Menu

DE VERSTEDELIJKING

Na 1880 zit men een enorme groei van de steden, dit is te verklaren door de toenemende immigratie, industrialisatie en de verbetering van de infrastructuur.

Er zijn veel meer staten die steden krijgen in deze periode, zo gaan veel boeren uit het oosten in de steden wonen daar ze niet opkonden tegen de zware landbouwconcurrentie uit de MidWest.

Zo spreekt de groei van Chicago tot de verbeelding: in 1840 had het 4.000 inwoners, in 1900 woonden er 1,7 miljoen mensen…

Vanuit het buitenland kwam een ware volksverhuizing op gang met miljoenen immigranten vanuit alle hoeken van de wereld die in de Verenigde Staten een beter bestaan wilde opbouwen, weg van de honger en oorlogen van het moederland, de pogroms en discriminatie.

In de periode 1870-1920 immigreerde in totaal ongeveer zo’n 25 miljoen immigranten naar de VS.

Zo kwamen tussen 1880 en 1920 zo'n 2 miljoen Joden Amerika binnen en kende de decennia van 1900 tot 1920 de influx van ongeveer 2 miljoen Italianen. Vele miljoenen arriveerde ook vanuit Duitsland, Polen, Rusland, het Habsburgse Rijk, Oost-Europa en Scandinavië. Ook vanuit Canada arriveerde er een miljoen Franstaligen die voornamelijk naar New England trokken.

Andere immigranten die het land binnenstroomden vestigde zich over het algemeen in min of meer gescheidde gemeenschappen. Zo ontstonden er een grote Italiaanse gemeenschap in New York City, vestigde vele Ieren zich rond Boston en werd de Midwest het nieuwe thuis voor Duitsers en Scandinaviërs.

Tijdens deze grote immigratiegolf vestigden vele nieuwkomers (vooral Italianen, Russen,…) zich in wijken van dezelfde etnische groep omdat ze het Engels niet machtig waren of omdat ze een stukje van hun oorspronkelijke thuis misten. Het is het begin van de zgn. Ghetto’s.
In de slums was het slecht leven door de geringe openbare diensten (geen scholen, parken, riolering,…) en vele ziektes (cholera, tyfus, pokken).
De politici zagen deze nieuwe immigranten graag komen, ze vingen ze op in ruil voor stemmen.
Sommigen politici brachten ook echt wel verbeteringen aan… (riolering, openbaar vervoer, scholen)

In 1921 en 1924 ontstonden er wetgevingen (quota) om de immigrantenstroom te beperken. Zo werden ernstige chronische en mentaal zieke mensen geweerd.
Een groot deel van de immigranten kwamen in New York op Ellis Island, waar ze geïnspecteerd werden en keken of ze genoeg geld bij hadden.

De Verenigde Staten verstedelijkt meer en meer, vooral aan de Eastcoast. In de grote steden komt zelf de mobiliteit in het gedrang, daarom worden ondermeer metro’s aangelegd en trams en trolleybussen in gebruik genomen…
De mobiliteit in het gehele land werd verzekerd door de spoorwegen en door de steeds meer populair wordende auto.
Henry Ford ontwikkelde in 1908 de T. Ford waarvan er in 1908 10.000 exemplaren werden gemaakt, wanneer hij een lopende band systeem invoert in 1913 worden de productiekosten zodanig verkleind dat de automobiel ook bereikbaar werd voor de ‘gewone man’

Het leven werd praktischer en gemakkelijker. Zo werden er grote warenhuizen opgericht, typ- en naaimachines ontwikkeld en kwam er massaproductie inzake kleding.
Verder maakt de eerder aangehaalde ontwikkeling van de gloeilamp het leven niet alleen praktischer, het laat het ook toe dat er ’s avonds geleefd en gewerkt kan worden.
Verder wordt tijd en ruimte nog meer gecomprimeerd door de ontwikkeling van de telefoon door Alexander Graham Bell.

Door de grote economische groei, de hogere lonen, de kortere werkdagen en betere leefomstandigheden ontstaat er rond 1900 een nieuwe wijze waarop de vrije tijd werd besteed aan sport, cultuur en showbusiness. Men evolueert naar een massacultuur waarbij iedereen mee kan participeren (musicals, vaudevilles, film,…)

Er ontstaat ook een massapers, met een steeds grotere inbreng van de advertentie-industrie.

De grote krantenmagnaten waren William Randolph Hearts en Joseph Pulitzer

Ook de ‘hoge’ cultuur verspreidt zich steeds meer via scholen, universiteiten, bibliotheken,… door sponsering van grote bedrijfsleiders of bepaalde maatschappelijke groepen.

Lees meer...

TREK NAAR HET WESTEN

De reeds voor de Burgeroorlog begonnen expansie naar het westen zette zich na het conflict onverminderd voort. Via de Oregon Trail en andere routes stroomden duizenden mensen de relatief onbevolkte gebieden ten westen van de Mississippi binnen. Al voor de Burgeroorlog waren enkele staten gevormd en in de halve eeuw tussen 1865 en 1915 zouden er nog vele volgen.

Bij de (nieuwe) trek naar het westen speelde de spoorwegen een zeer belangrijke rol, aan de rand van de spoorlijnen groeiden nieuwe dorpen en steden.

In 1870 heeft men de ‘New Frontier’ ten westen van de Mississippi. Daardoor ontwikkelen zich nieuwe staten, in 1889 treden North-Dakota, South-Dakota, Montana en Washington toe, een jaar later volgen Wyoming en Idaho

De trek naar het westen ging niet echt gepaard met zorg voor de natuur. Toch waren er mensen die gingen zorgen voor het milieu. Zo is er de Conservation Mouvement. Ontstaan van natuurparken zoals Yosemite Park (Californië)en Yellowstone Park (Wyoming)

De periode 1860- 1880 is de periode van de Cattle Ranches en Cattle Trails in het gebied van de Great Plains (= Montana, Colorado, Wyoming, North en South Dakota, Nebreska, Kansas, Oklahoma, Texas en New Mexico). Dit kwam door de toegenomen vraag naar vlees in de steden en voor de spoorwegarbeiders en de betere infrastructuur om het vlees te exporteren naar de steden. De Cattle Trails was als het ware een spoorlijn om vee vanuit de (South)West naar het Oosten te vervoeren.

Het vee werd twee keer per jaar bijeengebracht, nl. in het voorjaar om te brandmerken en in de herfst om de volwassen dieren er uit te pikken en op transport te zetten. Vooral in Chicago werden veel koeien geslacht.

Het vee graasde oorspronkelijk in open land (niet in een wei), maar toen de vraag naar vlees groeide werd het land overbegraasd. Er ontstonden meer en meer conflicten tussen boeren en veehouders, die door hen beschuldigd werden hun vee over akkers te laten lopen.
Hierdoor kwam er een einde aan de ‘open begrazing’ en werd het vee in weiden geplaatst omgeven door prikkeldraad.
Bovendien gingen tegen 1890 grote veehouders (en Holdings) kleine concurrenten opkopen waardoor de traditionele branche van ‘catteling’ (en hun cowboys) wegviel.

In 1862 werd de Homestead Act ingevoerd, dit is een wet waarbij grote gebieden aan particulieren worden opengesteld: Als je 5 jaar een stuk grond bewerkte (60ha/per) werd dit jouw gebied.

Tot 1910 ging ruim 85 miljoen ha naar de pioniers, hierbij verdrievoudigde de productie. De landbouw groeide explosief en de export naar Europa nam toe.

De Indianen waren echter de dupe. Het waren zij die oorspronkelijk leefden in de Great Plains van de buffeljacht (voedsel, beschutting, kleding, brandstof).

Maar door de bouw van spoorwegen en deHomestead Act ontstaan er conflicten en oorlogen. Er werden misleidende verdragen afgesloten met hen en ze werden verjaagd van hun gronden/reservaten. Ook werden de buffels met duizenden afgeslacht door de blanken, voor het vlees of gewoon voor het plezier, William Cody beter bekent als Buffalo Bill was de bekendste. In 1885 blijven er een paar 100 van 13 miljoen bizons over.

Het Congres voerde in 1887 de Dawes Act in waardoor een eind gemaakt werd aan het gemeenschappelijke grondbezit van indianen. Ze moesten vanaf nu individuele gronden hebben. Zo wou de overheid meer en meer hun visie van beschaving aanreiken/opdringen. Verder werden de kinderen van Indianen naar kostscholen gestuurd. De Dawes Act was doordrongen van een Euro-Amerikaans christelijk wereldbeeld dat werd opgedrongen aan de Indianen.

