het kapitalisme van de vrije concurrentie
- Gepubliceerd in Economie
- Reageer als eerste!
Deze reguleringswijze bestrijkt een groot deel van de negentiende eeuw. Een vrije markt kwam niet spontaan tot stand maar door een reeks politieke ingrepen.
Maakbaarheid: de staat creëerde een aantal instituties en infrastructuren die de basis vormden van de economische ontwikkeling.
1voorwaarde voor vrije markt: goederen moeten over grote afstanden circulerengoede verkeerinfrastructuur nodig: spoorwegnet in 1835 in Belgie
De staat zorgde voor een juridische omkadering voor de ondernemers: Naamloze vennootschap laat toe grote kapitalen bijeen te brengen, nodig voor grootschalige investeringen in de steenkoolmijnen.
In 1832 richtte koning willem 1 de algemene maatschappij ter bevordering van de volksvlijt Société Générale, belangrijke rol in de eerste industriële revolutie. Zou haar stempel drukken in de Belgische economie van de negentiende en een flink stuk van de twintigste eeuw.
-was staatskassier en mocht bankbiljetten uitgeven. Had tevens een netwerk van spaarkassen(dient om geld aan de kant te zetten waarop ze konden terugvallen wanneer het hen materieel minder voor de wind ging). Het geld werd opgehaald bij de spaarders en werd geïnvesteerd in de ondernemingen waarin de Société Générale belangen had. Dit leidde tot problemen bij economische en politieke crisissen. Velen kwamen hun geld ophalen, maar de Société generale kon dit geld niet teruggeven want ze hadden het geïnvesteerd in hun ondernemingen.
De staat moest de Société generale tweemaal ter hulp komen wegens ondeskundigheid
Dus: oprichting in 1850 van de nationale bank van Belgiëhad privaat publiek bestand (Société generale was volledig privaat)
Gaf voortaan de bankbiljetten uit.
1865 oprichting van de algemene spaar en lijfrentekas: publieke spaarkas
5 jaar eerder werd het gemeentekrediet gesticht: deze openbare kredietinstelling moest de lokale besturen financieren.
Creatie van een vrije markt heeft ook een sociaal luik.
In het anciene regime werd het economisch leven sterk gereglementeerd door coöperatieve structuren.
Negentiende eeuw: afschaffen van die coöperatieve structuren door de decreten d’Allarde en Le Chapelier—> schaften de gilden en ambachten af en verbood er nieuwe op te richten. Deze verboden ook coalities van werkgevers en werknemers om de lonen te beïnvloeden.
De coöperatieve structuren boden ook sociale bescherming: kregen steun als er bv iemand overleed. Dit fenomeen (sociale bescherming) verdween samen met de opheffing van de coöperaties.