Menu

Item gefilterd op datum: december 2012

De gelovigen worden zichtbaar

  • XI – eeuwse bronnen

Gewone volk

verschijnt voor het eerst actief in geschreven bronnen (vb. kroniek van Rodulfus Glaber)

→ verband met groeiende massa die actief was in het christelijk geloof

→ uitbereiding van het geloof (zielenzorg, aantal parochies, etc.)

→ bouwwerken: grotere kerken groei onder aantal gelovigen vaak op pelgrimroutes

Engagement van de gewone gelovigen

- groeiend enthousiasme van de gelovigen

- mede geregisseerd door de kerk (vb. consecratie speelde in op het verlangen om betrekken te zijn bij een mysterie van het geloof)

- soms uitbuiting van het militair potentieel van de gelovige massa

- lynchpartijen tegen ketters en joden

    • Volksgeloof

=> heiligencultus en reliekenverering

- via relieken ervaart de gelovige de kracht van een heilige als zijn/haar fysieke aanwezigheid

- afstand tussen gelovige en reliek moet zo klein mogelijk zijn (op het lichaam dragen)

- bezoeken van plaatsen waar reliekenstonden (pelgrimtochten)

- schietgebedjes om de heilige tot bijstand te vragen => vooral voor hoop en bijstand bij medische zaken

- miraculeuze genezingen werden onderzocht en al dan niet door de kerk erkend

  • ex voto: lett.: uit hoofde van een gelofte; wederdiensten voor de heilige die had geholpen
  • deditio: levenslang in naam van de heilige ter beschikking staan voor de kerk die aan hem/haar is verbonden
    • Het ontstaan van een persecuting society

Geleerde opinies over kerkelijke dogma’s werd vaak als ketterij bestraft (doceerverbod, verbranding van geschriften, opsluiting, etc.)

Geloofsgemeenschappen buiten de kerk

- veel ontstaan in de 11e eeuw

- niet samenhangend

- kritiek op verwereldlijking van de kerk

- grens tussen verkettering en erkenning was zeer dun


Katharen:

> kathari, Grieks voor ‘de reinen’

- geloofden dat satan de materiële wereld had geschapen

=> radicale afzwering van het stoffelijke en onthouding om te reinigen van de materie

- gewone credentes: volgden de strenge normen niet op de letter

- perfecti: volledige naleving van de normen (kleine elite)

=> consolamentum: sacrament waarbij credentes op hun sterfbed perfecti konden worden

- sterke verspreiding tijdens de 12e eeuw in Zuid-Frankrijk


Persecuting society

= term van de Britse historicus R.I. Moore

- doordat kerk en vorsten hun eigen ideologie nauwkeuriger begonnen te definiëren, kregen ze een beter idee welke groepen of belangen hiermee in strijd waren

- Kerk: dogmatiek => tegenstand verketterd (vijanden van het geloof)

- Midden 12e eeuw: start van kerkelijke inquisitie

* centrale rol voor de paus

* zending van legaten

* mobilisatie van religieuze orden (cisterciënzers, dominicanen

* inschakelen van wereldlijke, militaire macht

* anti – ketterse decreten en conciliebesluiten

* inquisitie (bedoeld om laksheid i.z. vervolging van ketterij tegen te gaan)

* vervolging van katharen, joden, marginale groeperingen

- jodenvervolging

* verantwoordelijken voor de dood van Christus

* joden stonden economisch sterk (moesten kerkelijk verbod op interesten bij leningen niet volgen)

* theorieën over internationale samenzwering van joden, kannibalisme, kindermoord,…

* antisemitische rituelen (vb. slaan van joden tijdens Pasen)

* joden moesten herkenbaar gekleed zijn

Lees meer...

Hervorming en vernieuwing in het kloosterwezen

  • Cluny en de Ecclesia cluniacensis

910

Willem de Vrome (hertog van Aquitanië) sticht abdij te Cluny

- bakermat voor hervorming in het kloosterwezen

- eerste hervorming binnen deze abdij (927-942)

- herstel van de zuivere regel van Benedictus

- nadruk op ora – gebod (=bidgebod)

- monniken van Cluny: bidden voor zielenheil (ook voor gewone gelovigen)

1150

Cluny uitgegroeid tot grootste abdij van de Latijnse Christenheid

Redenen

1) bidden voor zielenheil

2) overdracht van hun idealen op nieuwe en reeds bestaande kloostergemeenschappen (centraal bestuur in Cluny)

3) kerkelijke exemptie (ontrokken aan wereldlijk gezag: abdij moet enkel verantwoording afleggen tov paus, niet aan lokale heren of bisschoppen)

4) bijzondere relatie met de paus

5) bijzondere relatie met apostelen Petrus en Paulus (in de vorm van relieken) => pelgrimtochten naar Cluny

6) uitgegroeid tot intellectueel centrum met eigen scholingssysteem

=> ondanks haar uitzonderlijke allure was Cluny geen alleenstaand fenomeen

  • Godsvrede en godsbestand

godsvredebeweging: ontstaan als reactie op het geweld waarmee de vestiging van heerschappijen in Frankrijk gepaard ging

godsvrede: regelgeving, opgelegd door hoge geestelijken, waarin met lokale heren afspraken werden gemaakt i.z. geweldpleging om de zwakkente beschermen

godsbestand: verbod op geweld gedurende welbepaalde dagen, en later ook hele periodes (oudste godsbestand: ca. 1020)

→ op deze wijze trachtten geestelijke leiders in de plaats te treden van wereldlijke leiders (namen de handhaving van de vrede over; d.i. een wereldlijke bevoegdheid)

  • De nieuwe orden

Licht protest tegen uiterlijk vertoon van de orde van Cluny = aanleiding voor stichting van twee nieuwe orden => strikte naleving van de regel van Benedictus: * Kartuizers

* Cisterciënzers

Cisterciënzers

Algemeen

- populairste van de twee

- aantal huizen nam sterk toe in de 12e eeuw

- één centraal bestuurde organisatie

- kapittel-generaal: - hoogste bestuursorgaan

- abten van alle cisterciënzerkloosters

- vergaderden om de drie jaar

- abten werden door de monniken gekozen

- eerste huizen lagen afgelegen (afzondering van de wereld)

- herstel van het Benedictijnse labora-gebod (arbeidsgebod)

- afwijzing van domein- en tiendbezit

Grangie

- ook uithoven geheten

- buitenbezit van de cisterciënzers

- onder leiding van een geletterde monnik die op de desbetreffende boerderij woonde

- arbeid op het land werd verricht door niet-geletterde monniken van eenvoudige komaf

→ werden als dienstpersoneel behandeld

→ ook lekenbroeders genoemd

→ geen klerikale wijding; geen tonsuur

Bernard de Clairvaux

- verantwoordelijk voor de grote aanwas van cisterciënzerkloosters (beginfase!)

- zocht bemoeienis met buitenwereld =>in contrast met het ascetische ideaal van zijn orde

- voorstander van harde strijd tegen ongelovigen, ketters en andersdenkenden => drijvende kracht achter militanter wordende Kerk

- cisterciënzers werden na verloop van tijd door de paus mee op kruistocht gestuurd

Kartuizers

- ontsproten aan de heremitische traditie

- monniken leefden in gemeenschap maar brachten hun tijd vnl. door in strenge afzondering van elkaar

- elke monnik had een eigen cel binnen de gesloten gemeenschap

Robert van Abrissel

- zoon van Bretonse dorpspastoor

- zwierf rond in wouden van de loirevallei (ca. 1100) è verzamelde volgelingen

- stichtte klooster bij Fontevrault

→ gescheiden gebouwen mannen/vrouwen

→ gescheiden gebouwen zieken/prostituees

Norbert van Gennep (1092 – 1134)

- grondlegger van de orde der premonstratenzers

- was ontevreden als kanunnik

* trok de wildernis in

* grote faam als boeteprediker

* leidde tot oprichting van een leefgemeenschap bij Prémontré (vandaar premonstatenzers)

Premonstratenzers

- geen monniken maar kanunniken (dit zijn hoger gewijde geestelijken die volgens de kloosterregel leven)

- volgen de regel van Augustinus

- na verloop van tijd vooral ziekenzorg

Reguliere kanunnik (Ordo monastrius)

- woonden in klooster

- volgden kloosterregel

- mochten geen persoonlijk bezit hebben

Seculiere kanunnik (Ordo Canonicus)

- niet in klooster

- mochten wel persoonlijk bezit hebben

  • Vita apostolica en de nieuwe spiritualteit

Nieuwe religieuze gevoeligheid

- streven naar het “nudus nudum Christum sequi” (lett: naakt de naakte Christus volgen)

→ leven naar het voorbeeld van Christus en zijn apostelen

→ zuiver moreel leven

→ geen materiële overdaad

- spiritualiteit à persoonlijke, binnengeestelijke band met god à veel meditatie en gebed

Nieuw humaan imago voor Christus en Maria

- Christus: van afstandelijke, soevereine overwinnaar van de dood naar intens lijdende mens voor de dood

- Maria: van hemelkoningin naar meelijdende moeder

Nieuwe groepen geloofsbeleiders

letterlijk leven als Christus en zijn volgelingen

- in armoede

- gedreven om het woord Gods actief te verkondigen

- gegroeid uit lekeninitiatieven

Pierre Valdo

- lakenkoopman uit Lyon

- deed afstand van zijn bezittingen om te gaan preken

- had een bijbel in de volkstaal

→ gehoor vergroten

→ wapen tegen de ketterse katharen

- volgelingen in 1184 samen met de humiliati tot ketters verklaard

Humiliati

- kleine gemeenschappen van vrome leken in steden in Noord-Italië

- leefden celibatair en sober

- oefenden beroep uit, preekten in de vrije tijd

- nog gerehabiliteerd na ketterverklaring in 1184

Begijnen

- ontstaan in het bisdom Luik

- vrome vrouwen die in los-vaste gemeenschappen leefden

- leefden van hun eigen handarbeid

- kregen pauselijke erkenning mits ze aan de kloosterregel hielden

- aantal begijngemeenschappen kende een grote groei

  • De bedelorden

Franciscanen

Franciscus van Assisi

- zoon van een lakenkoopman

- kwam uit de lekenwereld (geen opleiding in de scholastiek, het Latijn, etc.)

- letterlijke interpretatie van de bijbel

- vita apostolica; imitatio Christi

- empathie met het na-leven van Christus

- appreciatie voor het leven zoals het door god geschapen werd

- appreciatie voor de natuur

- aanvaarding van dood en ziekte onder de mensen

- voorstander van bezitloosheid

- Fransiscus en zijn volgelingen trokken rond en bedelden voor voedsel en onderdak

Transformatie van Franciscus’ beweging naar religieuze orde

- permanente steun in de curie (Fransiscus had een goede relatie met kardinaal-bisschop Ugolino, de latere paus Gregorius IX)

- probleemloze erkenning van de minderbroeders (zoals de franciscanen toen genoemd werden

- erkenning voor de clarissen (vrouwelijke tak der franciscanen, gesticht door Clara van Assisi)

- erkenning voor de derde orde (de tertiarissen), bedoeld voor leken die niet volgens kloosterregel hoefden te leven (mochten trouwen, beroepen uitoefenen,…)

- voor Fransiscus dood waren de Franciscanenkloosters reeds verspreid tot ver buiten Italië; rond 1350 telde de orde nabij de 1400 huizen

Verdeeldheid onder de Franciscanen

oorspronkelijk ideaal van bezitloosheid moeilijk te verzoenen met het bezit van 1400 abdijen

=> splitsing in twee strekkingen

  1. conventualen of realisten: orde heeft inkomsten nodig om goed te functioneren
  2. principiëlen of spirituelen:

- vasthouden aan Franciscus’ idealen

- geleid door gedachtegoed van Joachim van Fiore (cisterciënzer)

=> 1323: bul Cum inter nonnullos

- opvatting dat Christus en zijn apostelen bezitloos waren werd verketterd

- maatregel van de paus om zijn bezit te behouden?

Dominicanen of predikheren

- oorspronkelijk doel: katharen bestrijden vanuit het evangelisch armoede – ideaal

- 1216: pauselijke erkenning van de orde è hoofdtaak = preken voor gewone gelovigen

- moesten een goede opleiding hebben (nodig voor preken)

→ oprichting van eigen onderwijssysteem

→ oprichting van scholen in steden -> artes en theologische opleiding

→ oprichten van scholen werd overgenomen door andere orden (o.a. franciscanen)

Organisatie

- hoofdzetel in Bologna è vergaderingen van generaal kapittel

- geen abten, aan het hoofd van een abdij stonden prior en diens socius (assessor)

- huizen werden bestuurd vanuit het proviniaal kapittel die vertegenwoordigers naar het generaal kapittel stuurden

Lees meer...

De pausen als leiders van de Kerk

  • Macht van de paus

Macht van de paus steeg ook binnen de Kerk zelf => uitbouw van centrale bestuursorganen in Rome => Heilig College (= college van kardinalen) werd belangrijkste advies – en bestuursorgaan van de pausen

- verandering in de samenstelling van het Heilig College (meer ruimte voor geestelijken buiten Rome en Italië)

- onder leden komen nu ook aanhangers van de Europese koningen

- leden krijgen statuut van pauselijke gezanten

- verspreiding van het pauselijk gezag over de hele christelijke wereld

  • Uitbouw van ambtelijke bestuursorganen

- aanvankelijk ongescheiden

- tweede helft 12e eeuw: gespecialiseerde afdelingen:

* rechtspraak

* financiën

Rechtspraak

Voordien

alles afgehandeld in het consistorie (vergadering tussen paus en Heilig College)

→ sleutelrol voor één geestelijke ( de cancellarius) die samen met de paus uitspraken deed

→ GEVOLG: toename van juridische expertise aan het pauselijk hof (= pauselijke curie)

Vorming van twee gespecialiseerde rechtscolleges aan de curie:

  1. De Poenitentiaria: voor de berechting van gewetenskwesties
  2. De Audiëntia: voor andere zaken

→ voortaan werden zaken behandeld op de plaats waar ze waren gebeurd

→ lokale geestelijken die rechten hadden gestudeerd kregen een mandaat van de paus om als rechter te kunnen optreden

Financiën

Betere organisatie nodig door toename van de kerkelijke inkomsten

Twee gescheiden fondsen:

  1. Camera Apostolica: beheer van het pauselijk deel
  2. Camera Sacri Collegii: beheer van het deel van de kardinalen

Camera Apostolica:

    • onder supervisie van de pauselijke schatbewaarder (= de camerarius)
    • bestond uit het beheer van de pauselijke domeinen en de inkomsten via subsidies van wereldlijke vorsten

→ onzeker door de weigerachtige houding van sommige vorsten

→ later wonnen meer zekere inkomsten aan belang

→ beter beheer van de financiën vergrootte de pauselijke greep op de ‘pauselijke staat’ (= geheel van gebieden die bezit waren van de paus)

