Menu

Wie is Peter Laslett?

 Engels historisch socioloog: 1 vd grondleggers vd historische demografie

The world we have lost: kerngezin is niet het typische verschijnsel vd pre-industriële samenleving !

 heeft schema vd Franse socioloog Le Play over 3generatie-huishouden als gezinstype van een agrarische maatschappij en het kerngezin van een industriële weerlegd

 stichtte samen met Tony Wringley de Cambridge Group for History op Population and Social Structure

 regio’s met eerstegeboorterecht:

  • andere kinderen secundaire rol
    • werkten als ondergeschikten op familiebedrijf
    • moesten een andere bron van inkomsten zoeken
  • behoud vh familiebezit stond voorop
  • kerngezinnen:
    • verdeling vh erfgoed maakte vorming van nieuwe huishoudens mogelijk en noodzakelijk
    • banden met ouderlijke familie werden niet verbroken
    • pasgehuwden gingen in de buurt vh ouderlijke huis wonen: neo-lokaliteit
    • samenwonen onder één dak gebeurde hoofdzakelijk in tijden v crisis

 huishouden doorloopt vaak verschillende fasen en verandert daarbij geregeld van samenstelling

  • aantal inwonend personeel per gezin vaak 1 à 2 personen
    • huispersoneel bij dorpsnotabelen
    • knechten bij landbouwbedrijven
  • landbouwbedrijven beschikten vaak slechts zolang over personeel tot de kinderen oud genoeg waren om zelf mee te helpen
  • overlevingslandbouw: dagloners die men naargelang de economische conjunctuur kon aannemen of ontslaan

 meisjes in een plattelandssamenleving

  • huwelijk was zo goed als het enige middel om in levensonderhoud te kunnen voorzien
  • indien niet getrouwd was migratie naar de dichtstbijzijnde stad vaak de enige uitweg
  • weduwen weken ook vaak uit naar de stad
  • mannen konden daarentegen gemakkelijk aan werk geraken daar de vraag naar fysieke arbeidskracht groot was
Lees meer...

Erfrechtstelsels 1800

 Huwelijk en gezinsvorming hangen niet enkel samen met de economische conjunctuur, maar ook met erfrechtstelsels

 huwelijk was tot het eind vd 18e E een exclusief kerkelijke aangelegenheid

 erfenis had betrekking tot de grond èn op roerende goederen zoals voedselvoorraden en kapitaal

  • deelbare systeem: gelijke verdeling vd erfenis onder de nog levende kinderen
  • ondeelbare systeem of majoraat: erfenis gaat naar één erfgenaam, doorgaans de oudste zoon
  • common law: oudste zoon erft hele familiebezit; kan echter via testamentaire beschikkingen ook andere zonen bezit toewijzen

 omvang en samenstelling vh huishouden

  • alleenstaanden
  • nucleaire of kerngezinnen (vader-moeder-kinderen)
  • uitgebreide gezinnen (met verwanten, gewoonlijk grootouders)
  • frèrêches (broers en zussen)

 duidelijk overeenkomst met verschillende regionale huishoudstructuren

  • Peter Laslett: vroegmoderne bevolking bestond in West-Europa voor meer dan 80 % uit kerngezinnen
  • Zuid en Centraal- Europa: veel uitgebreide gezinnen

 samenstelling van huishoudens was ook sterk bepaald door het type van economische activiteit:

  • in regio’s met akkerbouw vaker uitgebreide gezinnen dan in regio’s waar veeteelt primeerde
  • in steden groter aantal alleenstaanden en dominantie vh nucleaire gezin
Lees meer...

Het West-Europese Huwelijkspatroon 1800

term van John Hajnal : van toepassing op de bevolking vd Late ME en de VMT

 2 huwelijkspatronen met denkbeeldige scheidingslijn lopend van Trieste tot Sint-Petersburg

  • ten Westen: hogere leeftijd bij het eerste huwelijk (> 25j) en een groter aandeel dat nooit trouwde tov het Oostelijke deel
  • antwoord op landschaarste en beperkte mogelijkheden van toenmalige plattelandseconomie
  • malthusiaans of zelfregulerend
  • Huwelijksleeftijd schoof nog verder op in de 2e helft vd 18e E

 verband met bloei protoindustrie ? (Cfr. Supra)

  • jongeren kwam onder druk te staan door de sterk stijgende grond- en voedselprijzen als gevolg vd bevolkingsexplosie
  • verruimen vh bestaaninkomen met vlasteelt en rurale linnennijverheid bood onvoldoende kansen
Lees meer...

Sociale Structuren 1700

 individualistische houding die zich in de VMT oiv het humanisme openbaarde, werd ook op sociaal vlak merkbaar – er was ook echter nog steeds het collectieve karakter van het maatschappelijk leven

 identiteit ve individu werd in grote mate bepaald door de gemeenschap waartoe hij of zij al dan niet behoorde

Lees meer...

FINANCIERINGSTECHNIEKEN 16de eeuw

 belangrijke veranderingen in de VMT op financieel gebied

  • vlottere circulatie vd wisselbrief
    • gebruikt om verbod op woekerpraktijken te omzeilen
    • soort cheque / bankbiljet avant la letre
    • vanaf 16e E praktisch overal aanvaard dankzij betere juridische bescherming vd schuldeisers en grotere overdraagbaarheid van wisselbrieven
    • leidde tot ontstaan vh moderne endossement
  • handelsbeurzen ipv jaarmarkten
    • ook handel in niet-aanwezige goederen
    • Antwerpen, Amsterdam, Londen
    • Discontokrediet (wnr wisselbrieven voor de vervaldag werden uitbetaald)
  • ontwikkeling vh depositokrediet
    • ontstaan van grote bankinstellingen
    • 1609: wisselbank Amsterdam
    • 1619: Hamburger Bank
    • 1621: Nuremberger Girobank
    • 1694: eerste staatsbank: Bank of England (vanaf dan ook krediet)

 bank notes; evolueerden naar bankbiljetten

  • oprichting van talrijke handelsfirma’s en vennootschappen
    • handelscompagnieën
    • aandeelhoudersvennootschapen
Lees meer...

HANDELSSTROMEN EN NETWERKEN 1500-1800

 brede waaier aan handelsactiviteiten

  • stedelijke behoeften: boeren uit het omringende platteland
  • grotere centra kregen hun goederen via tussenpersonen
  • stad diende als markt voor goederen die de plattelandsbevolking nodig had
  • marskramers

 grootste gedeelte handelsvolume bestond uit verkeer van basisgoederen zoals graan, hout en baksteen

  • hoge transportkosten zorgden voor grote prijsverschillen tussen lokale producten en geïmporteerde
  • meer intensieve internationale handelscontacten
  • men probeerde zoveel mogelijk zware en volumineuze goederen via zee of waterwegen te vervoeren

 interregionale handel bleef niet beperkt tot luxegoederen:

  • vanaf 15e E importeerden de Nederlanden rogge vanuit de Baltische streken
  • 17e E: graan werd belangrijkste handelsgoed voor Holland
  • in de loop van de Vroegmoderne Tijd sloten Engeland, Frankrijk, Spanje en Italië zich aan bij dit netwerk van de graanmarkt
  • verder ook: ossenhandel, lakens, …
  • Italië exporteerde op grote schaal nijverheidsgoederen naar alle delen van Europa
  • Wijn en zout werden vanuit Frankrijk, Rijnland en MZgebied geëxporteerd
  • Metalen werden dichtbij hun ontginningsgebied bewerkt maar er ontwikkelde zich ook een langeafstandshandel omwille van de grote vraag
    • Duitse handelshuizen Fugger en Welser hebben hun kapitaal aan de koper- en zilverbewerking te danken
    • Vanaf de 17e werd Zweden de hoofdproducent van koper en ijzer, in de 18e E werd dat Engeland

 internationale handel:

  • Venetië en Genua hadden handelscontacten met het Ottomaanse rijk en voorzagen Europa van Aziatische producten als specerijen, zijde en andere luxeproducten
  • Portugese ontdekking vd zeeroute naar de Indische Oceaan verbrak dat monopolie, en later voegden ook de Nederlanden en Engeland zich bij dit circuit
  • Ontdekking vd Nieuwe Wereld
    • 16e E: zilver
    • 17e E: suiker, katoen, tabak
    • havensteden langs Atlantische kust begonnen ook belangrijke rol te spelen

 Europees handelsnetwerk functioneerde als basis van de ontwikkeling vd kapitalistische wereldeconomie

  • beschreven door Braudel: Civilisation matérielle, économie et capitaliste
  • inspireerde Wallerstein: a Modern World: wederzijdse afhankelijkheid kern-periferie in de wereldeconomie
  • één commercieel en financieel centrum in een wereldeconomie:

 16e E: Antwerpen

  • stapel- en distributiecentrum van Engels laken, Centraal-Europese metalen en Portugese specerijen
  • later ook Italiaanse zijde, Spaanse wol en wijn
  • ook belangrijk centrum van nijverheidsgoederen zoals textiel en luxegoederen zoals tapijten en juwelen
  • 1531: oprichting beurs
  • Opstand tegen Spanje was het einde voor de Antwerpse hegemonie (1568)

 17e E: Amsterdam

  • was al in de 16e E de belangrijkste havenstad van Holland
  • veel handelaars vluchtten eind 16e E naar Amsterdam met hun kapitaal, technologische kennis en handelscontacten
  • bloeiperiode tijdens de bloeiperiode vd Republiek
  • 1609: wisselbank – 1613: beurs
  • zetel van zowel de VOIC als de WIC

 18e E: Londen

  • mercantilistische handelspolitiek van Engeland
  • unieke positie als enige Engelse grootstad
  • > 500 000 inwoners

Mercantilisme

 internationale handel is de belangrijkste bron van inkomen, daarom moeten er hoge invoerrechten gehoffen worden op afgewerkte buitenlandse producten en subsidies aan binnenlandse producten van overheidswege

 nationale rijkdom wordt gemeten via een positieve handelsbalans

 bloeitijd; 17E E

  • Engeland 1651: Act of Navigation
  • Frankrijk: colbertisme
  • Pruisen; kameralisme, naar adviseurs vh Kammercollegium
Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen