Menu

De moleculaire determinanten van geslachtsontwikkeling

Achtergrond casus 2a

Het gaat hierbij om de ontwikkeling van de nier (metanephros). Vrij caudaal in de ductus mesonefricus krijg je de ureterknop. De eerste stap is de formatie van het metanefros mesenchym (de differentiatie), de volgende stap is de inductie van de ureterknop (GDNF wordt gemaakt onder invloed van Pax2 en Hox11, het wordt afgegeven en induceert de knop door te binden aan zijn RET receptor). ROBO2 (receptor) en SLIT2 (ligand) zorgen ervoor dat GDNF afgifte geblokkeerd wordt in de craniale regio van de buis van Wolff. Wat gebeurt er als je ROBO2 of SLIT2 uitschakelt? Dan krijg je een heleboel ureterknoppen en later meerdere ureters! Er zijn mensen bekend die kunnen overleven met deze mutatie.

Hoe gaat de ontwikkeling nu verder? De vierde stap is de aggregatie van mesenchymale cellen, rond de knopjes gaan allemaal cellen zich groeperen, Wnt9b selectedert Wnt4, waardoor dus die groepjes ontstaan. De volgende stap is de vorming van nefronen, ook hierbij is Wnt4 belangrijk (is autocrien) middels MET. Stap 6 is de vertakking van de ureterknop, daarvoor zijn GDNF, RET en Wnt11 belangrijk, Wnt11 zorgt er weer voor dat er weer meer GDNF wordt afgegeven.

Pax2 (transcriptie factor) en Wnt4 (paracrien) worden uitgebreid behandeld, ze spelen beide een belangrijke rol bij de nierontwikkeling. Pax2 komt tot uiting in nefrogeen mesenchym (NM), ureter-knop (UB) en buis van Wolff (WD). Wnt4 komt tot uiting in het condenserend mesenchym (CM), en bij vorming van de nefronen. Is er een verband tussen deze twee eiwitten? Pax2 selectedert de expressie van Wnt4 in condenserend mesenchym, zodat je daar die nefronen krijgt. De expressie van Wnt4 zie je enorm toenemen als je Pax2 toevoegt aan de cellen. Bij minder Pax2 zie je niet of nauwelijks Wnt4. Dus het is aangetoond met twee verschillende experimenten.

Lees meer...

Cystic Fibrosis

Cystic Fibrosis (CF, ook bekend als taaislijmziekte of ‘salty-baby disorder’) is een autosomaal recessief overervende genetische ziekte. De gemiddelde levensverwachting van CF-patiënten is ongeveer 37 jaar. Ongeveer 1 op de 2500 mensen is CF-patiënt en 1 op de 25 mensen (1/√625) is drager. Een aantal van de belangrijkste symptomen van CF:

  • Hoog zoutgehalte in zweet (herkomst van de benaming ‘salty-baby disorder’),
  • Chronic Obstructive Pulmonary Disease (COPD), Verstopping van de dunne darm,
  • Alvleesklierenzymen-deficiëntie, Onvruchtbaarheid bij mannen (CBAVD: ‘Congenital
  • Bilateral Absence of the Vas Deferens’).


Structuur en werking van het CFTR-eiwit

Het gen verantwoordelijk voor CF codeert voor het CFTR-eiwit (‘CF transmembrane conductance regulator protein’). Het gen bevindt zich op de lange arm van chromosoom 7, is 250 kilobases lang en bevat 27 exons (figuur 1a). Het normale genproduct is opgebouwd uit 1480 aminozuren en bevat twee transmembrane domeinen die elk zes keer door het membraan gaan (TMD1 en TMD2, figuur 1b). Bovendien bevat het eiwit twee nucleotide binding domains (NBD1 en NBD2, figuur 1b) waar ATP gebonden kan worden. Tot slot is een R-domein aanwezig (figuur 1b), wat gefosforyleerd kan worden door protein kinase A en C, wat de activiteit van het eiwit (op nog onbekende wijze) kan regelen.

Het CFTR-eiwit vormt een ion channel voor chloride ionen, waarbij transport van de ionen altijd met het concentratiegradiënt mee plaatsvindt. Het ATP wordt in dit geval dus niet gebruikt voor actief transport, maar om het kanaal te openen en te sluiten. De hydrolyse van ATP is dus, in tegenstelling tot de ATP-hydrolyse in normale ABC-transporters, niet direct stoichiometrisch gekoppeld aan het transport van ionen. Figuur 2 geeft de werking van het CFTR-eiwit weer in vijf fasen.



Genetische achtergrond

In CF-patiënten bevat het CFTR-gen een deletie van drie nucleotiden, wat als gevolg heeft dat het CFTR-eiwit één aminozuur korter is dan in gezonde mensen. De nucleotidesequentie die verwijderd wordt is CTT, hierdoor verdwijnt de phenylalanine op plaats 508 (de deletie wordt daarom ook wel aangeduid als ΔF508). Het is echter niet het phenylalanine-codon zelf wat uit het gen verwijderd is (figuur 3), maar het is een deletie van de C afkomstig van het isoleucine-codon (ATC) en de TT afkomstig van het phenylalanine-codon (TTT). Het nieuwe ontstane codon (ATT) codeert ook weer voor isoleucine, met als effect verwijdering van phenylalanine en behoud van isoleucine.

De deletie bevindt zich in het NBD1-domein van het eiwit. Het is gebleken dat het korter worden van het eiwit (en niet zo zeer het specifiek missen van de phenylalanine) bepalend is voor de ziekte; het vervangen van de phenylalanine op plaats 508 door bijvoorbeeld een cysteïne, heeft namelijk geen ziekteverschijnselen tot gevolg. Verwijderen van de isoleucine op plaats 507 geeft echter zeer vergelijkbare symptomen, wat aantoont dat inderdaad het korter worden van het eiwit het ziektebeeld veroorzaakt en dat dit niet per se de phenylalanine hoeft te zijn. Het ingekorte eiwit kan niet in de juiste conformatie vouwen, waardoor het snel afgebroken wordt (klasse-II mutatie). Behalve de ΔF508- mutatie kunnen ook een aantal missense en nonsense mutaties CF veroorzaken (o.a. G542X, G551D, N1303K en W1282X). Deze mutaties zijn echter vele malen zeldzamer dan de phenylalanine deletie. Omdat de ΔF508-mutatie zo frequent voorkomt in het menselijk genoom, is het aannemelijk dat deze mutatie ooit in de geschiedenis van de mens evolutionair voordeel heeft gehad (positieve selectie). Mogelijk ging de mutatie gepaard met resistentie tegen een (nu uitgestorven) ziekte, op vergelijkbare wijze als dat sikkelcelanemie gepaard gaat met malaria-resistentie.

CFTR-functie in context: hoog zoutgehalte in zweet

Zweet van gezonde mensen bevat een zeer laag chloorgehalte. Terwijl het zweet door het buisje van de zweetklier naar het huidoppervlak wordt getransporteerd, worden de chloride ionen namelijk heropgenomen door de epidermiscellen (figuur 4a). Het CFTR-eiwit zorgt hierbij voor passief transport van chloride ionen uit het zweet terug naar de epidermiscellen. In CF-patiënten is het CFTR afwezig of niet functioneel, waardoor chloor niet heropgenomen wordt door de cellen (figuur 4b). Het zweet van CF-patiënten heeft hierdoor een hoog zoutgehalte.

CFTR-functie in context: taai slijm in de longen

In gezonde longen transporteert CFTR chloride ionen uit de cellen naar de mucus die het epitheel van de luchtwegen bedekt (figuur 5a). De oplopende concentratie chloor in de mucus vormt een drijvende kracht voor osmose. De mucus neemt hierdoor water op, waardoor de structuur van het slijm de juiste viscositeit behoudt. Bij niet-functionerend CFTR zal het chloride-ionentransport niet plaatsvinden. Als gevolg hiervan zal het slijm niet voldoende gehydrateerd worden, waardoor het een taaie structuur aanneemt (figuur 5b). Het taaie slijm gaat gepaard met chronische infectie van de longen en COPD (Chronic Obstructive Pulmonary Disease).

CFTR-functie in context: verstopping van de dunne darm

In de dunne darm vindt veel watertransport plaats van de darmepitheelcellen naar mucus in het lumen. Transport van chloride naar het lumen creëert in gezonde darmen een osmotisch gradiënt, op vergelijkbare wijze als hoe dit in de longen gebeurt. Niet-functionerend CFTR zorgt voor opbouw van taaie mucus in de darm, waardoor verstoppingen op regelmatige basis plaatsvinden.

CFTR-functie in context: alvleesklierenzymen-deficiëntie

Behalve in het celmembraan komen de CFTR-kanalen ook voor in het lysosoommembraan, waar ze mede verantwoordelijk zijn voor de pH-regulatie. Import van H+ houdt de pH in de lysosomen laag, waardoor eiwitafbraak kan plaatsvinden. Het chloride wordt hierbij als tegenion gebruikt. In afwezigheid van een chloride ion kanaal, zal het lysosoommilieu niet zuur genoeg zijn, waardoor eiwitten niet altijd op het juiste moment worden afgebroken. Vooral in de alvleesklier is gebleken dat deze verkeerde zuurgraad tot enzymdeficiënties kan leiden. Ook is de processing van bepaalde enzymen in het Golgi systeem vaak verstoord.

CFTR-functie in context: onvruchtbaarheid bij mannen (CBAVD)

In 99% van de mannelijke CF-patiënten wordt vaak ook onvruchtbaarheid (CBAVD: ‘Congenital Bilateral Absence of the Vas Deferens’) geconstateerd. Vanwege het ontbreken van het CFTR-eiwit, kunnen de zaadkanalen (vas deferens) zich niet ontwikkelen. Mogelijk raken de vas deferens tijdens hun ontwikkeling verstopt door taaie mucus, waardoor ze al in een vroeg stadium afgebroken worden. Er zijn ook CBAVD-patiënten bekend die wel een mutatie in het CFTR-gen hebben, maar (behalve onvruchtbaarheid) geen symptomen van CF vertonen.

CF vanuit een klinisch perspectief

De gevolgen van de ΔF508-mutatie kunnen mogelijk behandeld worden met butyraat, wat de verkeerde vouwing van het CFTR corrigeert. Gene transfer is een andere potentiële therapie die ook de andere, minder voorkomende, mutaties kan complementeren.

Lees meer...

Een psycho-biologische theorie over pijn

-> Gate control theory nader bekeken

Pijn is een functie van 2 processen

● Pijn wordt bepaald door 2 processen:
- Pijnreceptoren in huid en organen (route omhoog)
> info naar reeks van poorten (Gates)
> zenuwen langs ruggenmerg geven info door naar pijncentra in de hersenen
- Bij lichamelijke beschadiging: ervaren van gerelateerde cognities en emoties (route omlaag)
> selectedring van zenuwvezels: info vanuit hersenen langs ruggenmerg naar de poort
waar pijnsignalen het ruggenmerg binnenkomen

● Intensiteit van de pijn afhankelijk van de mate van activatie van de 2 processen
- Activering van de sensorische zenuwen (tussen plaats van pijn en ruggenmerg)
> poort wordt geopend, activatie van zenuwen naar pijncentra
> gewaarwording wordt als pijn herkend
- Emotionele en cognitieve factoren selectedren routes naar omlaag
> poort wordt geopend / gesloten, activatie van zenuwen naar pijncentra
> neurale impulsen naar de hersenen worden bevorderd / belemmerd
> pijnbeleving wordt vermeerder / verminderd
-> Intensiteit van de pijn = een functie van de 2 processen. Soms concurrerend, soms complementair!

Soorten zenuwen

● Nociceptoren
- Geleiden de pijngewaarwording van de plaats van verwonding naar poort in ruggenmerg
- Drie types: > A-deltavezels - Lichte aanraking mechanische en thermische prikkels
(type I en II) - Info over kortdurende, scherpe pijn (vb: kleine teen stoot)
- Heel sterke schadelijke prikkels
openen de poort - Ervaring is van korte duur
> Polymodale C-vezels - Geleiden traag
- Info over doffe, korte pijn, gedurende langere tijd gevoeld
- reagerend op meerdere types prikkels
- A-delta en C-vezels geleiden de info naar gebieden in het ruggenmerg „de substantia gelatinosa‟ (in wervelkolom: dorsale hoorns van het ruggenmerg)
> Zenuwimpulsen veroorzaken afgifte van de stof P > Door de stof P worden de T-vezels geselectederd (transmissevezels) sluiten de poort

● A-bèta vezels
- Geleiden ook tactiele info, meestal in relatie tot zachte aanraking
- Leveren info die bij het ruggenmerg concurreert met A-delta en polymodale C-vezels
- Werkwijze bij het oplopen van een verwonding
> A-deltavezels worden eerst geselectederd (pijnsignaal)
> Instinctieve reactie: wrijven op de plaats  A-bèta vezels worden geselectederd
> Geleiden info sneller dan C-vezels. Deze info bereikt de hersenen sneller dan de Cvezels
->vermindert de mate van selectedring die door de C-vezels alleen bereikt zouzijn

● T-vezels

- Geleiden de pijngewaarwording naar de hersenen

- Info van de A-deltavezels naar de thalamus en verder naar de cortex -> planning en handelingen om zich van de bron van de pijn te verwijderen

- Info van de C-vezels naar limbisch systeem, hypothalamus en autonome zenuwstelsel

> Limisch systeem: emotionele inhoud aan de pijnbeleving

> Hypothalamus: reguleert activiteit autonome zenuwstelsel

● Reticulospinale vezels

- Deze zenuwbanen sturen de neurale info van de hersenen via het ruggenmerg omlaag naar het spinale
poortmechanisme terugweg van de hersenen naar de poort

> Deze impulsen leiden tot afgifte van verschillende stoffen in de substantia gelatinose (en de hersenen. De belangrijkste stoffen zijn de endorfinen (lichaamseigen opiaten) -> Deze sluiten de poort, waardoor de hevigheid van de pijn die wordt gevoeld verzwakt.

De afgifte van endorfinen wordt echt ook beïnvloed door een aantal andere factoren:

- Het zich concentreren op de pijn catastroferen

- Emotionele en cognitieve factoren (vb optimisme, kalmte = meer endorfinen = poort
sluiten; angst, woede, depressie = minder endorfinen)

- Lichamelijke factoren (vb ontspanning = meer endorfinen)

Lees meer...

De pijnbeleving

Functioneel (wel onplezierig)
- Waarschuwing potentiële lichamelijke beschadiging > reflexmatige reactie bij het ervaren van pijn
Vb: hand op hete kookplaat

- Pijn is een signaal; Vb voor het begin van een ziekte (symptoon)

Patiënten met CUIP (congenital universal insensitivity to pain -> voelen geen pijn) overlijden meestal jongen

Destructief (en problematisch) bij lange duur

- Ten gevolge van chronische aandoening
- Na lichamelijke beschadiging soms nog aanwezig; Vb: Fantoompijn = pijn voelen na amputatie

Typen pijn: acute en chronische pijn

Chronische pijn

- langer dan 3 (/6) maanden
- langer dan de prognose vooropstelde
- Met duidelijke oorzaak (vb: Reuma) / Zonder duidelijke oorzaak (vb: sommige rugpijn)
- Chronische benigne pijn -> wijst op het zieke

Idiopatisch pijnsyndroom -> zit in je hoofd
Chronisch onhandelbare pijnsyndroom -> onhandelbaar
Chronisch pijnsyndroom (CPS) -> meest neutrale

De prevalentie van pijn

● Belangrijkste reden voor artsbezoek
- 40% van de bezoeken aan eerstelijnszorg
- 21% van een steekproef van patiënten die arts bezochten hadden gedurende langer dan 6 maanden pijn
- 80% meldde dat hun lichamelijk functioneren daardoor beperkt was

● Kosten: lichamelijk, psychologisch, economisch
- Directe kosten aan gezondheidszorg
- Indirecte kosten: ziekteverzuim, productieverlies

Lees meer...

Perspectieven op gezondheid

Lekentheorieën gezondheid – ziekte
Onderzoek van Bauman
● Hoe iemand het begrip gezondheid verklaart hangt samen met de eigen gezondheidstoestand

- Populatie ernstig zieken definieert gezondheid als:

-> Een overwegend gevoel van welzijn
-> De afwezigheid van symptomen
-> Handelingen waartoe een persoon in staat is

- Gezonde personen definiëren gezondheid als gezondheidsgedrag
-> Gezond eten, voldoende beweging, niet roken,...
● Hoe iemand het begrip gezondheid verklaart hangt samen met de leeftijd

- Ouderen definiëren gezondheid als melding van gezondheidsproblemen
- Jongeren definiëren gezondheid aan de hand van gezondheidsgedrag

Onderzoek van Blaxter

● Mensen kaarten diverse categorieën van gezondheid aan

- niet ziek (status) -> lichamelijke fitheid en vitaliteit
- bezitting -> psychosociaal welzijn, sterk zijn, snel genezen
- gedrag -> functie > goed voor jezelf zorgen, bewegen, gezond eten,...

-> De 3 dimensies van gezondheid (in de Westerse cultuur)
-> Gezondheid is meer dan iets lichamelijks, ook het psychosociaal welzijn maakt deel uit van gezondheid

De subjectieve beoordeling van gezondheid
● Gaat meestal via vergelijking met andere. De referentiegroep zijn mensen met ofwel een betere ofwel een slechtere gezondheid,
meestal van dezelfde leeftijdscategorie en SE-status. Vb: “Voor mijn leeftijd ben ik nog heel fit”

-> Gezondheid is een relatieve staat van zijn

● Elke beroepengroep in de gezondheidszorg geeft een ander accent aan gezondheid. Vb:

Gezondheid volgens cardioloog >

Wanneer je geen hartkwalen hebt. Gezondheid volgens kinesist > wanneer je goed kan bewegen en geen last hebt van letsels

2.2 Definitie van gezondheid door WHO (1947)
● Iedereen heeft recht op een positieve situatie
● 1978 WHO: wereldwijde strategie voor gezondheid voor iedereen in 2000 (= Doel, helaas niet gelukt).
- Dit heeft geleid tot beleidsdocumenten over gezondheid in vele landen. Ook in Vlaanderen
heeft dit geleid tot de Vlaamse gezondheidsdoelstellingen.
- Heeft de relatie tussen gezondheid en gedrag duidelijk gemaakt aan de wereld

● De Vlaamse gezondheidsdoelstellingen (1998)
- Specifieke, meetbare, algemeen aanvaarde doelstellingen
- Met realisatietermijn
“Gezondheid is een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en
sociaal welzijn en niet alleen de afwezigheid van ziekte.”

- Met accenten binnen het preventief gezondheidsbeleid
- Gegroepeerd in : -> Infectieziekten en vaccinatie

  • Borstkankeropsporing
  • Tabak, alcohol en drugs
  • Ongevallen in de privésfeer (Vb: valpreventie bij bejaarden)
  • Voeding en beweging
  • Depressie en zelfdoding

Crossculturele perspectieven op gezondheid

● Opvatting „normale gezondheid‟ verschilt van cultuur tot cultuur en is afhankelijk van het economische, politieke en culturele klimaat van het tijdperk.

Vb: - Zwangerschap: gemedicaliseerd in het Westen, in derde wereld niet een medisch maar
natuurlijk proces

- Kijk op gedragingen in functie van tijdperk; Vb: roken  vroeger stoer om ergens binnen een
sigaret op te steken

- Definitie „normaal-ziek‟ heeft consequenties; Vb: wanneer obesitas erkent als chronische
ziekte -> gaan terugbetaling voor behandeling vragen

- Westen: lichaam, geest en de ziel vaak apart benadert
Afrikaanse landen: integratie van de 3 elementen, met 1 geneesarts

Levensduur, ouder worden

● De kijk op gezondheid wordt ook bepaald door de leeftijd; Vb: kleuters zien ernstige ziekte als een straf

-> Hangt samen met ontwikkelingspsychologie: De beschrijving van het ziekteconcept doorheen diverse ontwikkelingsfase

Lees meer...

Veranderde perspectieven

Modellen van gezondheid

● Opvatting over gezondheid = erg verschillend (individu, cultuur, sociale klasse, leeftijd,...)

● Veranderde opvattingen over gezondheid  invloed van levenswijze: persoonlijke component

-> invloed van samenlevingsvorm: maatschappelijke

● Vroeger: Gezondheid heel medisch

Nu: De maatschappij en onze levensstijl bepalen mee onze gezondheid (eetgewoonten, roken, tijdsdruk, status,...)

● 2 gezondheidsmodellen:

Het biomedisch model (diagnose-recept model)

-> Louter gericht op het biologische en op de bestrijding van ziekten veroorzaakt door externe ziekteverwerkers

-> Ook aandacht voor genetische dispositie (bepaalde mensen meer aanleg voor bepaalde ziekten door de genen)

-> Patiënt = slachtoffer van externe omstandigheden en ondergaat de behandeling passief

-> Lichaam en geest zijn 2 gescheiden entiteiten: - Emoties, cognities en gedrag zijn niet relevant in het genezingsproces, staan er volledig buiten

- Lichamelijke ziekte heeft wel een invloed op het algemeen welbevinden

-> Van dit model is men afgestapt, nu meer onderzoek in:

Het biopsychosociaal ziektemodel

-> Uitbreiding van het medisch model

-> Ontstaan omdat veel lichamelijke klachten niet biomedisch te verklaren zijn; Vb: Chronische lage rugpijn, chronische vermoeidheid,...

-> Psychosociale factoren van belang bij ontstaan en behandeling van ziekte; (Stressrijke situaties hebben effect op het immuunsysteem, gedrag en cognities hebben in vloed op de ziekte, leefstijl veranderen en therapietrouw zijn van belang bij de behandeling van de ziekte)

-> Multidisciplinaire aanpak (ook de gezondheidspscyholoog kan deel van het team zijn, meestal bij aanpak en preventie van ziekte)

Gedrag en gezondheid

● Ontstaan gezondheidspsychologie verbonden met de ontwikkelingen in de geneeskunde en de gezondheidszorg:

Van infectie ziekten (rond 1900) naar chronische ziekten:

-> Infectieziekten (Vb griep, tuberculose) Preventie: hygiëne

Oorzaak: bacteriën of andere duidelijke oorzaak
Behandeling: antibiotica

-> Chronische ziekten (Vb hart- en vaatziekten, diabetis)

Oorzaak: vaak multifactorieel, niet duidelijk wanneer je het
juist krijgt (psychosociale factoren, leefstijl,gedrag,...)
Behandeling: ermee leren leven. vaak behandelbaar maar niet
geneesbaar

● Gezondheid = „geschiktheid om te werken‟
- Artsen: „geschiktheid om te werken / aannemen van ziekterol‟
- Momenteel ook omgekeerd: „effecten van werkomstandigheden op de gezondheid‟
Vb: Lang op een bureau zitten, zwaar fysieke arbeid

● Aandacht voor „kwaliteit van leven‟
- Evaluatie niet alleen op basis van therapeutische werking
- Ook: wat is een aanvaardbare kwaliteit van leven?
- Wanneer ongeneesbaar, niet blijven behandelen, maar rest van leven kwaliteitsvol bieden

● Nieuwe gezondheidsbedreiging
- Toegenomen vergrijzing
- Toename lichamelijke aandoeningen zonder organische ziekteverklaring (invaliderend)
Vb: Chronische vermoeidheid syndroom (CVS), chronische rugpijn

● Patiënten worden mondiger
- Willen mee beslissen, hebben hun eigen mening op/uitleg voor de ziekte
- Wanneer negatieve gevolgen van behandeling wordt er alternatieve geneeskunde gezocht
door de patiënt

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen