Menu

Eerste IJzer in Europa

De oudste ijzeren objecten dateren reeds uit de tijd van het eerste brons, maar pas veel later werd ijzer het gangbare metaal. Echter, eens de technologie op punt stond kende de metallurgie een snelle verspreiding over Europa vanuit het oosten. Dit is te verklaren doordat het erts alomtegenwoordig was, maar de behandeling ervan veel moeilijker is. Eerst dient men te op te warmen in laagoventjes op een constante temperatuur, om zo het erts zelf niet te verbranden, nadien volgt nog een zuiveringsproces alvorens het smeden kan worden aangevat.

Op het mentale vlak werd ijzer weinig geapprecieerd. Hoewel het aanvankelijk gebruikt werd voor luxeproducten, kwam het metaal al gauw in de dagdagelijkse sfeer, zoals het gebruik voor wapens. Door zijn functie als leverancier van werktuigen daalde ijzer op de sociale ladder, in tegenstelling tot brons, dat men blijft bewerken voor onder andere sieraden.

Voor dateringen uit deze periode dienen we erg voorzichtig te zijn, daar rond 800 v.C. er een calibratieprobleem, het zogenaamde Hallstattplateau door de verhoogde zonneactiviteit, optreedt. Toch is er een gangbare tijdsrekening opgesteld.

Vanaf dit moment komen onze streken in contact met teksten in het Grieks en later in het Latijn. Deze spreken over “oi celtoi”, waarmee men de noordelijke, schriftloze volkeren bedoelt. We dienen echter kritisch te zijn bij deze bronnen, daar zij de nadruk leggen op wat anders is, en dus op het barbaarse, het ongeciviliseerde. Zo is er bijvoorbeeld een groot verschil tussen de onrealistische weergave van een Kelt zelf, en het standbeeld van de stervende Galliër uit de Griekse beschaving.

Lees meer...

Oost-Europa en de steppes

Uit de steppes van Centraal-Azië zien we de eerste nomadische culturen verschijnen. De Cimmerieërs, voorlopers van de Scythen, vinden we aan de noordrand van de Zwarte Zee tot aan de monding van de Donau. Van daaruit gaan ze zich verspreiden over de steppes van Oost-Europa. Hun economie is vooral gebaseerd op veeteelt. De ruiter is een ideaalbeeld voor de elite. Zo werd in Caka in Slowakije een graf gevonden van een krijger, geheel in wapenuitrusting en met sierraden.

Lees meer...

Noord-Europa Bronstijd

In Noord-Europa zet men de tradities voort maar vervangt crematie de inhumaties. Natte deposities komen ook hier voor (onder andere vele luren) en het aantal veenlijken wordt ook groter.

De symboliek van de zon is zeer present in de kunst, cfr de zonnewagen van Trundholm. Hier vormen zich wel elites, zoals we vinden in de graven. De grafheuvel van Lusehoj in Denemarken bevat vele grafgiften: een wagen, een zwaard in ijzer en goud. De heuvel was 7m hoog en had een diameter van 40m met binnenin een stenen grafkamer die waarschijnlijk geplaasterd was. Twee vrouwelijke figuren werden ook samen met het gecremeerde individu begraven. In Seddin betrof het eerrder een groot grafveld met 240 grafheuvels. Onder de rijkste was een grafheuvel van 820 meter doorsnede en 11 meter hoog, waarin een stenen grafkamer werd gevonden. Deze was geplaasterd met rood, zwart en wit. Ook hier werden, naast veel bronzen vaatwerk, twee vrouwen gevonden, die kennelijk samen met de overledene begraven waren.

Nauwe handelsrelaties worden onderhouden met Centraal- en Oost-Europa.

Lees meer...

Atlantisch Europa Bronstijd

Dit gebied heeft een minder voorname rol dan in vorige periodes, en bezitten van metaal is minder belangrijk omdat het alom tegenwoordig is in geheel Europa. In rivieren over heel West-Europa werden honderden voorwerpen aangetroffen, de zogenaamde natte deposities. Hierbij word een massa aan bronzen voorwerpen gedeponeerd, zowel wapens (offensief en defensief), sieraden zoals spelden en gebruiksvoorwerpen. Deze werden intentioneel gedropt, daar ze meestal ongebruikt, want geen slijtagesporen, of zelfs onafgewerkt zijn. De meeste vorsers zien hierin een vorm van sociaal gedrag als competitie tussen groepen (of individuen). Men tracht meer aanzien te verwerven door het ostentatief vernietigen van rijkdommen, iets wat de prestigesfeer die rond brons hing weergeeft. Dit is economisch nutteloos maar vormt een zachte vorm van sociale strijd en kan een uiting zijn van de troebele tijden, daar dit een erg mobiele vorm is, in tegenstelling tot de vroegere en latere stabiele elites. In Huelva bijvoorbeeld zijn 78 zwaarden, 22 dolken en 88 lanspunten gevonden. Ze sluiten qua vorm heel sterk aan bij de Atlantische wereld. In Vlaanderen zijn dergelijke deposities gevonden in de Schelde tussen Gent en Dendermonde, vooral rond Melle, Wichelen, Schellebelle en Schoonaarde, maar ook in de Dender of de Durme. Naar het einde van de late bronstijd neemt het aantal bronzen voorwerpen in rivieren af. Deze trend wordt vervangen door depots ( plaatsen van een hoeveelheid bronzen voorwerpen in de grond. Het zou ook bij deze vorm kunnen gaan om sociale competitie, al zijn andere interpretaties ook mogelijk, zoals schatten, bronsgieterdepots of rituele depots.

Het beeld van de krijger is echter nog steeds dominant. Zo zien we in Zuid-West Iberia steles met afbeeldingen van krijgers in volle wapenuitrusting.

Net als in Midden-Europa verandert de funeraire praktijk. Doden worden systematisch gecremeerd en begraven in vlakgraven (zonder monumenten dus) in grote grafvelden. Het beeld van zwervende erven en vaste grafvelden doet zich ook hier voor. Dit zorgt ervoor dat men soms een enorme hoeveelheid graven aantreft in deze grafvelden. Een voorbeeld hiervan is het gevonden grafveld van Temse, waar vermoedelijk meer dan 200 graven zijn aangetroffen. In vele gebieden lopen urnenvelden dan ook soms van de late bronstijd tot de vroege ijzertijd.

Lees meer...

Midden-Europa Bronstijd

Meest drastische culturele veranderingen te wijten aan een interne ineenstorting van de socio-economische systemen die de vroege- en de middenbronstijd kenmerken. Crematie wordt veralgemeend, de urne wordt geplaatst in een vlakgraf in een urnenveld. Veelal tellen deze grote grafvelden honderden graven. Het urnenveld is een blijvend element in het territorium. De bewoners van de nederzettingen blijven hun doden op de zelfde plaats begraven, ondanks de wisselende nederzettingen. Sociale status wordt niet meer in het graf geuit. Als sociaal vertoon gaat men nu over tot rivierdeposities.

De nederzettingen hebben nog steeds hun semipermanent karakter. Paaldorpen nemen hier een aparte plaats in. Recentere interpretaties wijzen uit dat het vooral oeverdorpen zijn van zo'n 10 tot 50 huizen bijeen, die door het stijgende water onder water zijn te komen staan. In Cortaillod werd een oeverdorp gevonden dat verschillende bouwfasen kende. Zo zou in 1009 v.C. het eerste huis worden gebouwd, waarna in tien jaar tijd het hele dorp wordt aangelegd. Een tweede bouwfase, tussen 997 v.C. en 991 v.C., zet het dorp uit volgens hetzelfde bouwplan. Na enkele jaren stelt men vast dat vele gebouwen aan herstelling toe zijn, en wordt het dorp volledig opgegeven. Volgens schattingen zouden in de eerste fase een 100 à 150 in het dorp gewoond hebben, terwijl in de tweede fase het bevolkingsaantal opliep tot 150 à 400. In onze gewesten zou er eventueel toch een vondst zijn die wijst op een paaldorp, namelijk in Dentergem, al is deze vondst niet betrouwbaar.

Bebouwing in grotten bestaat tijdens deze periode ook nog, maar deze worden eerder gezien als vluchtwoningen.

Cultureel spreken we in het Westen van een Rhin-Suisse-France oriëntale cultuur die gekenmerkt wordt door de urnenvelden, de bloeiende ijzerproductie en de nederzettingen aan oevers van meren en rivieren. In het oosten kennen we de Lausitz cultuur, vooral in Polen, gekenmerkt door versterkte nederzettingen, ook in natte regio's.

Lees meer...

De Tyrrheense wereld en het westen van de Middellandse Zee

De Feniciërs en andere zeevolkeren gaan zich vestigen op Cyprus tot in Sardinië. Er ontstaan zeer sterke handelscontacten. Vooral op Sardinië verschijnen koperen ossehuiden en ander materiaal in metaal in grote getale, wat er op zou wijzen dat Sardinië enorm aatrekkelijk was omwille van haar ijzererts. Er is vermoedelijk een band tussen de ‘Shardana’, een van de zogenaamde zeevolkeren, en de naam ‘Sardinië’. Een ander zeevolk wordt de ‘Shekeleh’ genoemd, en heeft een uitgesproken link met het eiland Sicilië. Het lijkt er dus op, dat de zeevolkeren die op het einde van het 2e millennium v.C. zoveel last bezorgden in het Oostelijke deel van de Middellandse zee en Egypte, zich nu richtten op het westelijke deel van de Middellandse zee en zich gingen vestigen op de eilanden. Op het eiland Sardinië zien we vanaf 1300 BC nurraghi verschijnen. Dit zijn grote torenvormige constructies, aangevuld met een of meerdere bijenkorfkoepels, waarrond nederzettingen ontstaan. Deze nurraghi konden gaan van eenvoudige constructies, tot zeer complexe forten, zoals die in Su Nuraxi, waar in totaal 5 torens deel uitmaken van het complex. Sardinië kende ook een zeer rijke bronsproductie, met onder andere beelden van krijgers.

In Etrurië verschijnen de eerste tekenen van de Etruskische beschaving. Verschillende steden zoals Cerveteri, Taraquinia of Veii ontstaan in die periode, waarna ook de eerste handelsrelaties tot stand komen met Noord- en Centraal Europa.

Het westelijke deel van de Middellandse zee is meer aangesloten bij de Atlantische netwerken. Zo zien we bijvoorbeeld diverse Atlantische late bronstijd zwaardtypes verschijnen in Zuid-Spanje tot in Sardinië. Ook mengen de Feniciërs zich vanaf de 9e eeuw in de economische wereld van het westelijk Middellandse Zeegebied.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen