A. begrippen en periodisering
- Tot ver in de 19de en zelfs nog in de 20ste eeuw werden de Middeleeuwen (5de tot 14de eeuw) aanzien als een donkere periode tijdens hetwelk er niets gebeurde. Dit beeld werd gepropageerd door de Zw. Cultuurhistoricus Jacob Burckhardt in zijn boek ‘Die Kultur der Renaissance in Italien’ (1860). Bovendien alleen Italië. Burkhardt heeft het oude idee van de verschillen met de ME overgenomen en de noties individualisme, realisme en moderniteit aan toegevoegd.
- Dit is onjuist:
- er is geen duidelijke cesuur maar eerder een geleidelijke ontwikkeling
- ook de middeleeuwen kenden bloei: de Karolingische renaissance, de renaissance van de 13de eeuw; Bovendien is de 16de eeuw soms nog ME (cfr. Karel V en humanisten);
- Italië en de rest niets is ook niet juist. De schilderkunst van de Vlaamse primitieven was revolutionair zoals Van Eyck; ook Erasmus die zijn oorsprong vindt in de moderne devotie van de 13de eeuw.
- Renaissanceis de vernieuwing van de beeldende kunsten
- Da Vinci= zowel renaissance als humanisme
- humanisme is het herontdekken, integreren en assimileren van de litteratuur, de cultuur en de waarden van de klassieke oudheid.
Het woord is uit de 15de eeuw van de studenten die er de docenten mee aanduiden van de:
- Studia Humanitatis: dit waren de menswetenschappen en strekten ertoe de mens te vervolmaken Er waren 5 disciplines:
- grammatica
- rethorica
- poëzie
- moraalfilosofie
- geschiedenis
- Studia Divinitatis
- gewijde geschiedenis
- theologie
è Erasmus: zowel humanitatis als divinitatis
- De zeven Artes Liberales
- de mens verheffen door hem vrij te maken van zijn dierlijke hoedanigheid
- taal en filosofie
- nog geen natuurwetenschappen (17de eeuw)
B. Italië als bakermat
1. redenen
- zichtbare overblijfselen (cfr. het Forum Romanum, het Pantheon)
- Latijn beter bekend: het Romaans ontstond in de 8ste en de 9deeeuw
- het Italiaans staat dicht bij het Latijn
- weinig invloed van andere talen
- Frankrijk: vulgair latijn als superstraat van het substraat Gallisch
- Latijnse manuscripten in Italiaanse bibliotheken (vb. Verona)
- Romeins recht en Romeinse bestuursvorm
- De katholieke kerk als romeinse bestuursvorm
- vb. België is een kerkprovincie
- pyramidaal= romeins, kerkelijk
- Romeins recht: Bologna
2. elementen aanwezig in 11de eeuw: waarom dan geen renaissance?
De ontwikkeling van de stadstaten in Noord Italië tijdens de 13de en de 14de eeuw
- Noord Italië werd een draaischijf voor de handel met het Oosten (Venetië en Genua; cfr. Marco Polo). Zij traden op als tussenpersoon met de Arabieren.
- Er kwam veel geld binnen en er ontstonden stedelijke oligarchieën. Ze aanzagen zichzelf als patriciërs en consuls en noemden hun stedelijke raad een senaat. De eigen stadstaat was voor hen het nieuwe Rome.
- De keizer was ver weg over de Alpen (cfr.Z.Ned.): onafhankelijk
- DE TRIGGER WAS EEN KLASSE DIE ZICH VERRIJKTE DOOR DE HANDEL met een groot zelfbewustzijn tot gevolg. Deze grepen terug naar
de Romeinse tijd. Ze vergeleken zich met grote Romeinse voorgangers.
Ze bouwden een know how op, niet alleen technisch (lange afstand handel) maar ook juridisch financieel: notariaat, dubbele boekhouding, eigendomsverhoudingen. Deze kennis was noodzakelijk voor een handelskapitalisme. Cfr. Il principe
Samengevat: groeiend zelfbewustzijn en rijkdom vanaf de 13de 14de eeuw;
Efficiënt handelskapitalisme; rivaliteiten tussen stadstaten met pronkzucht tot gevolg. Herleven van Romeinse cultuur door mecenaat.
C. ontwikkeling en kenmerken
1. het herleven van de Grieks-Romeinse kunst
- bouwkunst
- Marcus Vitrivius: “De Archetectura”. Belang van symmetrie en proportie In 1486 gedrukt.
- Brunnelleschi, Alberti, Bramante
- beeldhouwkunst
- Paus Julius II was een verwoed verzamelaar van Antieke beelden
- vrijstaand opgesteld als autonome kunstvorm
- antropocentrisme, harmonie en symmetrie conform klassieke types van portretbustes en ruiterstandbeelden of mythologie.
- werken met levend model
- schilderkunst
- klassieke thema’s: landschap op achtergrond, menselijk lichaam in juiste proporties
- nieuw: lineair perspectief
2. de “bonae litterae” van de humanisten
- In die tijd stonden de humanisten in hoger aanzien dan de ambachtelijke kunstenaars. Ze hadden aan de universiteit gestudeerd.
- Herleving van het zuiver klassiek latijn
- Men wou teruggaan naar het klassiek latijn van Cicero. Het ME latijn was een verbasterd latijn. Dus taalzuivering.
- Het latijn is geen dode taal. In het Vaticaan creeërt men nog nieuwe woorden zoals in de middeleeuwen.
- Kritische filologie
- Door handschriften en kopieën ontstonden er veel fouten. Men begon de teksten te vergelijken om tot het origineel te komen.
- Men herstelde de teksten: ad fontes.
- Petrarca
- de prins der poëten.
- de vader van het letterkundig humanisme.
- Lorenzo Valla= de vader van de tekstkritiek
- Donatio constantini
- falsum
- oorkonde uit 750
- Keizer Constantijn zou zogeschreven tijdens de 4de eeuw de pauselijke staat hebben geschonken aan paus Sylvester I
- het stuk is veel ouder dan de 8ste eeuw.
- Elegantia linguae latinae
- gaf aan welke evoluties de Romeinse taal doorlopen had.
- Collatio novi testamenti
- Kerkvader H. Hiëronymus (347-420) vertaalde op basis van Griekse , Hebreeuwse en Aramese teksten de bijbel in het Latijn: dit werd de officiële versie van de bijbel of het vulgaat.
- Valla stuikte op Griekse teksten en bracht correcties aan op het vulgaat. Vergeleek verschillende versies: collationeren.
- Bijgewerkt door Erasmus in Annotationes.
- Humanisten trokken van leer tegen scholastiek in onderwijs en wetenschap zoals dit door de kerkvaders was opgebouwd en door de filosofie bevestigd. De humanisten wilden teruggaan naar de bronnen van de klassieke oudheid en hadden een kritiekloze bewondering voor de oudheid. De wetenschappelijke revolutie zou plaatsgrijpen wanneer de antieke erfenis kritisch werd beoordeeld. (17de eeuw).
D. beslissende ontwikkelingen: stroomversnelling
1. val van Byzantium
- Door de val van Byzantium in 1453 kwam er een stroom van vluchtelingen op gang naar Italië: Firenze, Genua, Rome
- Sterke impuls voor de kennis van het Grieks. Manuscripten worden meegenomen.
- Zo werden de werken van Aristoteles en Archimedes verspreid.
2. De drukkunst
- papier
- daarvoor schaapsvel: 300 schapenhuiden voor één bijbel.
op de huid kun je schrapen: palimpsest.
lamshuid was nog beter.
- eerste papiermolens in de vroege 14de eeuw in Fabriano (Centr.Italiê)
- drukkunst
- uit China
- houtblokken
- metalen letters: 1440 Gutenberg, Straatsburg.
- 1500 zes miljoen boeken; op 50 jaar tijd 100 versies van de bijbel
- revolutie : nieuwe ideeën, pedagogisch: men hoefde niet meer van buiten te leren. Er kwam meer tijd vrij voor te denken
- kennisoverdracht en communicatie
- gevaar:censuur
E. verspreiding
1. handelsnetwerken
- het humanisme verspreidde zich volgens handelsroutes
- dissidenten en werkzoekenden vestigden zich in de grote steden in het Noorden
2. diplomaten
- permanente diplomatie bestond niet: gezanten
- de Italianen en meer bepaald de Venetianen startten met vaste posten of ambassades
- hielpen mee het humanisme en de kunst verspreiden over Europa
3. drukpers
- drukkers waren …
- intellectuelen, velen humanisten
- nieuwsgierig
- correctoren
- rondtrekkers van het ene atelier naar het andere
- vb. Plantijn: internationaal intellectueel centrum.
- humanisten legden grote bibliotheken aan, centra: Venetië, Parijs, Bazel, Lyon
4. Scholen en universiteiten
- Er waren intensieve uitwisselingen tussen universiteiten
- PEREGRINATIO ACADEMICA= academische pelgrimstochten
- studenten gingen bijvoorbeeld naar Bologna en omgekeerd
- zo stonden in voor het doorgeven van Latijn en in mindere mate van Grieks
- het ambt van leraar werd ook opgewaardeerd
5. Hofhouding, geleerde genootschappen en academies
- koningen waren mecenassen.
- vb. Frans I, Margareta van Oostenrijk (Mechelen), Maria van Hongarije (Brussel)
F. Erasmus
1. Erasmus
- Erasmus is een mooi voorbeeld van het feit dat Italië en het Noorden geen scherpe tegenstelling waren.
- Andere voorbeelden: Van Eyck en Van der Weyden met olieverftechnieken; Johannes Ockegem en Josquin des Prés: muziek.
- Erasmus was beinvloed door Johannes Cele, een religieus denker in Nederland.
- Christelijke inspiratie
- Humanisten: studia humanitatis
- Erasmus de twee integreren: ook studia divinitatis, zoals Valla
- Handmatig kopieëren had negatieve gevolgen: fouten en onjuiste vertalingen.
Hij wilde teruggaan naar de meest oorspronkelijke bronnen.
Voor hem telde het woord Gods en dit woord moest juist zijn. De vulgaat was volgens Erasmus niet altijd accuraat.
- AD FONTES: naar de bronnen, de studie van de patres, inzonderheid Hiëronimus
- Voorwaarden :
- kennis van Grieks, Latijn en Hebreeuws.
- kritisch filosofische ingesteldheid
2. instrumenten die de mens kon helpen bij de theologische studies
o Annotationes: 1505
o Novum instrumentum:1516
o zuivere versie van het nieuw testament
o de bijbel om nader tot God te komen
o geannoteerd uitgegeven met een vertaling in het Latijn uit het Griekse NT
o was delicaat omdat de vulgaat de officiële basis was voor de Latijnse kerk
o geen vertaling in het Nederlands, wel de ‘lingua franca’.
- Paraphrases: 1517
- N.T. bestemd voor wat “minder” geschoolden
- Nieuw Testament: hervertelling, bleef in het latijn
- door sommigen aanzien als Godslasterlijk
- Wat kan je hebben tegen het verspreiden van het woord Gods ?
- Het handboek van de christelijke strijder
- relativeerde de ceremoniële daden: het is niet voldoende om gebeden te prevelen
- sacramenten zijn zinloos zonder vroomheid: wie de bijbel leest en er naar leeft heeft geen priesters nodig à kerkelijke instituten verliezen aldus hun absolute waarden
- hij had vraagtekens bij de zichtbare kerk en haar structuren
- wat van belang is, is te leven naar het woord Gods, het evangelie
- Lof der Zotheid
- vrouwe Zotheid is scherp voor de pausen, de bisschoppen, de keizers… die niet zo christelijk leven
- clementie voor de eenvoudige lieden die van de wereldse geneugten profiteerden
- heftig door Rome aangevallen
- idealen:
- evangelische boodschap
- nastreven van de chtristelijke deugden: doen wat in het evangelie staat.
- kritisch filologische arbeid.
EXPLOSIEVE COCTAIL: “Luther had het ei uitgebroed dat door Erasmus was gelegd”.
De hervorming is begonnen met Erasmus. Waarheden op losse schroeven gezet. Gaat wel in de clinch met Luther.
Het had bij Karel V veel gehoor. < traditie van de Moderne Devotie of broeders van het gemene leven. Werd dan ook gedekt door Karel V.
Spanje: ERASMISTA= hij die Erasmus leest= “ketter”.
Kwam op de “index librorum prohibitorum” (Leuven 16de E). Lezen was doodzonde.
G. betekenis en invloed
- Kunstenaars en geletterden: hoog maatschappelijk aanzien; vernieuwingen filologie, mens in universum
- Wetenschap en techniek: wiskunde, natuurwetenschappen, astronomie, anatomie
- Wereldbeeld: heliocentrisme
- Staatsinrichting: centraal naar Romeins model; volkssoevereiniteit = Grieks, vroegchristelijk, Germaans
- Onderwijs: pedagogisch didactische zaken
- Reformatie: verspreiding humanistische ideeën door drukkunst.