Menu

Osmoregulatie

De osmolaliteit (van het bloed) wordt geregeld door het aanpassen van de wateruitscheiding in de nieren. Het setpoint is 280-290 mOsmol/kg water, het wordt voornamelijk bepaald door natrium. De osmolaliteit wordt gemeten door osmoreceptoren. Veranderingen in osmolaliteit zorgen voor osmose waardoor het celmembraan rekt of krimpt, dit zorgt voor een signaal. Bij een hoge bloeddruk zullen de receptoren minder snel vuren (de drempelwaarde is dus hoger), dan bij een lage bloeddruk.

Lees meer...

RAAS

Het renine-angiotensinealdosteron systeem speelt een erg belangrijke rol bij de regulatie van de bloeddruk op langer termijn. Ang II is een sterke vasoconstrictivum (voor efferente vaten). Voordeel van RAAS is dat er veel vochtresorptie is, het nadeel is dat de osmolariteit steigt (zie osmoregulatie). Als gevolg van de activatie van het RAAS is er Na+- resorptie. Om natrium te kunnen resorberen zijn Na+-K+-pompen nodig en daardoor is er ook K+-secretie (dit is dus niet functioneel!).

Lees meer...

Rol van de nieren

De nieren spelen op drie manieren een rol bij de bloeddrukregulatie:

1. RAAS

2. Water- en zoutretentie of -afgifte

3. Sympathicus-activiteit

De eerste twee punten zijn het belangrijkst en deze zorgen voor het behoud van een constant ECV. Strechreceptoren in de atria helpen de nieren hierbij (zie schema).

Lees meer...

Baroreflex

De baroreflex is het belangrijkste regelmechanisme van de bloeddruk op korte termijn. Bij een daling van de bloeddruk, worden baroreceptoren geselectederd en wordt de orthosympathicus (OS) gestimuleerd en de parasympathicus (PS) geremd. Bij een stijging van de bloeddruk visa versa. Zie het schema.

De Vasalva-manoeuvre is een truc om de sympathische activiteit te onderzoeken. De patiënt moet dan met neus dicht tegen zijn vuist blazen, zonder dat er lucht ontsnapt.

Lees meer...

Bloeddruk

De formule voor de bloeddruk is afgeleidt uit de Wet van Ohm:

– Wet van Ohm: spanning = stroom x weerstand (U = I x R)

– Bloeddruk = hartminuutvolume x totale perifere weerstand (BD = CO x TPR)

De cardiac output wordt bepaald door het slagvolume (afhankelijk van bloedvolume (=ECV=effectief circulerend volume) en contractiliteit) en de hartfrequentie. De totale perifere weerstand wordt bepaald door de arteriolen en is afhankelijk van structurele factoren (bouw en stugheid van vaten) en functionele factoren (tijdelijke aanpassingen). De TPR wordt o.a. gereguleerd door endotheel. Bij een hoge bloeddruk is er namelijk een hoge shear stress waardoor er NO wordt afgegeven, dit zorgt voor dilatatie. Bij een lage bloeddruk geeft het endothee endotheline af en dit zorgt voor constrictie.

Gedurende een dag is er veel variatie in de bloeddruk. 's Nachts is de bloeddruk altijd lager, want de hartfrequentie ligt dan lager

Lees meer...

Anesthesie

Bij anesthesie is er een grote kans op onderkoeling. Dit komt vooral door de anesthetica, deze zorgen voor vasodilatatie in de periferie. Daar neemt de temperatuur toe, in de kern af. Ook zorgen spierverslappers dat iemand niet kan rillen. Het voordeel van een lage temperatuur bij een operatie is dat alle processen, en vooral ook ontsteking, langzamer verlopen.

Een patiënt wordt warm gehouden met isolatie en warme lucht die de longen in wordt geblazen.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen