Menu

Ontsnappen uit de periferie mogelijk?

De ontwikkelingmogelijkheden voor perifere landen binnen het wereldsysteem verloopt moeizaam. Wijzigingen van de internationale arbeidsverdeling kan de belangen van de kernregio’s aantaste. Toch is een positieverbetering niet onmogelijk, bijvoorbeeld Japan of de VS.

Bij lichte industrie is voordurend een proces van uitschuiving aan de gang. Het zijn niet langer de kernregio’s die (lichte) eindproducten voortbrengen, maar ook semiperifere en zelfs perifere gebieden.

In de jaren 60 vestigde de lichte industrie zich in de nieuwe industrielanden (NIC-landen of Newly Industrializing Countries). Deze NIC-landen wisten zich vervolgens vanuit een perifere positie in het wereldsysteem op te werken tot moderne industriestaten. Sommige landen hebben ook geprobeerd de weg van importsubstitutie te nemen. Door de goederen die tot dan toe ingevoerd werden uit de kernlanden, zelf ter hand te nemen, hoopten deze landen te ontsnappen aan het probleem van de ruilverslechtering. Dit mislukte voor een groot deel en later gingen ze zich meer focussen op de export.

In sterk geïndustrialiseerde landen is het vrijwel ondoenlijk om de vraag van consumenten en het door de staat gestuurde aanbod van producten goed op elkaar af te stemmen, de diversiteit is daarvoor te groot.

Lees meer...

Het neokolonialisme

De dekolonisatie veranderde in de eerste instantie niet veel in de positie van de perifere gebieden. De afhankelijkheid ten opzichte van het centrum bleef bestaan.

Veel ex-kolonies bleven ruwe agrarische stoffen, mijnbouwproducten en voedsel leveren. De industriële productie bleef tot in de jaren 60 grotendeels voorbehouden aan de landen in het centrum. Sommige (ex-)kolonies specialiseerden zich in één of enkele producten. Aangezien deze landen wel steeds duurder wordende industrieproducten invoeren vanuit het kerngebied, kregen ze te maken met een negatieve handelsbalans vanwege de ongelijke ruil.

De ruilvoetverslechtering, de relatieve prijsdaling van landbouwproducten en mijnbouwproducten ten opzichte van de industriële goederen, bracht de perifere landen in een steeds grotere achterstandspositie. Die landen moesten vanwege de relatieve prijsstijgingen van industrieproducten steeds meer landbouwproducten of mijnbouwproducten exporteren om eenzelfde hoeveelheid industrieproducten te kunnen invoeren.

De afzet van de industrieproducten maakt niet alleen de industrialisatie van perifere landen moeilijk, maar ook de ambachtelijke nijverheid werd voor een groot deel vernietigd.

Lees meer...

Dekolonisatie en alternatieven voor het kapitalistische wereldsysteem

Na de WOII veranderde het wereldsysteem in staatkundig en economisch opzicht aanzienlijk. Eerst in Azië, later ook in Afrika werden landen staatkundig soeverein. Dat ging niet geweldloos, de economische belangen van de kernlanden stonden op het spel.

De VS werd de nieuwe dominante staat binnen het wereldsysteem. De economische kloof tussen kernregio’s en grote delen van de periferie werd groter en groter. Binnen het wereldsysteem ontstonden drie groepen landen:

1. De ‘eerste wereld’ die bestond uit oude Europese kernlanden, de VS als nieuwe hegemoniale macht en Japan dat zich snel opwerkte tot de derde kernregio.

2. De staatkundig zelfstandige landen in de periferie bleven economisch van de kernlanden afhankelijk. In deze periode van neokolonialisme probeerde de machtige kernlanden na de WOII met economische en politieke middelen hun invloed in andere gebieden te handhaven of uit te breiden, ten koste van hun exkolonies.

Doordat het economisch en politiek niet goed werd in deze landen vormden zij de ‘derde wereld’, of ontwikkelingslanden.

3. De vorming van de ‘tweede wereld’, de socialistische (of communistische) staten begonnen met het uitschakelen van het marktmechanisme en van particulier bezit van productiemiddelen, zoals grond. Er werd gekozen voor diverse vormen van een planeconomie. Het particuliere streven naar winst maakte plaats voor collectieve doelstellingen. Productie en consumptie werden centraal gepland.

Lees meer...

Hegemoniale staten

Centrumlanden gebruikten voor het veilig stellen van hun economische belangen politiek en militaire middelen. Een staat, die met behulp van politiek, economische, financiële en militaire middelen een dominante (overheersende en beslissende) rol speelt in het wereldsysteem noemen geografen een hegemoniale staat. De toename van de concurrentie tussen de kernlanden mondde tot aan het einde van de 19e eeuw uit in imperialisme; de kernlanden beheersten politiek en militair volledig de economie van een andere (perifere) staat. Daarnaast wisten ze nieuw grondgebied in bezit te krijgen. Het doel van de kernstaten was om een zo stabiel en winstgevend mogelijk ondernemingsklimaat voor hun handelaren en investeerders te creëren.

Lees meer...

Verschillen tussen de kernregio’s

Door de industrialisatie groeide de bevolking in de steden. Daardoor kreeg de kernregio meer behoefte aan voedsel voor de toenemende stedelijke bevolking. Vooral in Europa was men afhankelijker van de koloniën wat voedsel betreft. In Amerika kon de voedselbehoefte binnen eigen land bevredigd worden.

Lees meer...

Het wereldsysteem krijgt een tweede kern

Kernregio West-Europa kreeg concurrentie van het Noord-Amerikaanse continent en veel Europeanen waren daar gaan wonen. Deze vestigingskolonies werden in 1783 politiek zelfstandig. Ondernemers in deze nieuwe staat investeerde net als in Europa in de industrie. De overheid stimuleerde de Europese migranten om de gebieden in het Westen een perifeer gebied te ontwikkelen. Omdat er nog potentieel veel perifeer grondgebied in overvloed was werd dit gebied op de economische behoeften van de nieuwe Noord-Amerikaanse kern afgestemd.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen