Menu

Problemen bij erfelijkheidsonderzoek

  • genen kunnen uitgeschakeld worden (bv. ondervoeding en stress)  uitgeschakeld gen wordt overgedragen
  • indirect effect van genen: effect op omgeving
    • multiplier effect: bv. knappe mensen krijgen meer positieve aandacht  meer zelfvertrouwen  meer ondernemend  meer succesvol
  • verschillen tussen mensen niet alleen vanwege erfelijkheid, bv.
    • beperkende omgeving: aanleg ontwikkelt zich niet
    • prenatale effecten: roken, slechte voeding, drank, drugs beïnvloeden eigenschappen (wel aangeboren, niet erfelijk)
    • verschillende prenatale voedingsomstandigheden bij één- en twee-eiïge tweelingen
Lees meer...

Onderzoek naar erfelijkheid

  • onderzoek?

vergelijk overeenkomst in eigenschappen tussen ouders en eigen vs. adoptiekinderen

  • eigen kinderen: erfelijk en aangeleerd
  • adoptiekinderen: aangeleerd
  • verschil (eigen kind - adoptiekind): erfelijkheid
  • kinderen in vergelijkbare omgevingen: verschil t.g.v. aanleg
  • kinderen in verschillende omgeving: verschil t.g.v. aanleg EN omgeving
  • aanleg belangrijker in meer stimulerende (‘rijkere’) milieus
    • aanleg komt beter tot uiting dan in weinig stimulerende omgevingen (erfelijkheid lijkt groter)
  • tweelingenonderzoek
    • ééneiïge tweelingen (identical twins) zijn monozygoot (100% genetisch gelijk)
    • twee-eiïge tweelingen (fraternal twins) zijn heterozygoot (50% genetisch gelijk; als broers en zusters)
  • gelijke mate van optreden van een bepaald gedrag bij een één-eiïge en twee-eiïge tweelingen  aangeleerd
  • grotere overeenkomst tussen één-eiïge dan tussen twee-eiïge tweelingen  genetisch bepaald
    • soms uitzonderlijke overeenkomsten tussen één-eiïge tweelingen die in verschillende omgevingen opgroeien (vb. zelfde merk tandpasta)
  • erfelijk blijken o.a. eenzaamheid, neuroticisme, televisiekijken, sociaal gedrag, hersenanatomie, alcoholisme

Lees meer...

Erfelijkheid van gedrag: nature-nurture debat

  • wat is belangrijker: aanleg of aangeleerd gedrag?
  • hoe werken genen op gedrag?  genen bepalen hoe de hersenen zich ontwikkelen
    • bv. via de ontwikkeling van het limbisch systeem (emotie)
    • bv. verschillen in neurale verbindingen correleren met persoonlijkheidsverschillen (bv. sensation seeking)
  • erfelijkheid van gedrag (‘aanleg’) is lastig vast te stellen vanwege de omgevingsinvloeden
  • erfelijkheid van gedrag varieert veelal tussen

1 (niet erfelijk, aangeleerd) en

2 (volledig erfelijk, niet aangeleerd)

bv. depressiviteit is voor ong. 0,5 erfelijk

Lees meer...

Genetische variatie

  • recombinatie
    • nieuwe combinatie van bestaande eigenschappen: bv. blond van vader én krullend haar van moeder
  • mutatie
    • spontane verandering van een gen, bv. andere oogkleur

(blauwe ogen vermoedelijk t.g.v. een mutatie)

  • zeldzaam, meestal negatieve effecten (ziekte)
  • gemuteerd gen is meestal recessief: geen effect bij aanwezigheid van een goed gen

inteelt: kinderen van twee verwanten hebben een grotere kans op twee gemuteerde genen  aangeboren afwijkingen

  • belang van mutatie: leidt soms tot een positieve eigenschap (zwarte vlinders in UK)  grotere overlevingskans  verdringen andere individuen = evolutie
Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen