eisen invloed op de nieuwsinhoud
- Moet afgestemd zijn op het doelpubliek
- Mag niet botsen met belangen van de adverteerders
Fink (1989): bepaalde dagbladen hebben ‘hoge inkomens lezers’ gecultiveerd door hun nieuwsinhoud bewust voor hen te structureren.
Cantor en Jones (1983): tijdschrift met arbeidersklasse-doelpubliek publiceert andere fictie dan tijdschrift dat gericht is naar middenklasse.
- Adverteerders deinzen er niet voor terug hun financiële macht te gebruiken tegen ‘onrechtvaardige behandeling door het nieuwssegment van de media’
Niet alle media in private handen:
- Velen behoren tot publieke sector, gesubsidieerd en gereguleerd door de staat
Technologische drukkingen
Media-inhoud kan beïnvloedt worden door adoptie van nieuwe technologieën:
- Film-video, satellietverbindingen, nieuwe grafische technieken
- Hebben gezicht van het televisienieuws danig verandert
- Minder fouten op spelling, zinsconstructie en typografie
- Technologie heeft gestandaardiseerde nationale editie mogelijk gemaakt.
Porteman: Laatste tijd verschijnen van veel literatuur oiv het internet op journalistieke werk en op geproduceerde media-inhouden.
Eerste groep veranderingen = computers assisted reporting (= toenemend belang
van internet als journalistiek hulpmiddel)
consequenties internet:
- Informatieverzameling kan meer en meer vanuit de werkplek geregeld worden
- Verschuiving van verslaggeving naar redactie versnelt
- Belang van informatiemanagement neemt toe
- Selecteren, beoordelen en bewerken wordt wezenlijker
- Internetinformatie is moeilijk op betrouwbaarheid te controleren
- Werken met online media vergt toenemende technische vaardigheid
Internet kan niet enkel gebruikt worden als hulpmiddel – er ontstaan zelf ook nieuwe nieuwskanalen met eigen karakter en specifieke eigenschappen
Politieke en sociale drukkingen
Westen: vrijheid van de pers is heilige waarde van de democratie.
- Drukvrijheid is bescherming van individu tegen excessen van de regering
- Komt ganse samenleving ten goede
Journalisten vormen ‘4de macht’ met functie: op zoek gaan naar corruptie en opkomen voor rechten van de gewone mens.
Hoe geldig is claim dat media in westen onafhankelijke kracht zijn?
- Precieze relatie tussen staat en media variëren naargelang plaats en tijd
- Vrijheid van de pers is in belangrijke mate mythe.
- Media privaat eigendom: controle uitgeoefend via wetten
- Media ‘publiek’: regering oefent controle uit via financiering
John Merrill (1988): rangschikte verschillende geografische gebieden naargelang neiging om pers te controleren
Staat heeft rechtstreekse invloed op berichtgeving:
- Via meer algemene wetten die objectieve, neutrale, professionele berichtgeving eisen
- In noodsituaties directe invloed uitoefenen
- Via bestaan van zogenaamde ‘staatsgeheimen’ en zwijgplicht
- Via regelingen die de verslaggeving over rechtszaken bepalen
- Via wetgeving omtrent ‘smaad en eerroof’, die de vrije meningsuiting inperkt
- Enz
Naast officiële staatsdruk ook invloeden vanuit breed gamma van min of meer informele, georganiseerde belangengroepen
- Religieuze, politiekeen beroepslichamen hebben vaak klachten
- Mbt moraliteit, gepercipieerde politieke vertekeningen of representatie van minderheden.
- Bv druk uitoefenen om positief te zijn tegenover minderheden en om meer rekening te houden met de noden van ‘kwetsbare’ groepen.
- Media gaat gewoonlijk voorzichtig om met zulke drukkingen en proberen autonomie te verdedigen
Drukkingen afkomstig van het publiek
Publiek heeft invloed op de media-inhoud.
- Publiekgeoriënteerde mediaroutines
- Doelgroep van het medium
Publiek is volgens conventionele wijsheid de belangrijkste omgevingsfactor voor de mediaorganisatie:
- Toch: mediaprofessionals hebben erg vaag beeld van hun publiek
- Arrogantie tegenover het ‘incompetente’ volk
Vasterman en Aerden (1995): vanuit journalistiek zijn er lang tijd serieuze pogingen ondernomen om het publiek beter in beeld te krijgen.
- Oorzaken:
- Het feit dat journalisten de teugels liefst zelf in handen houden
- Het feit dat stereotypering van het publiek past in werkroutine en zorgt voor bescherming tegen mogelijke kritiek van buitenaf
- Het feit dat publiek meer informatie nodig heeft dan het denkt te willen
- Het gegeven dat journalistieke ‘publieksvertegenwoordigers’ steeds minder deel uitmaken van het publiek dat ze vertegenwoordigen
Ferguson (1983): mediamensen hebben wel een sterk positieve attitude tegenover hun abstract publiek.
- Toonde aan dat redacteurs van vrouwenbladen zich sterk verantwoordelijk voelen voor hun publiek.
Het algemene kader waarbinnen de mediaorganisaties opereren: culturele/ ideologische invloeden
Media zijn ingebed in bepaalde cultuur en reflecteren de ideologie die daarin aanwezig is.
- Westen: het geloof in de waar de van het kapitalistische economische systeem, private eigendom, nastreven van winsten en vrije markten.
- Verbonden met protestantse ethiek: waarde van individuele prestaties
- Ideologie = liberale democratie
De media bakenen lijnen van een cultuur af
- Zienswijzen, gedragingen en waarden zien als ‘aanvaardbaar’ of ‘illegitiem’
- Media zijn er begaan met verslaggeving over deviant gedrag