Menu

Pragmatische stijlen en structuren

Discours:

  • Logische aaneenrijging van zinnen,die binnen bepaalde context gangbaar is.
  • Basiseenheid van de pragmatiek
  • Taaleenheid die groter is dan een zin
  • Meerdere, met elkaar verbonden, zinnen die een identificeerbare structuur vormen om bepaalde communicatiefunctie te vervullen
  • Vormen:
    • Conversatie (private vorm)
    • Klasinteractie (publieke vorm)

De conversatie

Doorheen conversaties:

  • Creëren en onderhouden relaties
  • Exploreren en ontwikkelen van persoonlijke indentiteiten
  • Vervullen van dagelijkse taken

Conversatie:

  • Meest bestudeerde vorm van discours
  • A relatively informal social interaction in which the roles of speaker and hearer are exchanged in nonautomatic fashion under the collaborative management of all parties. (McLaughin, 1984)
  • Meest private en persoonlijke vorm van communicatie
  • Meest wederkerige en evenwichtige vorm van discours
  • Graad van vrijdheid die in ander vorm communicatie niet aanwezig is
  • Informeel
  • Persoonlijke informatie delen
  • Spontaan
  • Participanten spelen voortdurend op elkaar in
  • Zijn op het rationele georiënteerd

Interactie binnen de klas

Verschilt van de conversatie qua vorm, stijl en inhoud.

Kenmerkend voor discours binnen klascontext:

  • Onevenwichtige machtsverhouding
  • Onevenwichtige interactie
  • Formeel
  • Onpersoonlijke onderwerpen
  • Klascontext bevat meer jargon
  • Publiek en taakgeoriënteerd

Figuur 18

Lees meer...

De sociale context van taal

Pragmatiek = de studie van hoe we taal gebruiken in sociale contexten

  • Adaptability of language: de interactanten dienen hun taalgedrag steeds aan te Pasen aan de eisen van de context.

2 Tradities:

  • Functionele structuralisme
  • Taalhandelingstheorie (Speech Acts Theory)

Functionele structuralisme:

  • Vertegenwoordiger : de Rus Roman Jakobson (1896 – 1982)
    • Onderscheidt functies die taal dient te vervullen wil er sprake zijn van een communicatieproces.

Verwerkt hierbij 6 factoren: (moeten in elk proces aanwezig zijn)

  • Zender, ontvanger, (fysisch en psychologisch) contact, boodschap, context (datgene waarnaar de boodschap refereert), code
  • Aan factoren functies van taal verbonden:
    • Emotieve: connoteert de houding van de zender tov datgene waar hij over spreekt
    • Connatieve: klemtoon ligt op de ontvanger, zoals bij de imperatief
    • Fatische: verbale processen hebben de functie om het proces tot stand te brengen, verder te zetten, af te sluiten, aandacht te trekken,…
    • Poëtische: klemtoon ligt op de talige boodschap zelf (zoals in poëzie, spreekwoorden,…)
    • Referentiële, cognitieve of denotatieve: nadruk ligt op de referent
    • Metalinguïstische: klemtoon ligt op de code en men spreekt met taal over taal

Taalhandelingstheorie/ Speech Act Theory:

  • Anglo – amerikaans van oorsprong
  • Taal gebruiken en communiceren is een vorm van handelen
  • Mensen gebruiken taal om bepaalde doeleinden te bereiken
  • Speech act = het doel dat de spreker door middel van taal wil gebruiken
  • Succesvolle communicatie = men begrijpt de relatie tussen woorden, zinnen en de speech act
  • Méér dan 1 pragmatische structuur = met dezelfde zin kan de ontvanger verschillende doelen hebben
  • Correcte pragmatische keuzes = rekening houden met context want die geeft nodige informatie voor interpretatie van speech act
  • CMM = Coordinated Management of Meaning Theory
    • Rekening houden met 4 soorten context:
      • Episode: situatie waar we in zitten tijdens interactie
      • Relatie: rolverplichtingen die we ervaren tegenover de andere
      • Life script: professionele of persoonlijke identiteit
      • Cultureel patroon: culturele normen die we delen met anderen

Figuur 17

Lees meer...

De subsystemen van taal

Klanken

Leren van een vreemde taal = leren uitspreken en combineren van klanken die typisch zijn voor die taal.

1ste subsysteem van een taal = het klankensysteem

Fonologie = de studie van de significante klankpatronen

Fonemen = significante klankverschillen

Bv: ‘p’ en ‘b’ zijn fonemen – je kan er woorden mee vormen die een andere betekenis hebben: bv: ‘paard’ en ‘baard’

Kennis van het klankensysteem:

  • Hoe fonemen uitspreken
  • Welke intonatie gebruiken
  • Waar klemtoon leggen

Woorden

Klanken worden tot woorden gecombineerd die een bepaalde betekenis hebben.

Semantiek = de wetenschap die zich bezighoudt met de betekeniseenheden in onze taal.

Morfemen = basiseenheid van betekenis:

  • ‘vrije’ morfemen:
    • Equivalenten van woorden

Bv: poes, hond

  • ‘gebonden’ morfemen:
    • Komen enkel in combinatie met andere morfemen voor

Bv: ‘s’ voor meervoud, ‘je’ voor verkleinwoord

Zinnen

Syntaxis = de wetenschap die zich concentreert op de zinsstructuur van een taal.

Syntactische kennis:

  • We kunnen woorden in juiste volgorde zetten
  • We kunnen betekenis toekennen op basis van woordvolgorde

  • Kennen basisstructuur van zinnen
  • Kennen grammaticale functies van woorden
  • Kennen regels om nieuwe zinnen te creëren en om bestaande zinnen om te zetten in andere vormen
Lees meer...

kenmerken van de “natuurlijke taal”

“Taal”: wordt in zeer veel verschillende betekenissen gebruikt

Natuurlijke taal:

  • Talen die in een menselijke gemeenschap van oudsher worden gebruikt voor algemene communicatie en die een kind, opgroeiend in zo’n gemeenschap als moedertaal aanleert.
  • Essentieel menselijk
  • Mensen onderscheiden zich van dieren
  • Maakt deel uit van de eigenheid van de mens
  • Mens heeft er weinig vat op, kan ze niet veranderen, taal is er altijd al geweest,…
  • Onderscheid:
    • Speech (gesproken taal)
    • Geschreven taal (secundair, ondergeschikt aan speech)
    • Geschreven taal dient om gesproken taal te representeren

Bv: Nederlands, Frans, Engels,…

Artificiële taal:

  • Door mens gemaakt
  • Kan door mens verandert worden

Bv: Esperanto, computertaal,..

Taal is symbolisch

Teken = voertuig van betekenis

Teken:

  • Signifiant (vorm waarin het wordt uitgedrukt)
  • Signifié (datgene dat wordt opgeroepen in het hoofd van de communicator)

Signifiant:

  • Natuurlijke taal: geheel van klanken
  • Artificiële taal: bv: elektrische pulsen, gebaren, tekens op papier,..
  • Teken verbindt inhoud en vorm

Culturen kunnen ook betekenis toekennen aan vormen en kleuren

  • Berusten, onbewust, ook op afspraken en conventies

Bv: rood (= liefde (Eu), rijkdom (China))

Taal is een soort kennis

Taal:

  • Mentaal
  • Kennis, die opgeslagen is in onze hersenen
  • Indirect te bestuderen, door ons te baseren op gesproken taal

Onderscheid:

  • Speech:
    • gesproken taal
    • fysieke aspect
    • language:
      • interne, geestelijke kant van “speech”

Taal is op regels gebaseerd en productief

Linguïstische productiviteit: het vermogen om ongewone zinnen te begrijpen en te creëren.

Taal leren:

  • Meer dan trial-and-error
  • Leren van algemene regels om betekenis te kunnen creëren

Taalregels:

  • Erg complex
  • Leren hoe gebruiken in specifieke sociale contexten

Taal beïnvloedt de manier waarop we de wereld zien

Menselijke taal = sterk verbonden met het denken.

Gedachten:

  • Visueel
  • Verbaal (meestal)

Herinneringen opslaan in woorden:

  • Carmichael-experiment (1932): mensen figuurtjes laten zien met woord – later figuur reproduceren – resultaat: mensen passen figuurtjes aan aan woord dat erbij stond.
  • Mensen slagen eerder woorden op dan figuren

Taal beïnvloedt onze aard van denken:

  • Sapir – Whorf – hypothese:
    • Benjamin Lee Whorf & Edward Sapir
    • 2 stellingen:
      • Linguïstisch determinisme: idee dat taal ons denken beïnvloedt.
      • Linguïstisch relativisme: als taal denken beïnvloedt, betekent dat ook dat mensen die een andere taal spreken, de wereld op een andere manier zien.

Ideën en concepten uit 1 taal zijn moeilijk te gebruiken in een andere taal:

  • Talen delen de wereld op verschillende manieren in (roost raster dat over de realiteit gelegd wordt)

Bv: Eco

Figuur 16

Andere culturen = ander rooster om mee naar de werkelijkheid te kijken.

Verschillen Nederlands met andere talen:

  • Lexicalisering:
    • Meer gedifferentieerd dan bv: azteken (meer benamingen voor 1 begrip), maar minder dan eskimo’s (meerdere benamingen voor sneeuw)
    • Grammaticale verschillen
    • Vestigen aandacht op bepaalde aspecten van de sociale wereld

Taalvormen

Als men dezelfde taal spreekt, wordt die niet noodzakelijk op dezelfde manier gesproken

Bv: Nederlands in België en Nederland

Vormen:

  • Dialecten:
    • Subgroep gebruikmakend van woordenschat, grammatica, uitspraak
    • Lokaal, geografisch
    • Pidgins:
      • Heeft geen moedertaalsprekers
      • Eenvoudige taal, die bewust is gecreërd om te communiceren met mensen die een andere taal spreken (bv: kolonisten)
      • Grammatica en woordenschat zijn erg eenvoudig
      • Lingua Franca:
        • Mensen uit 2 gemeenschappen kiezen een 3de taal om met elkaar te communiceren

Bv: Engels in internationale zakenwereld

  • Jargon:
    • Gebruik van speciale of technische woorden die door leden van een bepaalde beroepsgroep gebruikt worden
    • Argot:
      • Gebruik van woorden in een andere dan de klassieke betekenis
      • Meestal door niet-dominante groepen in de maatschappij, die bepaalda zaken verborgen willen houden voor buitenstaanders.

Bv: “chinezen” voor het gebruik van cocaïne

  • Ook: “dieventaal” of “Bargoens”

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen