Logo
Print deze pagina

Totstandkoming van een (TV)-publiek

Deel dit artikel:

2 benaderingen onderscheiden:

  • Publiek zien als verzameling van individuen waarop de media een zeker effect hebben
    • Vooral krachten en machten onderzoeken die ervoor zorgen dat mensen zich blootstellen aan bepaalde media-inhoud
    • Verzuilingstheorieën (geen rekening met individuele verschillen, wensen behoeften en interessen – structurele en omgevingsfactoren volstaan)
    • Niet voorkeur kijker die bepaalt wanneer hij/zij kijkt, wel strategieën die tv-zenders gebruiken
    • Leden van het publiek = passief
    • Reactie op eerste: publiek = actief
      • Publiek: vrije individuen die zelf media/ media-inhouden uitkiezen
      • Voornaamst: Uses and gratifications-theorie (wat doen mensen met media?)

Structurele verklaringen voor tv-kijken

Kijkcijfers soms vrij voorspelbaar

  • Structurele factoren volstaan om kijkgedrag te verklaren (voorkeur kijker = overbodig)

3 groepen:

  • Kenmerken en programmeringsstrategieën van de zender
  • Structurele kenmerken van het publiek
  • Omgevingsfactoren

Onderzoek naar structurele factoren:

  • Dupliciteit/cumulatief publieksgedrag verklaren
    • 1ste dupliciteitswet: groot deel mensen die naar 1 aflevering programma kijken, ook naar de volgende kijken (programmaloyaliteit)
    • 2de dupliciteitswet: groot deel mensen die naar 1 programma op zender kijken, ook naar andere programma’s op die zender kijken (kanaalloyaliteit)
    • 3de dupliciteitswet: groot deel mensen die naar 1 programma kijken ook naar volgende programma op zelfde kanaal kijken (inheritance/ het lead in effect (2de programma erft automatisch deel kijkers van het eerste)

Lead-out effect: mensen kijken, in afwachting van het programma dat ze willen zien, naar hetgene dat ervoor komt

Theorieën op aggregaat niveau: willen gedag van ganse groepen verklaren

Programmeringstrategieën van de zenders

Dupliciteitswetten: vloeien voort uit :

  • feit dat mensen ‘gewoontebeesten’ en ‘inert’ zijn (ze veranderen niet snel van zender)
  • resultaat van horizontale en verticale programmeringstrategieën van tv-zenders

Horizontale programmeringstrategieën = hetzelfde programma wordt steeds rond hetzelfde tijdstip uitgezonden

  • creëren routines bij kijker

Verticale strategieën = programma’s zo achter elkaar plaatsen dat mensen geneigd zijn verder te kijken.

Zender houden ook rekening met wat concurrentie doet

  • gebruik non-coterminale programmeerstrategieën (ervoor zorgen dat programma’s niet op zelfde moment eindigen dan programma’s op andere zenders)

Goede programmeerstrategie rust op peilers:

  • starten op juiste moment van de avond met sterk programma (begin prime-time)
  • Eens publiek gestrikt, niet meer wegjagen (non-coterminale strategieën (bridging))
  • Ervoor zorgen dat zelfde soort programma op zelfde tijdstip terugkeert (horizontaal)

Programmeerstrategieën:

  • Stacking/blocking = programma’s van hetzelfde genre achter elkaar plaatsen
  • Hammocking = nieuw/zwakker programma tussen 2 succesnummers (lead-in en lead-out effecten)
  • Tent poling (pieken) = 1 serie/ 1 evenement met grote aantrekkingskracht
  • Stretching = populair programma wordt uitgerokken (qua duur)
  • Counterprogramming = zender gaan aanvullend programmeren
  • Blunting = hard tegen hard
  • Stunting = eenmalig iets bijzonders doen

Kenmerken van de kijkers

Studies eerste dupliciteitswet – kijkgedrag van groot deel publiek is willekeurig

Men kijkt niet naar andere aflevering van een programma omwille van:

  • Beschikbaarheid kijker
    • Thuis zijn; moeten willen/ kunnen kijken
    • Beschikbaarheid van het programma
      • Soms zin in bepaald programma, is het ook beschikbaar, maar wordt het niet uitgezonden
      • Kennis van alternatieven
        • Vaak missen omdat zich niet bewust van het feit dat het wordt uitgezonden
        • Kijkvolume
          • Mensen die veel tv kijken, kijken naar allerlei soorten programma’s (enheritance)
          • Zoekrepertorium
            • Meestal niet alle zenders overlopen op zoek naar programma dat ze willen zien (min of meer vast repertorium)
            • Hoge zenderloyaliteit (repertorium = 1 zender)

Omgevingsfactoren

Spelen rol in het kijkgedrag

1. Het weer:

  • Goed weer = activiteiten buitenshuis
  • Winter = meer kijken
  • Kijkvolume varieert met seizoen

2. Relatie maanstand en tv-kijkgedrag

3. Ook cyclische effecten die cultureel van aard zijn:

  • Indeling week (tijdens weekend meer kijken)
  • Vakantieperiodes

4. Fysiologische, lichamelijke processen

  • Subtiele of duidelijke invloed op kijkgedrag

5. Menstruatiecyclus

6. Groepsprocessen (binnen groep deals sluiten)

P 198 – vraag

Uses and Gratifications (U&G): mediagebruik als doelbewuste behoeftebevrediging

Inleiding: vroege studies

2de benadering: mediagebruik is resultaat van doelbewust gedrag (kijken naar wat ze denken dat hun behoeften zal bevredigen)

  • = Uses and Gratifications-theorie (nuttigheidstheorie)

= reactie op het klassieke effectenonderzoek

Eerst:

  • Katz et al. 1974
  • Eerder al enkele studies die zelfde basisideeën vertegenwoordigden
    • Herta Herzog (1944) over publiek van radiosoaps
    • Berelson (1949) over ‘what missing the paper means’
    • Schramm (1959) over betekenis van televisie in leven kinderen

Herta Herzog: “Motivations and grantifications of Daily Serial Listeners”

  • Effecten van radiosoaps op vrouwen die regelmatig luisterden gedurende enkele jaren
  • Voorbereidende studie: 100 diepte-intervieuws
  • Onderscheiden 3 types gratifications/voldoeningen:
    • Emotional release (emotionele ontlading)
      • = de gevoelens van medeleven, verdriet en vreugde die ze ervaarden bij beluisteren radio-soaps
  • The opportunity for wishful thinking
    • = vulden dmv radiosoaps de gaten in hun leven, compenseren eigen mislukkingen door luisteren
  • Advice (advies)
    • Luisteraars leerden iets bij van radiosoaps

Berelson:

  • Kranten in NY legden werk 17 dagen neer – rol van de krant in het leven van de mensen
    • Dingen die mensen gedaan hadden om toch mee te zijn met het nieuws
    • Wat mensen misten nu ze hun krant niet meer kregen
    • 60 diepte – interviews en identificeren 5 belangrijke gratificaties van dagbladen
      • Informatie over en interpretatie van public affairs
      • Hulpmiddel voor alledaags leven
      • Voor ontspanning
      • Sociaal prestige
      • Social contact

Schramm, Lyle, Parker:

  • U&G van televisie (gebruik en voldoeningen van verschillende categorieën kinderen)
  • Kinderen niet passief
  • Redenen voor kinderen om tv te kijken:
    • Entertainement
    • Information
    • Social utility

Uitgangspunten van de Uses and Gratifications-theorie

U&G: publiek is actief (mensen gebruiken media omdat ze bepaalde behoeften willen bevredigen)

  • Behoeften zeer uiteenlopend

McQuail: algemene typologie mediagratificaties

Mediafuncties voor individuen:

  • Informatie
  • Persoonlijke identiteit
  • Integratie en sociale interactie
  • Entertainement

In typologie verschillende soorten gratificaties vervat:

  • Sommige voortvloeien uit consumptie
  • Anderen uit gebruik medium op zich
  • Nog andere uit sociale context waarin het media-gebruik plaatsvindt

Swanson (1992): wijzen op opsplitsing:

  • Gratificaties die resultaat zij van de aangename ervaring van de media-inhoud en gerealiseerd worden tijdens consumptie
  • Gratificaties die resultaat zijn van verweving van informatie uit media-inhoud en gebruik van die kennis in praktijk

Culter & Danowski: onderscheiden:

  • Proces & content gratifications
  • Cognitive gratifications

Rubin: onderscheiden:

  • Ritual gratifications
  • Instrumental gratifications

Lichtenstein en Rosenfeld:

  • Aantonen link tussen gebruik bepaalde media en het zoeken en/of bekomen van specifieke gratifications
    • Boeken, films, opgenomen muziek: ontspanning, entertainen en stoom afblazen
    • Tv, radio, tijdschriften en dagbladen: ontspanning en informatie

Rubin en rubin: demonstreren:

  • hoe zoektocht naar eerder passieve, entertainementgeoriënteerde gratificaties van tv verbonden is met kijken naar soaps en spelprogramma’s
  • Informatieve gratificaties: tvnieuws, documentaires

Swanson: bedenking (P 200)

  • Verschillende mensen hebben verschillende redenen om naar soaps/ bepaalde programma’s te kijken
  • Onderzoeker mag geen waardeoordelen uitspreken over inhoud en media (eerst weten welke behoeften door zulke media worden vervuld)

McQuail: keuze media-inhouden heeft doorgaans weinig met culturele/ esthetische overwegingen te maken, maar alles met het nut dat deze inhouden hebben voor het individu

Media zijn niet enige bronnen van behoeftebevrediging:

  • Differential patterns of behavior other than media consumption

Rosengren: 2 manieren:

  • Relatief belang van mediaconsumptie ten opzichte van andere activiteiten nagaan
  • Causale of functionele verbanden leggen tussen een bepaalde patroon van mediaconsumptie en andere activiteiten

Displacement theory = tv neemt de tijd van andere (meer waardevol geachte) ontspanningsactiviteiten (als lezen)

Kubey & Csikszentmihalyi: inhoudelijke overeenkomsten tussen media- en andere activiteiten

Problemen die niet kunnen worden opgelost door stellen bepaalde handeling, mogelijk alternatieve oplossing vinden in andere gedragingen

Aanvullingen en kritiek op Uses and Gratifications-theorie

Persoonlijke motieven mediagebruik suggereren dat media gratificaties bezorgen die verwacht zijn door het publiek.

  • Ook: bepaalde bevrediging zoeken en andere krijgen

Onderscheid door Palmgreen en Rayburn:

  • Gratifications souhgt (GS)
  • Gratifications obtained (GO)
  • Waar GO sterker dan GS: grote publieksvoldoening en waardering

Kritiek:

Gebrek aan definiëring en operationalisering van ‘needs’

Rosengren: verwijzen naar menselijke basisbehoeften en onderscheiden:

  • Fysiologische behoeften
  • Veiligheidsbehoefte
  • Behoefte om ergens bij te horen + behoefte aan liefde
  • Esteem needs
  • Behoefte aan zelfrealisatie

Communication relevant human needs:

McQuire:

  • Cognitieve psychologische behoeften
  • Affectieve psychologische behoeften

Tan:

  • Cognitive needs
  • Affective needs
  • Personal integrative needs
  • Social integrative needs
  • Escapist needs

Gelijkaardige bij Katz et al.

Nadelen verbonden met afzondering van deze psychologische, communicatiespecifieke behoeften:

  • Directe link tussen andere ‘needs’ en het mediagebruik gaat verloren
  • Onderscheid tussen behoeften, motivaties en gratificaties gaat verloren

Opteren te vertrekken van psychologische en biologische basisbehoeften (rosengren)

Het is een erg individualistische theorie (sociale context wordt over hoofd gezien)

  • Minder aandacht aan gegeven dat mensen hun persoonlijke behoeften niet altijd kunnen bevredigen omwille van sociale redenen

Gebruikte methodes

  • U&G is kwantitatief
  • Diepteinterviews

Vereist een grote mate van zelfbewustzijn

Onderzoeksmethode

  • Te weinig aandacht voor de inhoudelijke kenmerken van mediateksten

Integratie van beide perspectieven?

2 voorgaande benaderingen lijken elkaar tegen te spreken:

  • 2de: actief, bewust, doelgericht
  • 1ste: individuele voorkeuren weinig invloed

Integratie in 1 theorie:

  • 1. Goede definitie ontvangersactiviteit:
    • Ontvanger is actief – activiteit = selectieve blootstelling – selectiviteit = -uitvoeren handeling om controle te krijgen over waarnemen van een stimulus

-Gedrag geen goede indicator activiteit (psychologisch niveau)

-Hoewel mensen van zender veranderen, kan men niet afleiden dat hij daarmee een grote behoefte voldoet

  • Men mag gedrag van de ontvanger niet definiëren door beroep te doen op het gedrag

-Activiteit van de kijker: beter door verwijzen naar betrokkenheid van de ontvanger bij zijn of haar ontvangersgedrag

-Betrokkenheid: intensiteit waarmee de kijker voor bekeken programma kiest

  • gemotiveerde behoeftebevrediging: Zeer betrokken
  • ontwijkingsgedrag: Zeer betrokken en actief inhoud vermijden
  • tijdverdrijf: weinig betrokken en toch blijven kijken
  • onvrijwillige ontwijking: lage betrokkenheid en geen bewust vermijdingsgedrag
Copyright © 2019. All rights reserved.