Menu

Mediagenres

Kenmerken

Algemeen: genre = een type of soort van cultureel product

  • Maakt duidelijk dat er een soort samenhang is tussen de verschillende mediaproducten (vormen een categorie)

Kenmerken genre:

  • Collectieve entiteit erkend door producenten en publiek
    • Helpen verwachtingen creëren (vanuit standpunt publiek)
    • Heeft invloed op hoe televisieteksten worden geklasseerd, geselecteerd en begrepen (kijkers)
    • Belangrijke omschrijving van project (producenten)
    • Mogelijk studie van een medium op te delen (acedemici)
    • Hun identiteit is gebaseerd op doelstellingen, vorm en betekenis of verwijzing naar realiteit
      • Lacey: elementenrepertoire waarop tv-genres steunen bestaat uit: soorten personages, setting, iconografie, narrative, stijl

Narrative = vragen of taken die beantwoord/ uitgevoerd moeten worden

  • Berger: 4 tv-genres (op basis van 2 variabelen: graad objectiviteit en emotionaliteit met 2 dimensies (hoog/laag))
    • Wedstrijden (competitie en echte spelers)

Echt & emotional involving

  • Actualities

Objectief en niet emotioneel

  • Persuasieve genres (doel om te overtuigen)
  • Drama
  • Kritiek Berger: moeilijk te hanteren schema want constant nieuwe genres

Figuur 57

Identiteit heeft zich over tijd heen ontwikkeld, is uitgegroeid tot conventies.

Genres hebben vaak subgenres (betekenis varianten vaak gebaseerd op omkering van elementen uit originele code) – ook hybride genres

Genres kunnen binnen medium, maar ook over media heen onderscheiden worden.

Voorbeeld van een recent genre: reality TV

Ontstaan eind ’80 binnen ‘nieuwe omroeporde’

  • Bleek op veel bijval van publiek te kunnen rekenen
  • Eerst in VS

Figuur 58

Kilborn: 3 elementen onderscheiden in definitie reality-tv:

  • ‘recording the wing’: camera treed in dagelijkse leefwereld van de mensen registreert bij toeval wat er gebeurt (fly on the wall)
    • Kritiek: mensen gedragen zich anders, wanneer ze zich bewust zijn van camera
    • Simulatie van het echte leven (dramatisering/cliffhangers)
      • Verschil non-fictie: geen lineaire structuur, geen begin of einde
      • Ontbreken duiding en inkadering van de gebeurtenissen en ontknoping
      • Reality credentials (realityclaim of aanspraak op realiteit)
        • Benadrukken realiteitswaarde (toch link ontspanning)
        • Meeste realityshows mix van verschillende genres
        • Authenticiteit centraal
        • Ligt voor groot deel in geloof van kracht van het medium

Reality-tv oorspronkelijk: programma’s waarin interventies werden getoond; maar uitgroeien tot bredere noemer met verschillende subgenres:

  • Reality-magazine (journalistiek magazine dat cases uit het echte leven presenteert)
  • Docu-soap (toont echte plaatsen en echte personen, verbonden met speciale locatie, instelling, interesse)
  • Reality show (serialized vorm van spelprogramma met gewone mensen in buitengewone situaties)

Lees meer...

De mediatekst

wat is een mediatekst?

Boodschap krijgt pas betekenis nadat ze door de ontvanger is geïnterpreteerd en verwerkt (ontvanger is niet passief)

Actieve inbreng ontvanger benadrukken: beroep op terminologie van de literatuurstudies

“teskt”

  • Hoeft geen geschreven boodschap te zijn
  • = om te verwijzen naar de boodschap zelf, het product dat door het medium is geproduceerd

= verwijzen naar “de betekenisvolle uitkomst van de ontmoeting tussen inhoud en lezer” (Fiske)

  • Fiske: “programma” = datgene dat geproduceerd is door de maker

“tekst” = datgene dat geproduceerd is door de lezer (datgene dat hoofd ontvanger ontstaat

  • Onderscheid tussen benaderingen niet altijd simpel

Meestal: concreet mediaproduct en niet interpretatie door lezer

  • Synoniem ‘boodschap’ (beklemtonen dat betekenis van die boodschap niet op voorhand vast staat)

Betekenis van de tekst hangt af van de persoon die de tekst waarneemt en interpreteert (meestal ontvanger; ook lezer)

“lezer”

  • Kan ook tv-kijker/ radio-luisteraar zijn
  • Synoniem ‘ontvanger’ (benadrukken dat tekst moet worden opgemerkt, geïnterpreteerd en verwerkt voor men van betekenis kan spreken)

Open versus gesloten teksten

Open tekst:

  • = tekst die op verschillende manieren begrepen of verwerkt kan worden

Gesloten tekst:

  • = tekst die niet veel interpretaties toelaat

Aan zulke definities waardeoordelen koppelen:

  • Hoge/ ernstige cultuur: open tekst
  • Populaire cultuur: gesloten tekst
  • Al snel achterhaald

1985: studie: adhv diepte-interviews duidelijk maken dat tvkijkers op zeer actieve manier omgaan met teksten die als gesloten werden beschouwd

  • Conclusie: mediateksten kunnen vrijwel altijd als open worden beschouwd

Alle teksten zijn polysemisch: alle teksten staan open voor meerdere interpretaties

Laten niet eender welke interpretatie toe (sommige meer waarschijnlijk dan andere)

Fiske: polysemie (hebben van meerdere betekenissen) is noodzakelijk kenmerk van echte populaire mediacultuur:

  • Hoe meer potentiële betekenissen, hoe meer kans dat mediaproducten verschillende publieken zullen aanspreken.

Newcomb (1991): veelvuldige betekenissen vloeien voort uit verschillende betekenissystemen/codes die tegelijkertijd aanwezig zijn.

Soorten “lezingen” of “decoderingen”

Mediateksten worden opgebouwd/gestructureerd om bepaalde interpretatie waarschijnlijker te maken dan andere.

  • voorkeurslezing (preferred reading) die is geëncodeerd in de tekst

= interpretatie die wordt opgedrongen in de tekst (diegene die maker voor ogen had)

  • Onderhandelende interpretatie

Wijkt niet af van de dominante interpretatie, maar is aangepast aan de situatie van de lezer

  • Oppositionele lezing

De lezer produceert een volkomen individuele interpretatie die ver af staat of tegengesteld is aan de voorkeursinterpretatie

4 Realisme van mediateksten

Moeilijker van de voorkeurslezing af te wijken naarmate tekst realistischer wordt.

  • Hoe realistischer, hoe geslotener (nieuws)

Schlesingen: nieuws = closed and tight

Soaps:

  • Veel beter lenen tot verschillende soorten van interpretaties
  • Onderscheid tussen genres niet altijd even groot
  • Binnen genre verschillen qua graad van openheid en geslotenheid

Realisme: 1 van de moeilijkste concepten uit de studie van de media

  • Kan verschillende dimensies bevatten

Realisme op niveau van de afbeelding (grote overeenkomst afbeelding en afgebeelde)

Realisme op niveau van de inhoud (mate van echtheid)

Hall: meer dimensies

  • Plausibility, perceptual persuasiveness, typically, factually, emotional involvement, narrative consistency

Verschillende schrijf- en filmtechnieken die realisme ten geode komen.

  • Accurate, documentaireachtige beschrijven
  • Concrete, logische vormen van storytelling
  • Filmen op echte plaatsen als settings
  • Een continu flow van beelden

Klassieke stilistische elementen die dit veroorzaken

  • Shot-reverse shot

Inhoudelijke waarachtigheid of waarschijnlijkheid is vaak gevolg van intertekstualiteit.

Repetitief voorstellen van iets is al voldoende voor waarachtigheid

  • Realisme, waarheidsgetrouwe karakter van media-inhouden is vaak discussiepunt bij non-fictieve inhouden
    • Ook van belang bij fictie-inhouden

Analyse van media-inhouden

Mediateksten bestuderen mbv klassieke (kwantitatieve) inhoudsanalyse. (ook kwalitatief mogelijk)

Berelson: grondlegger klassieke inhoudsanalyse

  • Beschreef:…
  • Objectiviteit = het categorieënsysteem moet zo nauwkeurig gedefinieerd zijn dat wanneer verschillende personen het toepassen op dezelfde inhoud, ze dezelfde resultaten bekomen.

Inhoudsanalyse objectief: betekent dat resultaten afhangen van gevolgde procedure (niet van diegene die de analyse uitvoert)

  • Systematiek = het feit dat er vaste regels zijn voor het selecteren van materiaal en het te coderen
  • Kwantitatieve analyse = inhoudelijke kenmerken worden gemeten, geteld,…
  • Manifeste inhoud = onderzoeker moet zich toespitsen op wat duidelijk in de tekst staat (niet latente dingen)

Kritiek op Berelson:

  • Gebruik ‘objectief’ is misleidend (geen enkel sociaal-wetenschappelijk onderdzoek kan volledig objectief zijn – subjectiviteit onderzoeker speelt altijd rol)
  • Probleem met het kwantitatieve aspect van de klassieke analyse (heel wat van een tekst kan niet zomaar geteld worden – frequenties zeggen niets over betekenis)
  • Manifeste inhoud (veel van de betekenis van een tekst is latent – vraagt interpretatie en dit zorgt voor problemen omdat interpretatie van verschillende onderzoekers niet hetzelfde is)
  • Uitgangspunt kwalitatieve analyse = de betekenis van een element hangt af van de context waarin dat optreed)

Verschillende betekenissen als iemand op tv van trap valt: tragisch, suspens, horror, humor, informatief

  • Belangrijk niet afzonderlijke eenheden te tellen, maar ook naar relaties tussen de eenheden te kijken (kijken naar discours in de tekst, op hoogte zijn van conventies en codes)

Genreanalyse en semiologie:

  • Kwalitatieve benaderingen (meer nadruk op latentie)
  • Betekenis komt voort uit tekstuele relaties, opposities en context

Narratieve analyse = teksten bestuderen alsof het verhalen zijn

Genreanalyse = teksten bestuderen vanuit het verband dat ze al dan niet hebben met ander teksten

Semiotiek = onderzoeken manier waarop betekenis wordt gecreërd dmv tekensystemen en codes.

McQuail: overeenkomsten tussen beiden varianten van de inhoudsanalyse:

  • Beiden zekere wetenschappelijke betrouwbaarheid (Methoden kunnen gerepliceerd worden)
  • Zijn beide ontworpen om te kunnen kijken naar regelmaat en herhaling in culturele artefacten (beter uitgerust om symbolische producten van cultuurindustrie te bestuderen)
  • Vermijden beiden morele/ esthetische waarden
  • Zijn beiden bedoeld als middel met andere doeleinden
Lees meer...

Massacommunicatie: de inhoud

McQuail (2005): redenen waarom media-inhoud werd bestudeerd:

  • Beschrijven en vergelijken van media-output
  • Vergelijken media-inhouden met realiteit
  • Ontdekken wat sociale en culturele waarden zijn van een bepaalde plaats/groep
  • Hypthosen ontwikkelen over de functies en de effecten van media
  • Mediaperformance te kunnen evalueren
Lees meer...

Een Organisationele benadering van de fictieproductie (in casu: de soapproductie)

Massacommunicatie is een georganiseerde activiteit.

Tot stand komen in creatie van Tv-fictie: soap opera’s

Chandler (1994): p. 162

  • Serial: vertonen verhaallijnen die over/doorlopen in verschillende afleveringen
    • Bv: familie

Onderscheid:

  • Traditionele soaps
    • Iedere weekdag in namiddag of vroege avond worden uitgezonden
    • ‘daytime serials’
  • Prime time/evening serials
    • Duurder
    • Minder frequent op het scherm, maar langer, meer actie en snelheid en op diverse locaties
    • Serie: ook opgebouwd rond bepaald personage maar elke aflevering heeft een apart/centraal verhaal
      • Bv: Beverly Hills, Baywatch

De soap opera:

  • Best bij ‘klassieke soap’
  • Worden door productieafdeling binnen televisiemaatschappij, of door onafhankelijke productiefirma gemaakt
  • Bandwerkmodel

De inhoud van soap opera’s

Kenmerkend:

  • Beperkte aantal, klassieke thema’s
  • Beperkt aantal personages en locaties

Meestal: familie, ouderschap, liefde, jaloezie, huwelijk, misdaad, psychologische problemen

  • Centrale thema = sociale problemen

Kaminsky en Mahan (1985): klassieke plots:

  • Liefde die geconfronteerd wordt met obstakels
  • Langzame dood
  • Onverwachte ongeluk, plotse ziekte
  • Persoonlijke spanningen die uitmonden in moord en proces
  • Komst van een psychopaat
  • Verschijning van gespleten persoonlijkheid
  • Romeo en Julia verhaal
  • Geheugenverlies
  • Bigamie
  • Het streven naar een carrière
  • Romantische en seksuele avonturen

Personages: 5 overheersende archetypes:

  • Romantische personages
  • Sexy personages
  • ‘heilige’ of ‘vrome’ personages
  • Aristocratische personages
  • ‘big Daddy’ personages

Sociaal gezien 5 primaire types:

  • Stijlvolle voorstedelijke type
  • Subtiele alleenstaande persoon
  • Traditionele familiepersoon
  • Succesvolle ‘workaholic’
  • Elegante ‘socialite’

7 secundaire types:

  • Personages die zich omhoog gewerkt hebben in zakenwereld

= self-made business persons

  • Tevreden, blije adolescenten
  • Ontevreden adolescenten
  • Gelukkige huisvrouwen
  • Ongelukkige, ontevreden huisvrouwen
  • Gepensioneerden
  • Gefrustreerde arbeiders, ontevreden met werk

Demografische kenmerken:

  • Evenveel mannen als vrouwen

35 – 55

Hogere klasse

  • Soaps zijn representatief voor de werkelijkheid

Dehouck (1995): maakte analyse van 3 drukbekeken soaps in Vlaanderen

  • Demografische kenmerken
  • Burgerlijke staat

% getrouwde mensen is lager dan in werkelijk leven

Prime time: % alleenstaande en gescheiden mensen is hoger

  • Soaps leggen vaak de nadruk op relaties – realistischer beeld

Cantor & Pingree (1983): onderzoek naar door personages uitgeoefende job:

  • Soaps overdrijven op vlak van:
    • Tewerkgestelden
    • Professionals

Intintoli (1984): onderzoek naar plaats van gebeurtenissen

  • Thuis, café, restaurant, hospitaal, werk, straat
  • Nadruk op de sociale problemen en individuele belevingen ‘binnenshuis’
    • Gesloten ruimtes om te bezinnen, discussiëren,…
    • Ziekenhuis: voor leven en dood
    • Rechtszaal: omgaan met goed en slecht, schuld en onschuld
    • Restaurant en café: socializing
    • Eigen huis: settings voor meest persoonlijke obsessies

Kilborn (1992), Chandler (1994), Mumford (1995): typisch narratieve elementen van soaps

Karakteristiek is de organisatie van de tijd

Gebeurtenissen spelen zich af in het heden en de tijd lijkt op hetzelfe tempo te verlopen als in de buitenwereld

  • Samenvallen met reële tijd op speciale gebeurtenissen
  • Soms verwijzen naar belangrijke gebeurtenissen

Soap opera is ‘never ending story’:

  • Bestaat uit individuele verhalen, die zich ontwikkelen over verschillende episodes/afleveringen
  • Individueel verhaal bestaat uit conflict dat pasna enkele episodes wordt opgelost

Trage ontwikkeling van gebeurtenissen

  • Opbouw en nasleep van dramatische gebeurtenis wordt benadrukt
  • Trage verloop heeft meer realistischer karakter
  • Creëert illusie dat acteurs een ‘unrecorded existence’ leiden

Grootste verschil soap opera’s met supersoap = snelheid:

  • Soap opera: over verschillende afleveringen heen climax proberen op te bouwen
  • Supersoap: verschillende hoogtepunten in iedere episode proberen te verwerken

Bestaat uit verstrengelde verhaallijnen

  • Zorgen voor welbepaalde, narratieve structuur
    • Verhaallijnen worden geconstrueerd rond personages
    • Constant heen en weer gaan tussen deze verhaallijnen

Groot aantal personages

  • Meeste soaps meer dan 25 regelmatige personages
  • Worden op snelle en scherpe manier gekarakteriseerd en getypeerd

Cliffhanger

  • Aan het einde van elke episode/ elk deel gebeurt er iets spannends
    • Close-up (emoties – spanningen)

Subgenres van soaps:

  • Dynastic: 1 familie centraal en anderen (bv: Dallas)
  • Community: gemeenschap (van zelfde straat/buurt) (bv: Neighbours)
  • Dyadic: nadruk op koppels, relaties tussen mensen van ongeveer zelfde leeftijd (bv: The bold and the beautiful)

Organisatie-interne en –externe drukkingen die de inhoud van soaps beïnvloeden

Invloeden op het individueel niveau van de mediawerkers

De invloed van diverse personen/functies die betrokken zijn bij de productie van soaps, op de inhoud ervan.

  • Prime televisie: producer heeft meeste controle

Producer zal zelden grote veranderingen aanbrengen aan zijn teksten

  • Soap televisie: schrijversmedium

Verhaal, plots en personages zijn belangrijker dan de acteurs en de productiekwaliteit

Hoofdschrijver heeft meeste macht

Producer:

  • Zorgt voor goede verloop van soapproductie
  • Stelt productieschema’s op
  • Legt deadlines vast
  • Superviseert het schrijversteam
  • Geeft richtlijnen voor de regie
  • Kiest acteurs
  • Eindverantwoordelijke voor de creatieve aspecten, maar rechtstreekse invloed op de inhoud van de soap is beperkt.
  • Onderhoudt relaties met de pers
    • Belangstelling mbt toekomstige verhaalontwikkelingen

Produces creëren zelf ‘selectieve lekken’

Cantor (1971): onderscheiden 3 types van producers:

  • Filmmakers:
    • Jongere, goed opgeleidde mensen met ambitie om filmregisseur te worden
    • Bereid om doeleinden van tv-organisatie te aanvaarden (willen ervaring opdoen en geld verdienen)
    • Schrijvers-producers:
      • Willen verhalen met waardevolle boodschap vertellen aan breed publiek
      • Meeste conflicten met management owv andere houding tov inhoud die ze moeten produceren

Tv-makers wille product dat aanslaat en niet te vernieuwend is

Producers willen waardevolle boodschap overbrengen

  • Carrière producers:
    • Ouder, minder goed opgeleid
    • Zijn vooral begaan met carrière binnen televisiemaatschappij
    • Heeft minder conflicten met het management
    • Willen zo groot mogelijk publiek bereiken

Acteurs in soaps:

  • Meestal niet sterk in hun schoenen
  • Kunnen gemakkelijk uit het stuk worden geschreven (gebeurt regelmatig)

Soapregisseurs:

  • Hebben vaak minder sterke invloed op de media-inhoud die ze creëren dan andere regisseurs (Kilborn)
    • Iedere aflevering moet toon en stijl hebben die over de tijd geen voor die soap ontwikkeld is. (door verschillende andere regisseurs)
    • Taak: scripts vertalen naar episodes die klaar zijn om uitgezonden te worden
      • Proberen beste te halen uit acteurs en technische personeel in situatie die weinig repetitie toelaat.

Invloeden op het niveau van de mediaroutines

Organisatiegeoriënteerde routines

Efficiëntiedruk geeft aanleiding tot routinewerk bij productie van fictie.

  • Binnen organisatie behoefte om de continuïteit van het programma-aanbod te verzekeren en de kosten te minimaliseren.

Budget voor productie soap: beperkt

  • Geen tijd/ geld voor echte creativiteit

Gestandaardiseerde formules om snel voldoende materiaal te produceren (op economische en winstgevende manier)

Concrete gevolgen van efficiëntiedruk:

  • Grote hoeveelheden scripts/tekst die op korte termijn geschreven moeten worden en de complexiteit van het verhaal, hebben geleid tot verregaande arbeidsverdeling

Hoodschrijver: ontwikkelt verschillende plots en verhalen, personages

Team van dialoogschrijvers: instaan voor concrete uitwerking

  • Tijdsdruk:

Voelbaar bij eigenlijke opnames (gebeuren routinematig)

  • Omwille van tijd en geld beperkingen worden meeste scènes maar 1 keer opgenomen
  • Om productiekosten laag te houden:

Settings voor soaps (in beperkt aantal decors – die steeds opnieuw worden gebruikt)

Weinig buitenopnamen

Schrijvers moeten verhaal aanpassen aan de decors

Publiekgeoriënteerde routines

Soaps steunen op ‘habitual viewing’

  • Soaps worden door omroepen gebruikt om kijkeraandacht te regulariseren, om het publiek aan een zender te binden.

Veel inhoudselementen van soaps erop gericht zo groot mogelijk publiek te bereiken en zo lang mogelijk vast te houden:

  • Gebeurtenissen gebeuren traag
    • Men wil vermijden dat iedereen die ‘toevallig’ een aflevering mist, niet meer kan volgen en afhaakt
    • Verstrengelde verhaallijnen rond verschillende personages zorgen voor variëteit en sporen de kijker aan verder te kijken
    • Kijkers moeten personages kennen om verhaallijnen te kunnen begrijpen

Snelle en scherpe karakterisering in de hand werken door kleding, stem

Kijkers moeten zich met bepaald figuur kunnen identificeren

Groot aantal acteurs

Alledaagse situaties en problemen waarmee ze geconfronteerd worden

  • Cliffhanger wekt nieuwsgierigheid op

Soaps worden vooral voor vrouwen geproduceerd:

  • Vrouwen worden er positiever in voorgesteld, mannen stereotieper
  • Door vrouwelijke personages, waarmee men zich gemakkelijk kan identificeren, ontstaat er sympathie en haalt men hogere kijkcijfers bij vrouwen

Invloeden op niveau van de organisatie

Soaps:

  • nemen belangrijke plaats in in programmatie van tv-station, door grote publiek dat ze aantrekken.
  • Voornaam onderdeel van kijkcijferstrategie
  • Bepalen voor een stuk het imago van de zender
  • Meestal winstgevende programma’s voor een zender
    • Trekken kleiner publiek aan dan prime-time programma’s maar zijn goedkoper
    • Maker van soaps meestal voorname functie in het tv-bedrijf
      • Wijzigingen in script: veranderen prominent deel van de tv-zender
      • frequent betrokken bij interne onderhandelingen
      • makers geconfronteerd met beperktheid van de middelen
        • rivaliteit met producenten prime-time
        • vinden vaak dat zij geld genereren dat terugvloeit naar meer ‘waardevolle’ programma’s

Drukkingen van buitenuit

Economische drukkingen

Soaps: band tussen media-inhoud en adverteerders is zeer sterk

  • naam: ‘soap’: fabrikanten van wasmiddelen die in jaren ’30 radiodramaseries sponsorden om op die manier een groot publiek (vrouwen) te bereiken.

‘opera’: melodramatische overdaad, die kenmerken is voor dit type series

  • soap opera’s zijn een belangrijk middel voor adverteerders om de kijkers op regelmatige en voorspelbare basis te bereiken
    • eens serie gevestigd: publiek blijft loyaal

Belangrijkste karakteristiek van het productieproces van soaps = reduceren van de onzekerheid.

Taak commerciële tv produceren: een zodanige programmatie te ontwikkelen die het hen mogelijk maakt om aan de adverteerders uur na uur, dag na dag een publiek te ‘leveren’.

  • Niet gemakkelijk:
    • Publiek is onvoorspelbaar
    • Men moet rekening houden met andere zenders

Gezien hoge productiekosten moeten manieren gevonden worden om mislukkingkansen te verlagen:

  • Inhuren van mensen met bewezen successen in het veld
  • Het in ere houden van bewezen formules en rituelen
  • Verklaren waarom alle tv-fictie uit 1 periode op elkaar lijkt.
  • Op lange termijn is deze strategie contraproductief

Afremmen van innovatie

Leiden tot eentonige; afgezaagde producten

  • Op korte termijn zeer succesvol

De behoefte van een regelmatig kijkend publiek te creëren leidt tot het overnemen van klassieke formules.

Adverteerders hebben vaak rechtstreekse invloed op de inhoud van televisiefictie.

  • Dingen die bevorderlijk zijn voor de verkoop van hun producten
  • Deze drukkingen ook bij openbare omroepen?

Openbare omroepen:

  • Bewegen zich nu in commerciële omgeving
  • Concurrentie met commerciële omroepen is zeer hard (aangaan met identieke programma’s)
  • Ook dit soort zender probeert haar legitimiteit te tonen door hoge kijkcijfers te halen (legitimiteit als ‘zender voor het publiek’)

Technologische drukkingen

Sinds ’70: soaps opgenomen op video.

  • Laat meer flexibiliteit toe
  • Maakt langere uitzendingen mogelijk

Politieke en sociale drukkingen

Soap opera’s: ‘ontspanningsprogramma’s’

  • Zowel publieke als private tv-stations moeten deze bij wet aanbieden (naast educatieve en informatieve uitzendingen)
  • Vermits in vroege avond wordt uitgezonden: verschillende sociale drukkingsgroepen ijveren voor inhoud zonder seks/geweld (want veronderstelde negatieve effecten op jonge kijkers)
    • Soaps veel minder opwindend in vergelijking met andere programma’s
    • Nationale verschillen op vlak van het vertonen van ‘seksuele handelingen’ in soaps
      • Bv: britse soap opera: gekenmerkt door gebrek aan romantiek (p.171)
  • In soaps minder geweld vertonen dan in andere tv-fictie
    • Meestal verbaal geweld
    • Soap-opera geweld is realistischer dan ander televisiegeweld

Drukkingen afkomstig van het publiek

Te bereiken publiek: vrouwen tussen 18 en 49 (door diegenen die soaps creëren en financieren) – consumeren de meeste huishoudproducten

  • Werkelijke soappubliek: omvat een groot segment van deze vrouwen, maar varieert van soap tot soap
    • Sommigen vooral jonge kijkers (-30 jaar)
    • Sommigen vooral oudere kijkers (+ 50 jaar)
    • Dit feit is adverteerders en tv-stations niet ontgaan – aanpassen van de inhoud aan dergerlijke specifieke doelgroepen.
      • Het ‘op-vrouwen-gerichte’ karakter van de meeste soaps komt tot uiting in de typisch ‘vrouwelijke’ thema’s.

Het vrouwelijk publiek is steeds meer aan het afnemen.

  • Kijken of niet: meer bepaald door het feit dat men thuis is of niet, dan door geslacht
  • Naast huisvrouwen, zijn ook werklozen, gepensioneerden en studerende vrouwen en mannen kijkers
    • Meer buitenshuis werken van vrouwen: geleid tot minder vrouwelijk publiek

Algemene daling van het kijkerspubliek:

  • Door video (zelf opnemen)

Kijkcijfers:

  • Zijn directe indicatie voor het succes van een soap bij het publiek.
  • Verschaffen informatie over hoeveel en welke soort mensen gekeken hebben.
  • Circuleren vrij – als evaluatiemiddel gebruikt.
  • Slechte cijfers: kritiek, aanpassingen, zelfs stopzetten
    • Directe vorm van feedback: kijkersbrieven

Het algemene kader waarbinnen de mediaorganisaties opereren: culturele/ ideologische invloeden

Soaps behandelen de morele standaarden van de maatschappij doorgaans op een conventionele manier:

  • Diegenen die normen overtreden worden gfestraft.
  • Soaps verdedigen morele waarden:
    • Voorhuwelijkse/buitenhuwelijkse seks is verkeerd
    • Bigamie is verkeerd
    • Kinderen moet binnen het huwelijk geboren worden
    • Abortus, incest, verkrachting is verkeerd
    • Scheiding moet overwogen worden, niet overhaast
    • Ouders mogen kinderen niet verwaarlozen, kinderen moeten gehoorzamen
    • Alcohol/drug gebruik/verslaving is verkeerd
    • Anderen bedriegen, chantage, moord is verkeerd
    • Soaps zijn vrij conservatief betreft afbeelding van sekserollen
      • Doorheen jaren verschillende veranderingen – maar maatschappelijke evoluties blijven toch altijd achterna hinken.

Tijdsgebonden (en cultuurgebonden) karakter van soaps blijkt uit de inhoudsanalyses.

Sinds ’70:

  • Meer vrouwen die buitenshuis werken
  • Toch familie en inter-personele relaties centraal blijven (als bij eerste radio-soaps)

Verschillen:

  • De werkplaats een setting is geworden (bijna even belangrijk voor persoonlijke interacties dan thuis)
  • Conversatieonderwerpen veranderen
  • Veranderingen op gebied van seksuele relaties en seksuele moraliteit (niet op vlak van sekserollen)

Tijd en cultuurgebondenheid blijkt ook uit kleding

  • Soaps worden doelbewust gebruikt om bepaalde waarden over te brengen en gedragingen te beïnvloeden
Lees meer...

Een organisationele benadering van de nieuwsproductie

De inhoud van het nieuws

Gans ‘Deciding what’s news’:

  • Onderzoek naar laatavondnieuws en naar belangrijke nieuwsmagazines (wat als nieuws werd beschouwd en wat niet)

Specifieke groepen van actoren en activiteiten domineren steeds

  • Meer over individuen dan over groepen of sociale processen
    • Belangrijke politieke figuren
    • ‘onbekende’ individuen: vooral echte of vermeende overtreder van wetten en gebruiken
  • Activiteiten:
    • Regeringsbenoemingen, beslissingen en onenigheid, protesten, misdaden, schandalen en onderzoeken, rampen, traditie en innovatie, nationale ceremonies
    • Veel activiteiten/nieuwsitems betrekking op ‘government, law and order’
      • Internationaal nieuws wordt vaak vanuit een puur nationaal gezichtspunt gepresenteerd

Boone (1982):

  • Nieuws wordt gekenmerkt door ‘verschraling’ op 4 gebieden:
    • Thematische verschraling: nieuws handelt meestal over ‘ernstige’ zaken
      • Vooral politieke, sociale en economische thema’s
      • Negatieve gebeurtenissen
      • Geografische verschraling: oververtegenwoordiging van geïndustrialiseerde landen en ondervertegenwoordiging van ontwikkelingslanden in het nieuws
        • Nationaal nieuws meer aandacht dan buitenlands nieuws
        • Personele verschraling: dominantie van bepaalde personen en groepen
          • Vooral politieke, economisch-financiële, culturele en wetenschappelijke elites
          • Sterke posities in maatschappij (man, blank, zekere leeftijd, degelijke socio-economische achtergrond) krijgen meer aandacht
        • Journalistieke verschraling: natuurlijke of technische beperkingen die verband houden met de productie van het nieuws

Fauconnier (1990):

  • Maatschappelijke verschraling: minderheden, alternatieve groepen komen minder aan bod.

Toch ook typische ‘mensen’-verhalen:

  • Tegengewicht voor het slechte hoofdnieuws
  • Tijdloos en kunnen eender wanneer gebruikt worden
  • 6 types (Gans):
    • Mensen-verhalen:
      • People stories
      • Handelen over gewone mensen in ongewone situaties/ publieke personen die zich op vreemde manier gedragen
      • Rolomkeringen:
        • Vaak grappig, soms serieus
        • Bv: Man bijt hond
        • Human-interest-verhalen:
          • Gewone mensen met ongewone ervaringen die sympathie, medelijden of bewondering opwekken
        • Verhalen over kleine schandalen, morele overtredingen van beroemdheden
        • Heldenverhalen
        • Gee-Whiz-verhalen:
          • Verassende verhalen, ongewone gebeurtenissen, het buitengewone maar triviale

Organisatie-interne en –externe factoren die de nieuwsinhoud beïnvloeden

Invloeden op het individueel niveau van de professionele mediawerkers

Er wordt algemeen aangenomen dat persoonlijke kenmerken, waarden en rolopvattingen van de communicator, een invloed uitoefenen op de inhoud die door deze communicator wordt geproduceerd.

Achtergrond en persoonlijke kenmerken

1993: onderzoek naar het sociaaldemografisch profiel van de beroepsjournalist:

  • Meerderheid van de journalisten zijn mannen
    • Vrouwen (14%) quasi afwezig in topfuncties
    • Opgegroeid in steden en stedelijke agglomeraties
    • Afkomstig uit sociale middenlaag
    • Universitair diploma
    • Ook in andere Westerse landen dit profiel

Weaver & Wilhoit: typische Amerikaanse journalist

Ginneken: middenklasseachtergrond, middenklassepositie, middenklasseaspiraties

Over sterkte van de invloed van factoren is geen eensgezindheid:

Weaver & Wilhoit (1986):

  • Effect van de achtergrond en van de persoonlijke kenmerken op berichtgeving is waarschijnlijk klein gezien belang organisationele routines

Farley (1978):

  • Tegendeel: vrouwen brengen op gunstigere manier verslag uit over gelijke rechten amendement
  • Journalisten vormen geen homogene categorie

Politieke-ideologisch profiel

De Bens (1995):

  • Journalisten wensen zich niet politiek te affirmeren
  • Stemgedrag illustreert hun politieke basisopvatting
  • Stemgedrag van journalisten loopt niet parallel met de resultaten van de nationale verkiezingen
  • Stemmen linkser dan bevolking (centrumlinks – typeren zich als progressief)

De Bens (1983):

  • Politiek-ideologisch zelfbeeld impliceert niet dat ze in hun redactioneel werk progressieve standpunten innemen
  • Journalisten zitten ingekapseld in media-instellingen en lange reeks variabelen determineren uiteindelijke mediaoutput
  • Inhoudsanalyses van media-inhoud hebben het eerder systeembevestigende karakter van de mediaproducten in Vlaanderen aangetoond

Gans (1987):

  • Invloed van de politieke waarden en overtuigingen van de journalisten op de door hen geproduceerde inhouden wordt bijna volledig tenietgedaan door organisationele beperkingen en professionele normen.

Shoemaker (1984):

  • Tegendeel (Times-journalisten)
  • Sommige wetenschappers menen dat de impact van persoonlijke waarden en overtuigingen minder direct is. Suggereren dat het wereldbeeld van de journalisten en hun percepties van de sociale realiteit de media-inhoud kunnen beïnvloeden

Rolopvatting

= inhoudsbeïnvloedende factor op het individueel niveau

Communicator ontwikkelt rolopvatting tijdens werk, doorheen proces van socialisatie

Johnstone, Slawski, Bowman (1982):

  • Journalisten in 2 groepen naargelang rolopvatting:
    • Neutralen: zien zichzelf louter als transmissiekanalen
      • Zo snel mogelijk informatie overbrengen aan een zo groot mogelijk publiek
      • disseminatiefunctie
      • Participanten: geloven dat journalisten de informatie moeten uitpluizen om een verhaal te ontdekken en ontwikkelen
        • Interpretatieve functie

Weaver & Wilhoit (1986):

  • Derde rolconceptie:
    • Journalisten voorwie de tegenstanderfunctie het belangrijkste is
      • Vinden dat het hun taak is al tegenstander van politici en bedrijfsleiders te fungeren.
      • Weinig journalisten expliciet in 1 van de 3 categoriën – meesten hebben een pluralistische opvatting
      • Moderne journalist tracht de klassieke kritische rol van de journalist te verzoenen met de technische vereisten om grote hoeveelheden beschrijvende informatie te verspreiden

Neutralen zullen op andere manier verslag uitbrengen dan participanten.

Starck & Soloski (1977):

  • Neutralen: schreven het minst eerlijke en begrijpelijke verhalen
  • Meest objectieve en accurate verhalen door extreem-neutralisten/extreem-participanten

Invloeden op het niveau van de mediaroutines

Om mediaprofessionals te begrijpen: kijken naar routines die samengaan met hun job.

Routines vormen onmiddellijke context van de mediawerkers en beperken hen in hun doen en laten.

Mediaroutines ontstaan niet toevallig:

  • Zijn een praktisch antwoord op de vragen en behoeften van de mediaorganisaties en –werkers, die geconfronteerd worden met beperkte middelen en een oneindige toevoer van ruw materiaal.

Taak van mediaorganisaties om, binnen beperkingen van tijd en ruimte, het meest aanvaardbare product aan de consument aan te bieden, op de meest efficiënte manier.

Mediaroutines komen voort uit beperkingen verbonden met:

  • Publiek: wat is aanvaardbaar voor de consument?
  • Organisatie: hoeveel kan de organisatie verwerken?
  • Bronnen: welke producten worden door leveranciers ter beschikking gesteld?

Publiekgeoriënteerde routines

Journalisten brengen nieuws dat, volgens hen, waardevol is voor het publiek. Nieuwswaarden zijn de dingen die mensen interessant vinden:

  • Zo ingeburgerd dat ze het nieuws voorspelbaar maken
  • Nieuwswaarden vergemakkelijken het selectiewerk van nieuwsmakers en dragen bij tot de efficiëntie van het journalistenwerk

Stephens (1980) nieuwswaarden:

  • Prominentie/belangrijkheid:
    • hoe meer mensen door gebeurtenis getroffen, hoe belangrijker
    • Lichamelijke schade is belangrijker dan stoffelijke schade
    • Het ‘menselijke’:
      • Dingen die hun eigen leven niet direct beïnvloeden
      • Conflict/controversie:
        • Conflict en controversie interesseren mensen meer dan harmonie
        • Het ‘ongewone’:
          • Ongewone interesseert ons want het doorbreekt de dagelijkse sleur
          • Het onmiddellijke:
            • Recente gebeurtenissen
            • Nabijheid:
              • Dicht bij huis-nieuws: heeft meer effect op mensen

Nieuwswaarden helpen gatekeepers inhouden te selecteren die het publiek apprecieert.

Andere routines helpen negatieve reacties van het publiek te voorkomen. (objectiviteit)

  • Vindt zijn oorsprong in praktische organiatievereisten
  • Minder een geloofspunt van journalisten dan een set procedures die journalisten toepassen om zichzelf te beschermen tegen berispingen van superieuren en van aanvallen van buitenuit.
  • Procedures schrijven voor dat:
    • Men zich moet toeleggen op controleerbare feiten
    • Men statements tussen haakjes moet plaatsen
    • Men zoveel namen in het verhaal moet betrekken (om persoonlijke visie te elimineren)
    • Men bijkomend materiaal moet verzamelen voor het ‘feit’
    • Het toekennen van uitspraken aan bronnen is een sleutelelement van het objectiviteitritueel.

Routines voor het structureren van een nieuwsverhaal.

  • Bekendste journalistieke schrijfstijl: omgekeerde piramide (lead-structure)
    • Lead: belangrijkste informatie op beknopte manier (wie?wat?wanneer?waar?waarom?, eventueel: hoe?)
    • Body: verschillende elementen verder uitwerken
    • Bericht is topzwaar: met belangrijkste, nieuwste, meest algemene informatie bovenaan

Van Ginneken (1996): deze schrijfstijl = de informatie waarvan aangenomen wordt dat ze het belangrijkst is wordt als eerst gegeven, en kleine pakketjes van minder relevante informatie wordt in de volgende Alinea’s gegeven.

  • Samenvatting als inleiding

Reden: vaak blijft tot op het laatste moment onduidelijk hoeveel plaats er voor een onderwerp kan worden ingeruimd.

Figuur 54

Organisatiegeoriënteerde routines

Welke routines zijn er ontwikkeld om de organisatie zelf te helpen bij het verwerken van informatie?

Meeste routines zijn onderdeel van het nieuwsbedrijf geworden.

  • Geven mediawerkers duidelijk gedefinieerde en gespecialiseerde rollen en verwachtingen.
  • Zijn ontstaan om tegemoet te komen aan de noden van het systeem – daarna gestandaardiseerd en geïnstitutionaliseerd.

Nieuwsmedia zijn rationele, complexe organisaties met regelmatige deadlines – moeten systeem ontwikkelen.

  • Gebeurtenissen moeten herkend worden als nieuwswaardige elementen
  • Nadien gesorteerd en geclassificeerd

Veel routines zijn ontworpen om om te kunnen gaan met fysische beperkingen waarmee organisatie te kampen heeft

  • Bv: gatekeeping: aanpassing aan de fysische beperkingen:

= uit het totale aanbod aan nieuwsverhalen, moeten een aantal geselecteerd worden.

  • Nieuwsmedia veelal vast nieuwsformaat (minimum aantal boodschappen kiezen, die passen binnen dat formaat)
  • Om constante voorziening van informatie te voorzien:

Routines:

  • Bureaus op locaties
  • ‘beat’-reporters: die informatie zoeken op een bepaald gebied, bij bepaalde institutie
  • Bijhouden van nieuwsagenda
    • Om werk te kunnen plannen

Brongeoriënteerde routines

Bij het produceren van symbolische inhoud, zijn media sterk afhankelijk van bronnen of voorzieners van ruw materiaal.

  • Doen mediaroutines ontstaan en oefenen grote invloed uit op media-inhoud.

Allerlei soorten ruw materiaal ter hunner beschikking:

  • Kunnen zelf naar gebeurtenissen gaan en observeren
  • Onderzoek verrichten in bibliotheken
  • Opiniepeilingen organiseren
  • Steunen in praktijk vaak op bronnen

Sigal (1973): indeling informatiekanalen voor een journalist:

  • Veel gebruikte routinekanalen
    • Officiële handelingen (bv: processen)
    • Persberichten
    • Persconferenties
    • Niet-spontane gebeurtenissen (bv: toespraken)
    • Minder gebruikte ‘informele kanalen’:
      • Informele briefings
      • Lekken
      • Niet-gouvernementele handelingen (bv: vakbondsbijeenkomsten)
      • Verslagen van andere nieuwsorganisaties
      • Zelden gebruikte ‘ondernemingskanalen’:
        • Interviews die op initiatief van de journalist worden afgenomen
        • Spontane gebeurtenissen waarbij journalist ooggetuige is
        • Onafhankelijk onderzoek
        • Eigen analyses en conclusies van de reporter

Journalisten maken veelvuldig gebruik van routinekanalen omdat:

  • Laat hen toe werk te plannen
  • Vergemakkelijkt de job
  • Het komt de objectiviteit ten goede

Voor overheden en bedrijven is het interessant informatie ter beschikking te stellen van de pers

Vasterman en Aerden (1995): komen tot gelijkaardige indeling

  • Vermelden 2 soorten waarop journalist kan steunen:

Professionele bronnen:

  • Mensen, die op basis van hun functie – in de politiek of in het bedrijfsleven- beroepsmatig met de pers te maken hebben
  • Zoeken vaak actief toegang tot pers en worden vaak door pers benaderd
  • Frequente contacten : ontwikkelen hechte band met pers
  • Beschikken over nodige knowhow en hebben soms mediatrainig gevolgd.
  • Namen en telefoonnummers zijn bekend
  • Beschikbaarheid voor pers is tamelijk groot
  • Evenals geschiktheid om betrouwbare, nieuwswaardige informatie te verschaffen

Bv: politici, woordvoerders van partijen, deskundigen

Niet-professionele bronnen:

  • Alle andere categorieën bronnen
  • Mensen die niet beroepsmatig met de pers te maken hebben (‘gewone’ mensen)
  • Beschrijven diverse vormen van informatieverzameling

Indeling gebaseerd op onderscheid tussen primaire en secundaire informatie, tussen observatie, communicatie en documentatie)

Vooral professionele bronnen komen vaak voor in het nieuws.

Redenen:

  • Productiviteit (permanente stroom van feiten en meningen)
  • Betrouwbaarheid
  • Aanbod van kant-en-klaar nieuws
  • Sociale en geografische nabijheid

Invloeden op het niveau van de organisatie

Organigram van de mediaorganisaties: visualiseert 4 belangrijke vragen:

  • Wat zijn de organisationele rollen?
    • Wie wat doet
    • Het aantal en type rollen in het organigram toont aan hoe gespecialiseerd en gedifferentieerd de jobs in die mediaorganisatie zijn.
    • Hoe is de organisatie gestructureerd?
      • Verbindingen tussen functies
      • Wat is het beleid en hoe wordt het geïmplementeerd?
      • De lijnen in het organigram indiceren wie wie antwoordt.
      • Hoe wordt het beleid opgelegd?
      • Hoe wordt autoriteit uitgeoefend?
      • In elk van de vragen zit impliciet nog een volgende vraag verborgen: hoe beïnvloeden organisationele factoren de media-inhoud?

Organisaties en hun doelstellingen

Mediaorganisatie = een sociale, formele, gewoonlijk economische entiteit die mediaprofessionals te werk stelt om media-inhoud te produceren.

Organisatie:

  • Heeft strikte grenzen (gemakkelijk zeggen wie lid is en wie niet)
  • Is doelgericht
  • Bestaat uit independente delen
  • Is bureaucratisch gestructureerd
  • Leden oefenen gespecialiseerde functies uit in gestandaardiseerde rollen
  • Concurreren met andere organisaties voor middelen

Primaire doelstelling = winst maken

Andere doelstellingen:

  • Produceren van een kwaliteitsproducten
  • Het dienen van het publiek
  • Krijgen van professionele ervaring
  • Slechts uitzonderlijk is economisch doel een secundair doel

Aantal factoren versterken de economische ingesteldheid.

  • In handen van aandeelhouders -> druk op managers

Streven naar winst legt heel wat beperkingen en verplichtingen op aan mediawerkers.

  • Moet inhoud produceren die voldoet aan de eisen van het publiek en adverteerders en moeten anderzijds productiekosten zo laag mogelijk houden.

De organisatie: rollen en structuur

Om de doelstellingen te vervullen, moet de organisatie rollen toewijzen en een structuur ontwikkelen.

Rollen op 3 niveaus:

  • Laagste niveau:
    • Verzamelen van het ruwe materiaal en het geven van vorm

Bv: schrijvers, reporters en de creatieve staf

  • Middenniveau:
    • Coördineren van het proces en verzorgen van de communicatie russen top- en benedenlaag

Bv: redacteurs en producenten

  • Topniveau:
    • Bepalen van het beleid van de organisatie
    • Nemen van belangrijke personeelsbeslissingen
    • Behartigen van commerciële en politieke belangen van de firma
    • Verdedigen van werknemers van de organisatie tegen drukkingen van buitenaf

Bv: eigenaarbaas, manager, beheerraad,…

Mediaorganisatie is niet alleen verticaal (in niveaus), maar ook horizontaal opgedeeld. Naast het departement met de mediaprofessionals is er ook het departement met technisch personeel en het departement met commercieel personeel.

Het dagbladbedrijf

Dagbladbedrijven verschillen qua omvang en organisatie, maar de basisstructuur blijft meestal hetzelfde.

3 grote departementen:

  • Business
  • Mechanical
  • Editorial

Lijnen tonen dat uiteindelijke autoriteit en wettelijke verantwoordelijkheid bij uitgever ligt.

Redactie is opgedeeld in verschillende deelredacties.

Ook ‘beat’systeem.

Nieuwsorganisaties hebben om de nieuwsverzameling te bevorderen en te structureren, routine ontwikkeld om hun journalisten/reporters uit te sturen voor informatie over bepaald ontwerp of over bepaald geografisch gebied.

  • = Tuchman (1978): ‘news net’

Dit net produceert dagelijks berichten voor de nieuwsorganisatie, geschreven door reporters die zich op bepaalde locaties bevinden.

Net verondersteld dat lezers geïnteresseerd zijn in:

  • Gebeurtenissen op specifieke plaatsen
  • Activiteiten van bepaalde organisaties
  • Specifieke topics

Figuur 55

Het televisiestation

Televisiestations en dagbladbedrijven vertonen organisationeel vlak heel wat verschillen:

  • Bij televisie is nieuws slechts klein onderdeel van de ganse door de organisatie geproduceerde media-inhoud
  • Televisie heeft meer functies op gelijk niveau
  • Indeling van het nieuwspersoneel
    • Dagblagen: ‘beat’-systeem (aanmoedigen specialisatie)
    • Tv-reporters: generalisten
      • Moeten verslag uitbrengen van om het even welke gebeurtenis/situatie

Maar ook gelijkenissen:

  • Beiden produceren product dat dat bestemd is voor publieke consumptie
  • Beiden hebben ‘sales en business’, ‘technical’ en ‘editoral’ departement

Figuur 56

Invloed van de organisatiestructuur op de media-inhoud

Conflict:

  • Zijn horizontaal en verticaal ingebouwd in het systeem van de mediaorganisatie.
  • Reporters zijn georganiseerd naar hun bronnen (komen er frequent mee in contact)
    • In conflict met redacteurs (meer gericht op publiek en naar doelstellingen van organisatie)
    • Verticaal conflict
    • Conflicten tussen verschillende afdelingen (deelredacties vechten voor de schaarse middelen en eisen voor hun verhalen
    • Conflicten tussen verschillende departementen

Volgend traditionele visie is nieuwsdepartement een autonoom deel

  • Om verdere daling cijfers te voorkomen, wordt er zichtbaar druk uitgeoefend
  • Horizontaal conflict

Opmaak van de eerste krantenpagina:

Organisationele elementen kunnen nieuwsinhoud beïnvloeden:

  • Redactievergaderingen (iedere redacteur pleit voor zijn redactie op voorpagina)

Sigal (1973): uit dit bureaucratisch conflict ontstaat een frontpaginapatroon dat, over de tijd heen, het aantal berichten afkomstig van verschillende deelredacties, balanceert, ongeacht wat er in de wereld gebeurt.

Journalistieke autonomie wordt bedreigd:

  • Druk (zie boven)
  • Toenemende complexiteit van de mediaorganisatiestructuur
    • Meer hiërarchische, bureaucratische structuur tussen mediawerkers en topmanagement

Hoe groter afstand – hoe minder gevoelig top zal zijn voor professionele bekommernissen van journalisten

  • Meer interconnecties tussen topniveaus binnen organisatie en instituten buiten organisatie
  • Hoe groter en complexer het bedrijf, hoe waarschijnlijker dat organisatiefactoren belangrijker zijn dan individuele factoren en mediaroutines

Controle: hoe wordt macht uitgeoefend?

Controle = essentieel gegeven (gezien de conflicten die inherent aanwezig zijn)

  • Meestal dmv beloningssysteem
    • Goed: salarisvehorging
    • Slecht: gedegradeerd, ontslagen

Weinig openlijke conflicten over nieuwsverhalen

  • Uitgevers oefenen zelden directe macht uit
    • Ipd: grenzen en richtlijnen ontwikkelen

Journalisten leren deze ongeschreven wetten door ervaring

  • Controle is zelfcontrole

Breed: ‘social control in de Newsroom’

Onderscheiden manieren waarop een nieuweling op redactie wordt gesocialiseerd:

  • Imitatie en afkijken van andermans gedrag
  • Bijwonen van dagelijkse redactieoverleg
  • Goed lezen van de eigen krant
  • Het overnemen en bediscussiëren van schriftelijke correcties in stukken
  • Aanhoren van reprimandes, kritiek, opmerkingen
  • Het bedrijfsinterne roddelcircuit
  • Vrijwel iedereen doet het volgens deze regels
  • Inwerkperiode : ‘learning by doing’

Redenen van journalisten om zich te conformeren aan het beleid van de werkgever en de redactiecultuur:

  • Vermijden van conflicten met autoriteiten binnen de nieuwsorganisatie en de mogelijke negatieve sancties
  • Gevoelend van verplichting en waardering voor superieuren
  • Mobiliteitsaspiraties

Drukkingen van buitenuit

Economische drukkingen

Nieuwsorganisaties behoren vaak tot commerciële ondernemingen:

Nood om winstgevend te zijn, oefent druk uit op activiteiten

  • Dagbladen en vooral tv: reclame = belangrijkste bron van inkomsten

Adverteerders eisen invloed op de nieuwsinhoud

  • Moet afgestemd zijn op het doelpubliek
  • Mag niet botsen met belangen van de adverteerders

Fink (1989): bepaalde dagbladen hebben ‘hoge inkomens lezers’ gecultiveerd door hun nieuwsinhoud bewust voor hen te structureren.

Cantor en Jones (1983): tijdschrift met arbeidersklasse-doelpubliek publiceert andere fictie dan tijdschrift dat gericht is naar middenklasse.

  • Adverteerders deinzen er niet voor terug hun financiële macht te gebruiken tegen ‘onrechtvaardige behandeling door het nieuwssegment van de media’

Niet alle media in private handen:

  • Velen behoren tot publieke sector, gesubsidieerd en gereguleerd door de staat

Technologische drukkingen

Media-inhoud kan beïnvloedt worden door adoptie van nieuwe technologieën:

  • Film-video, satellietverbindingen, nieuwe grafische technieken
  • Hebben gezicht van het televisienieuws danig verandert
    • Minder fouten op spelling, zinsconstructie en typografie
    • Technologie heeft gestandaardiseerde nationale editie mogelijk gemaakt.

Porteman: Laatste tijd verschijnen van veel literatuur oiv het internet op journalistieke werk en op geproduceerde media-inhouden.

Eerste groep veranderingen = computers assisted reporting (= toenemend belang

van internet als journalistiek hulpmiddel)

consequenties internet:

  • Informatieverzameling kan meer en meer vanuit de werkplek geregeld worden
  • Verschuiving van verslaggeving naar redactie versnelt
  • Belang van informatiemanagement neemt toe
    • Selecteren, beoordelen en bewerken wordt wezenlijker
    • Internetinformatie is moeilijk op betrouwbaarheid te controleren
    • Werken met online media vergt toenemende technische vaardigheid

Internet kan niet enkel gebruikt worden als hulpmiddel – er ontstaan zelf ook nieuwe nieuwskanalen met eigen karakter en specifieke eigenschappen

Politieke en sociale drukkingen

Westen: vrijheid van de pers is heilige waarde van de democratie.

  • Drukvrijheid is bescherming van individu tegen excessen van de regering
  • Komt ganse samenleving ten goede

Journalisten vormen ‘4de macht’ met functie: op zoek gaan naar corruptie en opkomen voor rechten van de gewone mens.

Hoe geldig is claim dat media in westen onafhankelijke kracht zijn?

  • Precieze relatie tussen staat en media variëren naargelang plaats en tijd
  • Vrijheid van de pers is in belangrijke mate mythe.
    • Media privaat eigendom: controle uitgeoefend via wetten
    • Media ‘publiek’: regering oefent controle uit via financiering

John Merrill (1988): rangschikte verschillende geografische gebieden naargelang neiging om pers te controleren

Staat heeft rechtstreekse invloed op berichtgeving:

  • Via meer algemene wetten die objectieve, neutrale, professionele berichtgeving eisen
  • In noodsituaties directe invloed uitoefenen
  • Via bestaan van zogenaamde ‘staatsgeheimen’ en zwijgplicht
  • Via regelingen die de verslaggeving over rechtszaken bepalen
  • Via wetgeving omtrent ‘smaad en eerroof’, die de vrije meningsuiting inperkt
  • Enz

Naast officiële staatsdruk ook invloeden vanuit breed gamma van min of meer informele, georganiseerde belangengroepen

  • Religieuze, politiekeen beroepslichamen hebben vaak klachten
    • Mbt moraliteit, gepercipieerde politieke vertekeningen of representatie van minderheden.
      • Bv druk uitoefenen om positief te zijn tegenover minderheden en om meer rekening te houden met de noden van ‘kwetsbare’ groepen.
      • Media gaat gewoonlijk voorzichtig om met zulke drukkingen en proberen autonomie te verdedigen

Drukkingen afkomstig van het publiek

Publiek heeft invloed op de media-inhoud.

  • Publiekgeoriënteerde mediaroutines
  • Doelgroep van het medium

Publiek is volgens conventionele wijsheid de belangrijkste omgevingsfactor voor de mediaorganisatie:

  • Toch: mediaprofessionals hebben erg vaag beeld van hun publiek
    • Arrogantie tegenover het ‘incompetente’ volk

Vasterman en Aerden (1995): vanuit journalistiek zijn er lang tijd serieuze pogingen ondernomen om het publiek beter in beeld te krijgen.

  • Oorzaken:
    • Het feit dat journalisten de teugels liefst zelf in handen houden
    • Het feit dat stereotypering van het publiek past in werkroutine en zorgt voor bescherming tegen mogelijke kritiek van buitenaf
    • Het feit dat publiek meer informatie nodig heeft dan het denkt te willen
    • Het gegeven dat journalistieke ‘publieksvertegenwoordigers’ steeds minder deel uitmaken van het publiek dat ze vertegenwoordigen

Ferguson (1983): mediamensen hebben wel een sterk positieve attitude tegenover hun abstract publiek.

  • Toonde aan dat redacteurs van vrouwenbladen zich sterk verantwoordelijk voelen voor hun publiek.

Het algemene kader waarbinnen de mediaorganisaties opereren: culturele/ ideologische invloeden

Media zijn ingebed in bepaalde cultuur en reflecteren de ideologie die daarin aanwezig is.

  • Westen: het geloof in de waar de van het kapitalistische economische systeem, private eigendom, nastreven van winsten en vrije markten.
  • Verbonden met protestantse ethiek: waarde van individuele prestaties
  • Ideologie = liberale democratie

De media bakenen lijnen van een cultuur af

  • Zienswijzen, gedragingen en waarden zien als ‘aanvaardbaar’ of ‘illegitiem’
  • Media zijn er begaan met verslaggeving over deviant gedrag

Lees meer...

Massacommunicatie: de mediaorganisatie

Massacommunicatie wordt vaak geassocieerd met ‘klassieke’ massamedia

  • Ontstaan tijdens 19deeeuw (industrialisering)
    • Dagbladen, radio, televisie,…

Kenmerken van massamedia:

  • Institutionele zender (complexe mediaorganisatie met commerciële doelstellingen)
    • Richt zich tot grote, diverse groep ontvangers
    • = openbare communicatie
    • Zenders en ontvangers zijn ruimtelijk en temporeel van elkaar gescheiden
    • Contact is indirect of gemedieerd
    • Weinig mogelijkheden tot feedback

Opkomst van verschillende massamedia gaat samen met ‘morele paniek’: men geloofde dat commerciële logica binnen media aanleiding gaf tot programma’s, inhouden,… die de massa aanspraken en dus de “gemiddelde smaak” representeerden.

  • Werden ook verondersteld negatieve invloed te hebben op het massapubliek

4 belangrijke elementen van massacommunicatie: mediaorganisatie, geproduceerde inhouden, publiek, effecten van media

McQuail (1994): het communicatiewetenschappelijk onderzoek naar mediaorganisatie en omgeving pas gestart in ’60.

  • Onderzoek reflecteert de graduele interesseverschuiving van wetenschappers:
    • Media-effecten -> media-inhoud -> organisationele bronnen en oorzaken media-inhoud

Shoemaker & Reese

  • Organisatie-interne als organisatie-externe invloeden op ‘media content’
    • Organisatie-interne factoren op 3 niveaus:
      • Individueel niveau van de professionele medewerkers
      • Niveau van de mediaroutines
      • Niveau van de organisatie
      • Mediaorganisatie:
        • Bevinden in sociale ruimte met concurrentie en drukkingen
          • Van concurrenten, adverteerders eigenaars, vakbonden, leveranciers
  • Sociale en politieke invloeden:
    • Overheden en andere instituties
  • Druk door nieuwe technologiën
  • Druk door het publiek
  • Elke mediaorganisatie is ingebed in en samenleving, cultuur die het ruimere kader vormt waarbinnen zij functioneert

Figuur 53

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen