Menu

Van de bergen naar de zee

Het eindpunt van rivieren is in de meeste gevallen de zee. Vlak voor de rivier de zee in stroomt, stroomt hij door de vlakke benedenloop. Dit is geen dal meer maar een vlak gebied, de overstromingsvlakte. De stroomsnelheid is hier sterk afgenomen. Als de aanvoer van water hoog is, zal de rivier de kilometers brede overstromingsvlakte overstromen. Een groot deel sediment wordt dan afgezet. Zelfs de kleinste kleideeltjes vallen naar beneden. Zo wordt de bendenloop van rivieren langzaam opgehoogd met de dunne laagjes sediment. Hier ontstaat een soort waterpaslandschap. Dit geldt voor alle gebieden die zijn ontstaan door sedimentatie uit water.

Als de rivier de zee in komt vervoert hij nog steeds sediment. Als het in zee komt neemt de stroomsnelheid volledig af. Nu laat het vrijwel alle sediment vallen. Als het ophoopt zou na lange tijd en nieuw stuk land kunnen ontstaan. Dit worden ook wel delta’s genoemd. Als de stroming langs de kust erg groot is, kan dit niet. Bij een groot verschil tussen eb en vloed vormt zich een trechtervormige kustvorm die estuarium wordt genoemd.

Zodra lagen sediment een paar honderd meter zijn weggezakt, begint het proces van verstening. Allereerst worden de korrels dichter op elkaar geperst, en vervolgens aan elkaar geplakt. Zo ontstaat uit zand zandsteen, uit klei schalie en uit grind conglomeraat. Zulk sedimentgesteente kenmerkt zich door duidelijke gelaagdheid en kan fossielen bevatten. In zeeën waar geen sedimentatie plaatsvindt kunnen grote hoeveelheden schelpen of kalkskeletjes van micro-organismen zich ophopen. Op deze wijze wordt kalksteen gevormd.

Lees meer...

Gesloopt gesteente

fysische verwering van stenen is het zo vaak blootstaan aan afkoeling en opwarming, dat de steen uiteindelijk splijt. Er ontstaan twee aparte delen graniet. Ook is er sprake van inwerking van water en zuren. Mossen en algen geven zuren af die in combinatie met water zorgen dat sommige mineralen in het gesteente oplossen en wegspoelen. Dit is chemische verwering.

Verwering komt overal voor, maar niet overal even snel. Chemische verwering verloopt het snelst bij hogere temperaturen en veel beschikbare water. Fysische verwering verloopt het snelste wanneer ergens grote temperatuurveranderingen voorkomen of de grens van 0 graden wordt overschreden. Dit gebeurt vooral met stenen die onbedekt zijn, terwijl chemische verwering steeds verder de grond in trekt.

Kalksteen lost makkelijk op in water maar kan vervolgens ook makkelijk neerslaan. Druipsteengrotten zijn hier het gevolg van. Kalksteen lost in normaal water nauwelijks op, behalve als er in het water CO2 is opgelost. Dan krijg je:

CaCO3 +H2O + CO2 ↔ Ca2+ + 2HCO3-

dit gebeurt vooral onder de grond. Hierdoor ontstaan er steeds groten. Als de grotten steeds groter worden kan het bovenliggende gesteente instorten. De laagten die hierdoor in het landschap ontstaan heten dolines. Deze verschijnselen bij elkaar worden karstverschijnselen genoemd. Paragraaf 8 verweringsmateriaal in beweging.

De volgende aardverschuivingen worden onderscheiden

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen