Voeding en sociale ongelijkheid
- Gepubliceerd in Economie
- Reageer als eerste!
- de voorwaarde voor de doorbraak van de massaconsumptie lag bij de voeding
- verklaringen voor verandering van voeding:
- mechanisering
- commercialisering
- mondialisering van voedselproductie en –handel
è daardoor sterke vermindering van reële prijs vanaf 1875
- werknemers moesten voldoende eten hebben om opeenvolgende golven van industrialisering aan te kunnen
- sociale ongelijkheid: voor de rijken was voeding ‘goed en veel’, voor de arbeiders betekende voeding overleven is dit er nog na WOII? Honger of eenzijdige voeding is vandaag toch alleen maar voor de niet-geïndustrialiseerde landen?
- in de 19e E was er wel sociale ongelijkheid, pas gestopt na invoer van Amerikaans graan in 1870 meer landen betrokken in voedingssysteem mechanisering en internationalisering
- overheid begon in te grijpen in de voeding en arbeidersbewegingen beïnvloedden werk- en levensomstandigheden = gemiddelde voeding verbeterde
- 19e E: arbeidersgezinnen moesten eindjes aan elkaar zien te knopen door dalende lonen en stijgende prijzen
- voeding verslechterde toen door:
- lage lonen, onregelmatige werkgelegenheid en lange werktijden van industrie
- schommelende prijzen, spanning tussen vraag en aanbod en dreigende hongercrisissen van landbouw
- verbetering pas vanaf 1875 door sociale kwestie
- bourgeoisie: voedsel was een statussymbool en verbond de rijken met elkaar
- deze kloof was de basis van het arbeidersverzet
- eerst kwantitatieve verbetering (toename van alle producten), daarna kwalitatieve verbetering (daling van gekende plantaardige waren)
- hoogkapitalisme tussen 1870 en 1950: grote economische machten verdeelden het Westen + sterke concurrentie tussen nationale staten (oorlogen!)
- arbeiders hadden meer calorieën nodig omdat ze harder moesten werken, ook toename van suikerverbruik
- maatschappij moderniseerde: arbeiders kregen hun zin want zij wilden kiezen wat ze aten
- vanaf 1990 daalt vleesverbruik door interesse in meer afwisseling
- loon van arbeider diende nu niet enkel meer om te overleven maar om vraag naar consumptie te bevorderen = CONSUMPTIEMAATSCHAPPIJ
- levensstandaard van de burgerij steeg nog sneller dan die van de arbeiders: haute cuisine, sporten, reizen, restaurants
- voedselproductie stortte in elkaar in de 2 wereldoorlogen
- stijgende ongelijkheid in de wereld want in het Westen stijgt de economie pijlsnel door:
- stijgende internationalisering van kapitaal en techniek
- verwaarlozing van het milieu
- compromissen tussen patroons en bonden (leidt tot stijgende lonen en koopkracht)
è generatie van 1930 consumeert meer
- stijgende consumptie van vlees, vanaf 1980 daalt dit door de economische recessie
- kookkunst ondergaat metamorfose in hoogconjunctuur van 1970: nouvelle cuisine (versheid, originaliteit) ook gevolgen voor huiselijke keuken: drang naar dure voedingsmiddelen = ook een vorm van sociaal onderscheid
vroeger was vlees eten een teken van rijkdom, na WOII was vlees enkel iets voor de armen en kochten de rijken dure voedingsmiddelen om slank en gezond te blijven