Een familie moest op een stuk grond gaan wonen (dat ze ev. pas na 25 jaar mochten verkopen) dat de overheid aan haar toewees, de wet geeft ook de mogelijkheid aan de overheid om al het vrijgekomen land, dat niet wordt toegewezen, te verkopen.

Nadat er een wijziging was aangebracht in de Dawes Act in 1906 konden mensen met indiaans en blank bloed hun stuk grond verkopen wanneer ze zelf wilden. Velen die het deden werden bedrogen.
Het was een slecht bestaan in de reservaten voor de Indianen, zo blijven er eind 19de eeuw nog maar 200.000 à 300.000 Indianen over…

Lees meer...

INDUSTRIALISERING

De Verenigde Staten wordt tijdens de periode 1877-1920 een geïndustrialiseerd land, dat meer en meer exporteerde. Zo is er tijdens deze periode maar liefst een vervijfvoudiging van de export.
Verder is er een zeer grote groei in de staalnijverheid en oliesector.

Noodzakelijk voor een goed en sterke economie is een goed transportnetwerk , daarom begint men in 1869 aan de bouw van de 1ste Transcontinentale Spoorweg gebouwd.
Van Oost naar West werd voornamelijk door Ieren gebouwd, andersom door Chinese gastarbeiders.
Met de voltooiing van de spoorlijn werd de tijd die nodig was om over land van New York City naar San Francisco te reizen van meerdere maanden gereduceerd tot één week.

De spoorwegen comprimeren tijd en ruimte énorm…hierdoor worden in 1883 vier tijdzones ingevoerd: Eastern, Central, Mountain en Pacific Timezone.


In 1884 zijn er al 4 Transcontinentale spoorwegen die kleine vertakkingen hebben. Zo lag er in 1860 48.000 kilometer spoor, in 1900 384.000 km spoor en in 1910 ligt reeds 1/3 van alle sporen in de wereld in Amerika.

De periode van economische vooruitgang en bevolkingsgroei van na de Burgeroorlog en de Reconstruction staat bekend als de Gilded Age, die duurde van 1877 tot aan 1893 toen een diepe economische depressie het einde van een lange periode van groei betekende.

Het vertrouwen in de industrie was érg groot, zo vertwintigvoudigde de investeringen in de zware industrie tussen 1860 en 1900.

De Gilded Age werd gekenmerkt door een snelle groei in het aantal middelgrote en grote corporaties en kleinere bedrijven zoals spoorwegmaatschappijen, banken en fabrieken alsmede een groei in het aantal immigranten die het land binnenstroomde en die deze expansie voortstuwde.

Industriële magnaten zoals John D. Rockefeller, J. P. Morgan, Cornelius Vanderbilt en Andrew Carnegie vergaarde enorme rijkdommen, soms via hardhandige tactieken die de competitie buitenspel zette.

Ze werden gezien als ‘self-made men’ en hadden groot aanzien. Ze werden ook wel de ‘Captains of Industry’ genoemd, hun tegenstanders noemden hen echter ‘Robber Barons’

De Verenigde Staten, gedreven door de enorme economische expansie, werd het toneel van vele technische en wetenschappelijke innovaties. Rond de tijd dat Amerika haar 100-jarig bestaan vierde in 1876 werden de telefoon en telegraaf gemeengoed en Thomas Edison, recordhouder wat betreft het aantal patenten die hij in bezit had, ontwikkelde de grammofoon, de fonograaf en de gloeilamp in de jaren direct erna. Andere uitvindingen van belang waren bijvoorbeeld de typemachine en de vereenvoudiging van de fotocamera door George Eastman, de oprichter van Kodak.

Tijdens de Gilded Age vinder er grote veranderingen plaats qua productiewijze en qua de structuur en organisatie van bedrijven, er is een algemene tendens van schaalvergroting en automatisering. Hierdoor ontstaan er grote industriële complexen:

De arbeid wordt hervormt, men evolueert van individuele arbeid naar ploegenarbeid en lopende band werk.

schaalvergroting → productie wordt goedkoper → massaconsumptie → afzetmarkt groeit

Verder gaan bedrijven meer en meer met elkaar samenwerken, hierdoor ontstaan er de grote, zgn. Corporations. In 1919 waren 31% van de bedrijven Corporations en zij stelden 80% van de loontrekkers in dienst en maakte 90% van de Amerikaanse productie uit.

De winst moet stijgen en dit doet men door de productiekosten te drukken en de concurrentie te verkleinen, maar hierdoor stijgt echter de monopolisering.

De bedrijven consolideerde zich in trusts en monopolies die de welvaart en macht in handen van een beperkt aantal corporaties gaf:

  • Trust (trustees) grote bedrijven die ook de aandelen van kleine bedrijven uit dezelfde sector beheersen.
  • Holding Companies zijn grote ondernemingen die ook interesse hebben voor bedrijven uit andere sectoren.

De strijd tegen deze praktijken zou zich vooral in de periode van na de depressie van 1893 afspelen,

de overheid trachtte ook al wel eerder een rem op het systeem te zetten omdat het tegen de vrije concurrentie inging. Zo dateert de Sherman Anti-Trust Act uit 1890 met als doel de trusts in perken, maar de wet was echter ondoeltreffend.

De bedrijven werden steeds groter en machtiger, er was zelfs een soort van samenwerking tussen de political bosses en de businessmen. De political bosses hadden geld nodig en de businessmen wilden Carte Blanche om uit te breiden.

De overheid werd dus als het ware gebruikt door de Trusts en Holdings…

Het bestaan voor de gemiddelde arbeider in de late 19e en vroege 20e eeuw, hoewel vaak beter dan in andere landen, was niet altijd makkelijk. Monopolies betekende weinig competitie in vele bedrijfstakken en vaak werkte men 10-12 uur per dag voor relatief lage lonen.

Aangezien de bedrijven maar groter en groter worden, ze de politici in hun zak hebben en daardoor zeer veel macht hebben, groeit bij arbeiders de vraag naar bescherming.

Zo ontstaan er ook vakverenigingen in Amerika. Ze bestonden echter al van begin 19e eeuw maar hun ledenaantal was niet erg groot (het lidmaatschap was beperkt tot geschoolde arbeiders uit bepaalde industrietakken). Zo waren er omstreeks 1865 650.000 arbeiders (van de 3 miljoen) aangesloten bij een vakvereniging. In 1900 waren er 1 miljoen arbeiders (van de 27 miljoen) lid van een vakbond.

De eerste echte stappen voor arbeidersrechten werden in 1869 gezet toen in Philadelphia de Knights of Labor werd opgericht. Later werd de meer succesvolle American Federation of Labor opgericht, met als doel de werkcondities voor arbeiders te verbeteren via kortere werkweken en hogere lonen.

Vakbondsleden werden echter door rechtbanken gezien als samenzweerders tegen de overheid.

Vakbonden werden echter door de werkgevers en de Republikeinen beschouwd als slecht, er werd zelfs een zwarte lijst opgemaakt van arbeiders die in vakbond zaten.

De arbeidsmarkt was tevens oververzadigd, zo kwam tijdens de Gilded Age een ongelooflijke migrantenstroom opgang van mensen over de gehele wereld die droomden van een beter leven in Amerika…

Hierdoor was er een énorme arbeiderspool van ongeschoolde immigranten die de bedrijven konden aanboren om over goedkope arbeidkrachten te beschikken.

Verder kwamen ook heel wat zwarten uit het Zuiden naar het Noorden opzoek naar een job en een betere leefomgeving.

Deze beide groepen waren bereid om voor een laag loon in slechte omstandigheden te werken. Vaak werd ook in hun contract vermeld dat ze geen lid van een vakbond mochten worden.

Tot vandaag beschouwen velen Amerikanen de belangenbehartiging door de vakbonden als on-Amerikaans. Je moet zelf maar voor je zaakjes opkomen!

In de periode 1880- 1900 waren er heel veel stakingen die door de overheid werden gebroken aan de hand van politie en leger. De overheid en federale rechters kozen de kant van de ondernemers

Op 1 mei 1886 waren er in Chicago 100.000 stakers, anarchisten lieten echter die dag een bom ontploffen, dit is bekend als de Haymarket Riot. Dit had met als gevolg dat in de VS ‘Labor Day’ niet op 1 mei wordt gevierd, maar wel op de eerste maandag van september.

Lees meer...

ALGEMEEN

De periode 1877 - 1920 staat bekend als de Machine Age, deze wordt gekenmerkt door de Industriële Revolutie, de grote expansie in de landbouw en de verstedelijking.
In 1860 waren er 31 staten met 31 miljoen inwoners, waarvan 80% op het platteland en 20% in de steden leefde. In 1920 waren er 48 staten met 105 miljoen inwoners, waarvan 49% op het platteland en 51% in de steden leefde

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen