Fundamenten van attitudes
- Gepubliceerd in Marketing
- Lees 1841 keer
Fundamenten van attitudes (Albarracin, Zanna, Johnson & Kumkale):
1. Overtuigingen;
2. Gevoel;
3. Gedrag.
Attitudes en overtuigingen
Attitudes zijn evaluatief, terwijl overtuigingen descriptief (= beschrijvend) van aard zijn.
- VB: dit kabinet is goed bezig, impliceert een evaluatief oordeel en vormt daarmee een uitding van een (positieve) attitude.
- VB. De uitspraak ‘het beleid van dit kabinet heeft geleid tot 1,5% economische groei’ is een overtuiging en descriptief van aard. Verschil tussen attitudes en overtuigingen (en dus tussen evaluatieve en descriptieve uitspraken):
1. Van overtuigingen kan het waarheidsgehalte worden vastgesteld, bij attitudes is dit onmogelijk.
VB. Is de economie inderdaad met 1,5% gegroeid? Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
2. Ook is het belangrijk dat overtuigingen correct zijn. Vaak is het echter niet mogelijk om vast te stellen of een overtuiging correct of incorrect is.
VB. De overtuiging dat de Olympische zomerspelen van 2008 in Peking plaatsvonden, is correct.
Attitudes en gevoel
- Attitudes hoeven niet altijd op informatie (overtuigingen) te zijn gebaseerd, ook affectieve reacties kunnen leiden tot een attitude. Het gevoel dat door een attitudeobject wordt opgeroepen, kan leiden tot een bepaalde attitude van dat object.
Twee dimensies van gevoel:
1. Valentie van gevoel: een signaal voor de mate waarin het attitudeobject het bereiken van een waarde dichterbij brengt (prettig) of juist in de weg staat (onprettig).
2. Intensiteit van gevoel: geeft het belang aan. Hoe intenser het gevoel van vreugde, hoe belangrijker het attitudeobject is.
- VB: in reclame voor bijv. bier mooie beelden en leuke muziek in de hoop dat die positieve gevoelens losmaken en je die gevoelens associeert met het product en daardoor een positieve attitude krijgt.
Onderzoeksstromen die evidentie voor de invloed van gevoelens op attitudes leveren:
1. Conditioneringsproeces;
2. Onderzoek naar het mere exposure-effect.
Conditioneringsproces: je kan een relatie aanleggen tussen attitude en gevoel door middel van geluiden of woorden.
- VB: de hond associeert het opengaan van een bepaalde deur met het krijgen van voedsel en gaat voortaan ook al kwijlen als alleen de deur open gaat zonder dat hij het voedsel gezien heeft.
- VB. Een wortelkanaalbehandeling wordt omschreven als pijnlijk en vervelend en roept daarom negatieve reacties op.
- Mere exposure effect: herkenning zorgt voor voorkeur. Het fenomeen dat slechts het (herhaaldelijk) oppervlakkig waarnemen van een bepaald object, de waardering ervoor kan beïnvloeden. Als men iets dus vaker ziet of hoort, wordt de evaluatie positiever.
VB: een bepaalde melodie. Het effect wordt wel kleiner als het echt vaak is. Van 1 tot 10 keer heeft groter effect dan van 20 tot 30 keer.
Attitudes en gedrag
Soms fungeert het eigen gedrag als een signaal om de attitude te bepalen. Twee benaderingen van die fenomeen:
1. Cognitieve dissonantie;
2. Zelfperceptie.
Cognitieve dissonantie
- Deze theorie verklaart onder welke omstandigheden gedrag attitudes kan beïnvloeden;
- De theorie komt erop neer dat wij inconsistentie onplezierig vinden.
- VB: als je fair play belangrijk vindt (= attitude) maar tegelijk wel je tegenstander onderuithaalt (= gedrag), levert dat een gevoel van dissonantie op.
- VB. Als je enerzijds ‘gelijke kansen’ erg belangrijk vindt (attitude), maar tegelijkertijd allochtonen passeert bij promoties (= gedrag), dan roept dat gevoelens van dissonantie op.
- VB. Een verschil tussen een attitude die we hebben (bijvoorbeeld alcoholconsumptie is gezond) en ons daadwerkelijk gedrag (minimaal vier glazen wijn per dag drinken).
- Dissonantie is een onprettig gevoel dat mensen proberen te voorkomen of op te lossen.
- Om dissonantie op te lossen kunnen mensen hun gedrag in overeenstemming brengen met hun attitude (minder gaan drinken) of ze kunnen hun attitude meer in overeenstemming brengen met hun gedrag (positiever denken over de relatie tussen alcohol en gezondheid).
Self-perception theory (zelfperceptie)
- Deze theorie stelt dat de wijze waarop de attitudes van andere mensen vaststellen, soms ook door ons wordt gebruikt om onze eigen attitude vast te stellen.
- VB. ik zie iemand bronwater drinken en infereer (concludeer) dat die persoon een positieve attitude heeft t.o.v. bronwater. Op basis van gedrag stel je dus de attitude vast.
Volgens de theorie infereren (concluderen) we niet alleen de attitude van anderen op basis van hun gedrag, maar doen we dit ook bij onszelf. Gedrag beïnvloedt de attitude alleen als deze nog vaag was. Als de attitude al zorgvuldig was afgewogen heeft gedrag nauwelijks invloed.