  • Nieuwe oecumenische concilies

Nieuwe oecumenische concilies: ander karakter dan concilies uit de vroege ME (later: Lateraanse concilies genoemd)

- kwesties van geloofsleer konden enkel worden beslist in een algemene kerkvergadering (was vroeger ook zo)

- vroeger was de voorzitter van deze concilies de keizer; Leo IX organiseerde de eerste concilie die door de paus werd voorgezeten (startschot voor reeks van concilies in de 12e eeuw)

Doelstellingen:

- lekenwereld zuiveren van elementen die een bedreiging waren voor de christelijke eenheid (vb. andersdenkenden)

- regelgeving bij tal van kerkelijke aangelegenheden

(vb. pausverkiezing, huwelijk, behandeling van andersdenkenden, etc.)

→ vierde Lateraanse concilie: wereldlijke hoogwaardigheidsbekleders uitgenodigd (geen beslissende functie)

→ pausen begonnen zich na verloop van tijd als monarchen te gedragen

→ pontificaat van Innocentius III wordt traditioneel beschouwd als hoogtepunt van de pauselijke macht

Lees meer...

Het hervormingsstreven

  • Paus tegen keizer: de Investituurstrijd

Hervormingen

- kerkelijke hervorming = terugkeer naar oude kerkelijke waarden die volgens de hervormers verloren waren gegaan

- verschil met voorgaande kerkelijke hervorming:

* Niet enkel gericht op morele verbetering van mensen

* Ook veranderingen in de kerk als instituut

Lekeninvestituur

Doelstellingen

- inspraak van de koning in de benoeming van hoge geestelijke minimaliseren

- einde maken aan het leenheerschap van de koning tov hoge geestelijken

Realisaties

- 1059: pauskeuze in handen van ‘college van kardinalen’ (Kardinaal Humbert van Silva Candida)

- 1179: stem van elke kardinaal is gelijkwaardig

- 1274: definitieve invoering van het conclaaf

Dictatus Papae:

- 27 korte zinnen die duidelijk maken waaruit de pauselijke macht moet bestaan (opgesteld door paus Gregorius VII; 1073-1085)

- maakt de pauselijke macht superieur aan de keizerlijke macht (keizerlijke titel kan enkel door de paus worden toegekend of ontnomen)

Conflict tussen Gregorius VII en Hedrik IV (1075 – 1077)

1075: Hendrik IV (Duitse koning) benoemd aartsbisschop terwijl deze positie al was verkozen en goedgekeurd door de paus

- Gregorius VII zet de keizer uit zijn ambt (was nog nooit eerder gebeurd)

- Gregorius VII doet de keizer in de kerkelijke ban

- Positie van Hendrik IV komt in het gedrang

- 1077: Hendrik IV vraagt Gregorius VII openlijk om vergeving in het pauselijk kasteel in Canossa (Toscane)

- Hendrik erkent dat de paus over zijn koningschap kan beschikken

- Gregorius geeft uiting aan zijn strakke visie over de relatie tussen paus en koning

- Startschot van strijd tussen paus en Duitse koning/keizer

- 1122: Concordaat van Worms: koning doet afstand van zijn inspraak in de benoeming van hoge geestelijken (in de praktijk echter nog steeds koninklijke invloed, enkel niet meer openlijk)

Parochianen

kregen zelf het zeggenschap over het beheer van het kerkgebouw, de daarmee verbonden goederen en de armenkas

  • De pauselijke aanspraken op het hoogste gezag in de wereld

Middelen

- excommunicatie = uitsluiting uit de christelijke gemeenschap

- interdict = opschorten van kerkelijke diensten binnen een gebied

- beschuldiging van ketterij (nodig om eventuele militaire bijstand te verwerven van katholieke vorsten)

- bravoure = basis van pauselijke aanspraak op heerschappij over grote gebieden in Europa (mogelijkheid om leenheerschap te verkrijgen over vorsten; gebaseerd op de Donatio Constantini)

- fungeren als speculator (algemeen toezichthouder) over het

- wereldlijke (vb. scheidsrechter spelen bij problemen i.z. troonopvolging, etc.)

- ideologisch geladen ceremoniële handelingen die uiting gaven aan de pauselijke suprematie t.o.v. de keizer (vb. stratoris officium; keizer moet fungeren als zadelknecht van de paus; gebaseerd op de Donatio Constantini)

Tegenstand

- tegenstand van koningen bleef uiteraard niet uit (vooral Frederik Barbarossa; 1152-1190)

- ook binnen de kerk zelf bestond het idee dat kerkelijke en wereldlijke macht min of meer gelijkwaardig zijn (Decretum Gratiani; ca. 1140)

Lees meer...

De Westerse Kerk in de Vroege ME

  • Monniken

- ascetische geloofsbelijdenis

- onbereikbare idealen voor gewone gelovigen

- zielenheil verwerven via schenkingen aan abdijen en kloosters

=> gevolg: stijging van de rijkdom van abdijen en kloosters

  • Vermenging kerkelijke en wereldlijke belangen

- Talrijke abdijen waren bezit van leken

- Inspraak van leken in benoeming van abten en bisschoppen

- Bisschoppen en abten hadden inspraak in het wereldlijk bestuur

Lees meer...

Ridders en boeren in het middeleeuws maatschappijbeeld

  • Ruiters worden ridders

Einde Vroege ME

einde Vroege Middeleeuwen: belang van de zwaarbewapende ruiterij nam toe => verregaande professionalisering van de milites, gewapende ruiters te paard

- Milites: zowel aristocraten, boeren als onvrijen

- speelden belangrijke rol in de oorlogsvoering en hiermee ging een stijging van hun prestige gepaard

- Koningen gingen zich meer en meer met deze ruiters identificeren.

  • Stilaan ontwikkelde deze groep een eigen ere- en gedragscode en de toegang tot deze groep werd geformaliseerd door ceremonieën met vaste rituelen
  • Ontstaan ridderorde of ridderstand

De Kerk

ondersteunde deze elitaire groep vanuit het idee van de miles Christi (soldaat van Christus)

- titel werd in Vroege Middeleeuwen gebruikt voor de clerici, monniken en bischoppen

- omstreeks het midden van de 11e eeuw: titel voor wereldlijke milites in een poging om deze groep voor de kerk te winnen => ridderlijke deugden (moed, trouw, loyaliteit) werden uitgebreid met specifieke christelijke deugden (godsvrucht, bescherming van weerlozen en het behoud van vrede)

Nieuwe religieuze ridderorden

Na afloop van de eerste kruistocht ontstonden in het Heilige land dan ook nieuwe religieuze ridderorden om de heilige plaatsen te beschermen.

De belangrijkste zijn:

- Orde van de Tempel (Tempeliers)

- Orde van het hospitaal van Sint-Jan te Jeruzalem (Johannieters)

- Orde van het hospitaal van de Heilige Maria van de Duitsers(Teutoonse orde)

Zowel geestelijken als leken konden tot dergelijke orden toetreden. Alleen de leken legden een gelofte van strijd af.

Kritiek

- Vanaf XII, vanuit de klerikale kring => hevige kritiek op de uitdossing van de ridders => vonden dat ze op vrouwen lekenà gouden en zilveren sieraden

- Later: ook kritiek op de toernooien en steekspelen:

* boden nieuwe militaire elite volop gelegenheid om met fysieke kracht en behendigheid te pralen

* zo’n toernooi bracht veel doden met zich mee dus verbood de kerk het

* toch haalde het verbod niets uit, dus in 1139 mochten gestorven ridders tijdens zo’n toernooien niet christelijk begraven worden.

    • Hoofse cultuur: nieuwe spelregels voor het verkeer in hoge kringen

Ridderorde ontwikkelde tevens een eigen cultuur => tijdens inwijdingsceremonie werd gedragscode ingeprent via morele traktaten, leerdichten en nieuwe literaire genres die deel uitmaakten van de zogenaamde Hoofse culuur.

We kunnen de Hoofse cultuur in drie genres opdelen:

  • Chanson Geste:

epische teksten waarin de daden van één persoon centraal staan en waarvan de stof gewoonlijk is ontleend aan de tijd van Karel de Grote

  • Hoofse lyriek (troubadourpoëzie):

complete poëzie met een precieze vorm en een nieuwe levensvisie. De platte erotische verzen ontbraken ook niet, waarin de vrouw meestal op een voetstuk wordt geplaatst en de leven tussen man en vrouw verheven wordt tot een ideaal voor morele zelfvervulling, dat bereikt wordt na hevige conflicten

  • Ridderromans:

verenigde elementen uit de chansons de geste en hoofse lyriek. Ze geven een sterk beeld van de werkelijkheid en staan stijf van de erotische en mystiek – religieuze symbolen

Belangrijkste kenmerken van het ‘hoofse lied’

- dienstbaarheid van de man aan de vrouw

- morele veredeling waartoe de hoofse liefde leidt

- wat in deze hoofse literatuur beschreven wordt is slechts een flauwe afspiegeling van de realiteit

- beoefening van de hoofse liefde behoorde een geraffineerd en ondeugend spel te zijn dat zijn eigen, ingewikkelde spelregels kende

- hoofse werd aan de vorstenhoven behandeld in speciale gezelschapspelletjes, zoals de ‘rechtbank der liefde’ en de zogenaamde jeux partis.

    • Tendensen tot rangordening en afsluiting

Tijdens de tweede helft van de 12e eeuw tekende zich binnen de ridderstand twee tendensen af

- Tendens tot interne rangorde: onderscheid maken tussen ridders van oud – adellijke en ridders van niet adellijke afkomst en het creëren van aparte rangen

- Tendens tot afsluiting: de ridderstand werd erfelijk. Deze evolutie gaf aanleiding tot het ontstaan van de rang van schildknaap.

  • Boeren

De kleine vrije boeren verloren vanaf de Karolingische tijd niet alleen hun aanzien maar ook vaak hun vrijheid. De opkomst van de ridderschap en de groei van steden leidden vervolgens tot een toenemende negatieve stereotypering van boeren.

Negatief beschreven in literatuur van die tijd

- boeren werden vergeleken met beesten

- in moppen was hun domheid, vunzigheid en gewelddadigheid vaak het middelpunt

- ze zouden maar één waardigheid bezitten: hun christelijkheid

- boeren zijn laffe lomperds die geen maat weten te houden

Nuancering

Boeren werden natuurlijk niet altijd negatief afgeschilderd. Hier past om drie redenen een genuanceerde visie.

- de lastendruk van de boeren verminderde gedurende de expansiefase langzaam, ze waren zelf naar middeleeuwse normen niet rechteloos

- het steeds opener karakter van de agrarische economie in de loop van de expansiefase bood boeren kansen om op verschillende product- en factormarkten te opereren

- de maatschappelijk onderhandelingspositie en politieke mondigheid van boeren is aanzienlijk verbeterd door de ontwikkeling van dorpsgemeenten

In geval van nood

- MEse boeren deinsden niet terug voor georganiseerd gewapend verzet tegen onderdrukkende heren en daarbij toonden ze zich lang niet zo weerloos als in de literatuur werden voorgesteld

- XIII: bij verschillende gelegenheden ridderlegers door boerenmilities in de pan gehakt, vb 1227 bij het Drentse dorpje Ane

- ook als het niet hard tegen hard ging, stonden de boeren hun mannetje, zoals blijkt uit talrijke processen die ze, individueel of collectief, voor hogere rechtbanken uitvochten tegen adellijke of geestelijke grootgrondbezitters en die heel vaak gingen over voor hun dagelijkse bestaan wezenlijke zaken als het gebruik van bossen en venen.

Lees meer...

Nieuwe vormen van heerschappij

Gevolg toenemende bewoningsdichtheid = encelullement: mensen werden in deze periode ingedeelde en opgenomen in allerlei verbanden van lokale organisatie

=> zowel van onderaf (vorming lokale gemeenten) als van bovenuit (vestiging lokale heerschappijen)

  • De ‘banale revolutie’

Banale revolutie

uiteenvallen van het Rijk van Karel de Grote = begin patrimonialisering van de hoge Karolingische bestuursambten ambtsdragers gingen het bezit persoonlijk en erfbaar beschouwen

→ In Frankrijk gebeurde dat eerder en meer uitgesproken dan in het Duitse Rijk

→ rond het jaar het jaar 1000 waren in beide oude Karolingische rijksdelen de tendens tot territoriale vorstendommen onder het niveau van koninkrijken ingezet

→ tweede stap = herhaling van de eerste op een lager ambtelijk niveau.

=> Dit verschijnsel, de creatie van lokale banheerlijkheden of seigneuries, wordt vanwege zijn verstrekkende gevolgen wel aangeduid als de banale revolutie

Nulle terre sans seigneur

Vroege Middeleeuwen:

- heerschappij voor de gewone man was ondenkbaar

- REDEN: koninklijke macht was diffuus en slechts onder bepaalde omstandigheden in een vaag begrensd territorium werd geëffectueerd.

Einde X

- snelle verandering

- aantal heren vermenigvuldigde zich en heerschappij kreeg een lokale dimensie, die voor alle mensen die niet tot de aristocratie of de geestelijkheid behoorden voelbaar werd.

=> vanaf dat moment was er een nulle terre sans seigneur (geen land zonder heer)

Uit wat bestond nieuwe lokale exploitatie van koninklijke bannus?

- uitoefening van de rechtspraak: gaf banheren het excuus voor arrestatie van personen en confiscatie van goederen

- oplegging van algemene belastingen (wat niet gelukt was op rijksniveau)

- opleggen van hand- en spandiensten: verplichte hulp bij werkzaamheden

De handhaving van banale heerschappij ging dan ook vaak gepaard met ongebreidelde geweldplegingen tegen lokale boeren.

De Kerk

Kerkelijke heren en instellingen piepten vooral wanneer het geweld van lokale banheren zich tegen hun bezittingen richtten

=> MAAR: traden zelf vaak net zo hard en gewelddadig op tegen degenen die aan hun eigen heerschappij onderworpen waren

Middelen tot gezagshandhaving

Banale heerschappij met een dergelijk gewelddadig karakter zouden zich minder gemakkelijk hebben kunnen vestigen als seigneurs zichzelf niet hadden voorzien van twee krachtige middelen tot gezagshandhaving:

  1. kasteel

- voornaamste doel van kastelenbouw

≠ bescherming lokale bevolking

= beheersen van de omgeving in de letterlijke zin van het woord

- nieuwe type kasteel: kunstmatige hoogte, met daarop een houten of stenen toren, die verschillende verdiepingen telde en alleen via een trap naar de eerste verdieping toegankelijk was

- Alleen in Italië en Zuid-Frankrijk ontstonden compleet versterkte nieuwe nederzettingen met daarin een kasteel

=> Dit verschijnsel wordt in de literatuur incastellamento (verkasteling) genoemd.

  1. 2. bende van goed bewapende krijgers.

  • Regionale verschillen en feodo – vazallitische ‘verpakking’

Banale heerschappij in de hierboven beschreven zin, gebaseerd op het gebruik van hard geweld, kennen we vooral aan de hand van studies over delen van Frankrijk, waar het koninklijk gezag vanaf het einde van de IX ernstig verzwakt was.

Omgekeerd zou banale heerschappij zich niet hebben kunnen ontplooien in het Duitse Rijk (althans in het Duitse deel ervan).

Verschillen Frankrijk – Duitse Rijk

- Duitse Rijk: banheerlijkheden ontwikkelden rechtstreeks uit aristocratisch grootgrondbezit en daarmee verbonden domaniale grondheerlijkheid

- Duitse Rijk: veel banheerlijkheden wortelden in voogdij over kerkelijke immuniteiten

- Duitse vorsten regelden hele publieke orde in 1 keer, zodat vestiging van lokale heerschappijen vaker dan in Frankrijk voorkomen werd

Seigneuries in de periferie van Karolingische Rijk

Proliferatie van op dwang gefundeerde lokale heerschappijen waarop koningen noch territoriale ambtsdragers greep hadden.

* soms versterkt door toevallige politieke omstandigheden

Voorkomen anarchie

Door het steeds stelselmatiger gebruik van feodo – vazallitische relaties werd langdurige anarchie voorkomen

=> DUS: verzwakking van koninklijk gezag + vorming proto – territoriale vorstendommen naast lokale heerschappijen ≠ feodale anarchie!

Verdwijnen banale heerschappijen

Koningen / andere territoriale vorsten: streven naar monopoliseren en centraliseren van allerlei als ‘publiek’ erkende kerntaken:

- rechtspraak

- geweldgebruik

- bestuur

- wetgeving

* opruiming autonome seigneuries

* bezit van heerlijkheid werd gepolitiseerd è onderdeel van mechanisme tot distributie van politieke macht

  • Veranderingen in de surplus – extractie. Aanpassingen in de domaniale economie

Verschuivingen in agrarische surplus – extractie

> vestiging van seigneuries

  • Voor

Overheveling kreeg haar beslag via gedwongen landarbeid en afdracht van overschotten door horige boeren binnen het kader van hofstelsel en heerlijkheid

  • Na

Banheren exploiteerden mensen – horig of niet – binnen een welbepaald territorium op basis van geüsurpeerde ‘overheidsrechten’

Evolutie van het hofstelsel

Raakte overal in verval => oorzaken?

  • geldnood

- aan de zijde van aristocratie: relatieve verarming door bevolkingsaanwas waardoor erfenissen steeds kleiner werden

- versterkt door schenkingen aan kerkelijke instellingen

  • stijgende lasten

duurder militair bedrijf > opening handel Midden – Oosten => aristocratische levensstijl werd verfijnder, maar ook duurder

Omkering van land – labour ratio

= schaarsteverhouding tussen de productiefactoren grond en arbeid

Bevolkingsgroei => land schaarser + arbeid overvloediger en goedkoper

Grootgrondbezitters: 2 mogelijkheden

  1. directe uitbating van domeinen opgeven en dan ook het indominicatum (herenland) in zijn geheel of in stukjes in erf – of termijnpacht geven
  2. exploitatie voortzetten met behulp van betaalde landarbeiders

- XI – XII: grootgrondbezitters kozen 2de optie

- Op de langere termijn kreeg eerste alternatief toch de voorkeur

Horige arbeidsdiensten

Horige lasten mochten geleidelijk worden afgekocht => 3 gevolgen:

  1. horigheid verloor op den duur elke reële betekenis => sociale verschillen en geografische mobiliteit op platteland nam toe
  2. mogelijkheid tot omzetting van horige arbeid en afkoop van andere horige lasten betekende in streken waar veel domeinen lagen een doorbraak in de commercialisering en monetarisering van plattelandseconomie
  3. domeinheren sneden zichzelf zwaar in de vingers: pachtbedrag werd in XIII voor eens en altijd vastgelegd, terwijl juist in die eeuw inflatie hals over kop toenam

Lees meer...

Volume en karakter van de agrarische productie

  • Verdubbeling van de voedselproductie

verdubbeling bevolking >>> verdubbeling voedselproductie >>> 2 manieren:

- door intensiever gebruik van bestaande landbouwgronden

- door uitbreiding areaal

→ eerste optie =in beperkte mate haalbaar

→ groei van de agrarische productie betekende tot lang na de Middeleeuwen voornamelijk uitbreiding van het bouwlandareaal.

  • Bodemvruchtbaarheid

groot obstakel voor vergroten bodemvruchtbaarheid = lage bemestingsgraad veroorzaakt door geringe samenwerking van akkerbouw en veeteelt.

Toch expansie

Niettemin zijn uit de expansieperiode 3 wegen tot intesiever grondgebruik bekend:

  • omzetting weidegrond in akkerland

- proces dat in het Duits met Vergetreidung (vergraning) wordt aangeduid

- uitwerpselen van dieren => vruchtbaarheid van grond stijgt (weidegrond)

- meer calorieën

- ook voedergranen voor dieren op stal

  • terugdringen van de braak, invoeren van drieslagstelsel

- 1/3 braak, 1/3 wintergraan, 1/3 zomergraan

- ó vroeger: tweedeling braak – bewerkt

- Niet overal bruikbaar: stelsel niet altijd geschikt voor gewassen waar er veel vraag naar is (cf. vlas)

  • technische vindingen

zoals risterploeg en paardentractie

Risterploeg

(zie afbeelding p. 154)

- geraffineerder dan de haakploeg

- combinatie van een verticale (kouter) en horizontale (schaar) snede => hierdoor komen de aardkluiten los => rister keert ze vervolgens om

- risterploeg met een voorstel heet gewoonlijk karploeg.

>>> De hierdoor bereikte arbeidsbesparing werd overigens meer dan gecompenseerd door het feit dat risterploegen bediening vereisten door meer dan één persoon…

  • Gebruik van paarden ipv ossen

Eveneens een grote agrarische innovatie uit de Middeleeuwen is het gebruik van paarden ipv ossen.

Voordelen paarden Voordelen ossen

- wendbaar en snel - minder kritisch met veevoer

- explosieve trekvermogen - minder veeziekten

- groter uithoudingsvermogen - meer slachtvlees

De twee belangrijkste nadelen zouden gedurende de middeleeuwse expansiefase zijn ondervangen: het voeselprobleem (uitbreiding haverteelt) en aanspanningsprobleem.

  • Innovaties

Ontwikkeling vs. verspreiding

Innovaties = product van lange, schokgewijze ontwikkelingen en aanpassingen. Ook gaat er vaak een lange periode tussen de ontwikkeling van een product en de verspreiding van de zelfde product.

2 oorzaken:

- psychologische en sociale factoren: Pre-industriële boeren vermeden vaak risico’s, dus ze vermeden nieuwe technologieën

- echnologische toepassingen komen er pas, na opgang van een andere technologie vb: ploeg à opmars paarden en ijzer

=> Ook gebeurde het dat een technologische innovatie wel ingepast was, maar toch weer teruggedrongen werd, omdat de nieuwe innovatie niet rendabel genoeg was.

Noordwest – Europa

behoefte aan risterploegen en paardentractie vanaf de tiende eeuw snel toegenomen toen in hoog tempo zware en instabiele klei- en veengronden werden ontgonnen => ontginning kwam vaak neer op een combinatie van bedijking en ontwatering.

Ontbossing

openlegging van veen- en kleigronden viel op Europese schaal in het niet bij de uitbreiding van agrarische cultuurland door ontbossing: tussen een kwart en een derde van alle grond die tussen 950 en 1250 is ontgonnen, moet uit bosland hebben bestaan.

Boerenkolonisten

- Boerenkolonisten brachten de ontbossing pas echt op gang.

- best bewaard bleven nog de bossen waar koningen of andere territoriale vorsten op hun regionale wildernisrecht stonden, hoofdzakelijk met het oog op hun favoriete bezigheid, jacht op groot wild.

Lees meer...

De groei van de bevolking

  • XI, XII en XIII

= periode van relatief sterke en langdurige bevolkingsgroei => verdubbeling van de Europese bevolking in drie eeuwen tijd

= was niet zo uitzonderlijk

  • tegenstelling bevolkingsexplosie ó bereiken kritische massa als reden voor vooruitgang
  • heel weinig bronnen (geen statistische gegevens) => uitzondering = Domesday Book (1086) van Willem de Veroveraar

  • MAAR:

- grootte van bevolkingstoename is zeker naar huidige maatstaven bezwaarlijk spectaculair te noemen

- zal bovendien niet veel sterker geweest zijn dan die in voorafgaande periode van drie eeuwen.

=> Demografisch gesproken helde Europa al rond 1200 zwaar over naar het westen.

Lees meer...

Vooraf: de Vikings, factor van verval?

- Vanaf VIII – IX

- Voornamelijk in perceptie, terreur zaaien (geen genuanceerde bronnen)

- Mannen uit Viks (=baaien in Scandinavië)

  • Handel

- Via Friezen naar West – Europa (cf. Dorestad) àkwam steeds meer onder Frankische invloed

=> vernield door Vikings

- Door Rusland, handel met Byzantijnen (ontdekt door archeologie en taal) => belangrijk tot VI => verdreven door Franken

  • Plunderingen

- Vikingen maken gebruik van gezagscrisis

- Plunderingstechnieken in grensgebied à niet eigen aan vikings (ook Franken en andere volkeren doen hetzelfde)

  • Bronnen: zeer negatief

- REDEN: alle bronnen komen uit kerkelijke instellingen => waren rijk, werden geplunderd

- MAAR: belang voor opkomst geldeconomie

→ smelten geroofde schatten om tot munten

→ bv. Gent: palimsest: beschrijving relieken en schatten rond lichaam van St. Bavo

  • Belang

Belangrijk bij stadsvorming: halfcirkelvormige omwalling (cfr. Vroegste periode van Gent)

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen