Menu

Item gefilterd op datum: december 2012

Schalen en patronen van ruimte.

Menselijke groepen hebben altijd een eigenwereldbeeld gehad, een kennis en interpretatie van de hen bekende wereld, groot of klein. Die kaarten die toen werden gemaakt zijn nooit neutraal, ze zijn altijd de uitkomst van een aantal keuzes. Ze verraden in de eerste plaatsen in eigen perspectief. De mercatorprojectie die allom wordt gebruikt klopt niet. Enkele landen zijn te groot afgebeeld. Maar ze is perfect voor de scheepsvaart. De peterprojectie is correcter, maar vertekent de richtingen. Vroegere wereldkaarten gaan uit van de eigen bekende wereld. Ze zijn aangevuld met scenes uit het eigen, meestal mythische verleden en worden zo een echte ‘ imago mundi’ een representatie van de aardse en kosmologishce wereld.

Oudste wereldkaart komt uit Babylon

Zeekaart uit Polynesië met stokjes

Kaart van Al-Idrisi uit de 12de eeuw n.t.

De Christelijke Psalterkaart

Kaart van Azteken

Indische wereldkaart

Koreaanse kaart

Kaart uit 1898  grootsheid Brits Imperium benadrukken

Gebruik maken van kleinere eenheden (schalen) om de wereld te differentiëren:

Continenten met zeeën en (grote) rivieren als scheidingslijn

Regio’s zijn moeilijk vast te leggen. Men verwijst daardoor naar menselijke groepen/culturen/beschavingen. Tweedeling tussen eigen en andere beschaving.

Lokaliteit: Grote centra beschouwd als middelpunt van een rijk

Ruimtelijke benadering krijgt vorm door het benoemen van zones en het aanbrengen van grenzen. Zones en grenzen hebben vaak een gecombineerd karakter, geografisch, politiek, cultureel enz. Ze zijn een onderdeel van anaylese zoals in de 20ste eeuw we de 1e, 2e en 3e wereld hebben. Nu wordt er meer gesproken van de ‘Global North’ en de ‘Global South’.

Is er een eenduidige afbakening mogelijk en op basis waarvan?

Geografische afbakening

Cultuurhistorische grenzen maken het vraagstuk nog moeilijker

Politieke grenzen zijn de echte begrenzing van Europa

Als er dan toch iets typerends is voor Europa, dan is het de voordurende verdeeldheid, de grote variëteit aan nationale, religieuze en culturele identiteiten. Uit deze diversiteit is zowel het beste (openheid, democratie) als het slechtste (slavernij, dictatuur) voor Europa uit voortgekomen.

Lees meer...

Een wereld in stukken : eenheid en fragmentatie.

Geen enkele afbakening is absoluut. De keuze van een ruimte- en tijdsperspectief hangt samen met een inhoudelijke keuze. Men spreekt in de wereldgeschiedenis van schalen. We spreken ook over zones van contact in interactie. Hier komen verschillende maatschappelijke systemen samen. Er zijn vele schalen, en deze werken op elkaar in, dit op verschillende niveaus. Het menselijke gedrag kan nooit in zijn geheel worden verklaard door de grote processen, net zo min dat deze processen een loutere optelsom zijn van ontelbare menselijke beslissingen. Richard Dawkin stelt dat macrogroei (van een mens) de opstelsom is van een heleboel episoden van microgroei (van cellen). De twee vormen van groei vinden echter plaats op een heel andere tijdsschaal en vereisen daarom verschillende onderzoeksmethoden en manieren van denken. Globale patronen interageren met een regionale en lokale, dat is de kern van de wereldgeschiedenis. De patronen hebben tevens een gedeeltelijke autonomie. Het loop fout wanneer de historische en sociale analyse zich beperkt tot dat ene niveau, wanneer de inzichten niet geplaatst worden in een context van andere schalen. We maken een onderscheid tussen schalen en patronen van ruimte en tijd.

Lees meer...

Het debat over ontwikkeling en ongelijkheid.

Opkomst en succes van sociale wetenschappen in de 18de-19de-eeuwse Europa wortelt in de triomf van het vooruitgangsidee. Expansie-idee gelegitimeerd door de universele waarden van de westerse samenleving. De verspreiding van beschaving wordt als een modernisering gezien. De ongelijkheid is een residu, een gevolg van te weinig ontwikkeling, enkel te verwijderen door mee op de trein van modernisering te stappen (1e visie).

Moderniseringsgolf vanaf 1960 onder druk. Ze zoeken de wortels van ongelijkheid in de werking van nieuwe maatschappelijke modellen. Meer modernisering en meer integratie betekent voor vele delen van de wereld meer verarming en dus een grotere mondiale ongelijkheid. Ongelijkheid wordt hier gezien als een gevolg van te veel ontwikkeling (2de visie).

Oorzaken van ongelijkheid in de teloorgang van de vroegere productie- en samenlevingsstructuren. De huidige economie wordt orde op de vinger gewezen. Het globale kapitalisme vernietig op termijn meer autonome en collectieve overlevingsstructuren: de teloorgang van de boerenlandbouw , de druk op de 20ste eeuwse welvaartsstaat. Mogelijkheden tot gedeeltelijke zelfvoorziening verdwijnen, zonder dat er nieuwe stabiele inkomstperspectieven gecreëerd worden, te zien in de massale verstedelijking (planet of slums). Ook komen de collectieve voorzieningen onder druk te staan, zowel de sociale (onderwijs, gezondheidszorg) als de ecologische (land, water). (3de visie).

Deze 3 visies staan in het hedendaagse debat over globalisering nog altijd tegenover elkaar.

Lees meer...

Van ongelijkheid naar polarisering.

Niet enkel armoede en ongelijkheid vaststellen, maar aantonen of er al dan niet processen plaats vinden waarbij armoede en ongelijkheid wordt bestendigd, vergroot dan wel afgebouwd. Nog altijd ontberen we het basisgereedschap om op lange termijn en in mondiaal perspectief armoede, ongelijkheid en sociale polarisering in kaart te brengen. Hiervoor moet men de economische ongelijkheid binnen en tussen verschillende schalen gaan bestuderen (mensen, huishoudens, sociale groepn, staten, regio’s, economische zone’s). De vraag is hoe de schalen zich verhouden ten opzichte van elkaar en in hoeverre ze op elkaar inwerken.

Figuur 22, pagina 179: Ongelijkheid tussen landen neemt sterk toe. Ook de globale ongelijkheid blijft even stijgen. Vanaf 1980 merken we dat de ongelijkheid tussen landen niet meer groeit, maar wel dat deze groeit binnen het land zelf. De globale ongelijkheid blijft echter even hoog.

19de eeuw : verschillen nog voor 2/3 bepaald door rijkdomverschillen binnen het land, 1/3 door ongelijkheid tussen landen. Economische positie wordt bepaald door de sociale groep waartoe je behoort. De geboorteplaats voorspelt de plaats van een individu op de inkomensladder. Economische ongelijkheid is meer dan ooit een internationale en globale verantwoordelijkheid.

De ongelijkheid op wereldschaal wordt niet kleiner. Een belangrijke motor is de ongelijke krachtsverhouding tussen kapitaal en arbeid. De arbeidskracht is sinds 1980 verdubbeld door de integratie van Rusland en China in de wereldeconomie. Dit met de delokalisatie van bedrijven, zorgt voor een grote druk op de lonen en inkomens.

Lees meer...

Van armoede naar ongelijkheid.

Binnen het hedendaags vertoog over armoede is sociale ongelijkheid een blinde vlek. De mate van armoede zegt niets over de verspreiding ervan. Ongelijkheid kent een relatieve en absolute zijde. Effecten van economische groei kunnen paradoxaal zijn, met minder (absolute) armoede maar met meer (relatieve) ongelijkheid. Ondanks de exponentieel toegenomen rijkdom lijkt de inkomensongelijkheid gegroei op wereldschaal.

De sociale en economische verschillen die al aanwezig waren sinds landbouwsamenleving, worden verder uitgediept. De verschillen zijn een gevolg van ongelijke toegang tot de rijkdom, vastgelegd in sociale en politieke machtsverhoudingen. Maatschappelijke verschillen worden toegeschreven aan sociale afkomst of aan individuele bekwaamheid. Ongelijkheid wordt verantwoord in nieuwe, racistisch geïnspireerde wereldbeelden wanneer de grote rijken beginnen te expanderen. De economische ongelijkheid verminderd in de 20ste eeuw, maar blijft ook nu nog enorm.

Ongelijkheid bestaat in meerdere, vaak overlappende vormen – 3 grote spanningsvelden:

Gender

Ras

Sociale klasse

Materialistische visie omtrent ongelijkheid:

Rousseau : De creatie van privébezit is de oorzaak van ongelijkheid. De maatschappij is verantwoordelijke voor het in stand houden van die ongelijkheid. Daarom is er een sociaal contract nodig die de privé- en publieke sfeer op elkaar afstemt.

Marx : Vervreemding, verarming en inkomensongelijkheid zijn structurele kenmerken van de kapitalistische samenleving. De differentiatie situeert zich tussen sociale groepen (klassen).

Ongelijkheid wordt vooral gezien als een economische realiteit tussen individuen of klassen binnen 1 land en tussen landen onderling.

Ontwikkeling en onderontwikkeling zijn 2 kanten van dezelfde medaille en weerspiegelen de macht van een land om zijn import en export te controleren en die van de anderen te dicteren: Dependisten  A.G. Frank, F. Braudel, I. Wallerstein.

Lees meer...

Het meten van armoede.

Focus bestrijden van (extreme) armoede. Dit richt zich niet langer op het nationale, maar de individuele ontwikkeling. Vanaf 1980 komt er een streven naar geïntegreerde wereldmarkt en naar een lokale armoedebestrijding. Om economische groei te bevorderen moet er een open economisch klimaat heersen. De soevereiniteit van de staat gaat over naar de soevereiniteit van de markt en het individu. Dit brengt grootte verantwoordelijkheid met zich mee.

Sociale beleid is er om mensen te helpen deelnemen aan de markt. De markt wordt niet gezien als de oorzaak van armoede, maar de barrières die de toegang tot die markt beletten (geen onderwijs, oorlog, ziektes).

Armoede wordt berekend via een absoluut inkomenscriterium. Een meer ‘geïntegreerde’ definitie van armoede is met inbegrip van sociale uitsluiting, discriminatie en analfabetisme. Een poging tot klaarheid te brengen is de HDI (Human Development Index), een internationale standaard over gezondheid, opleiding en economische welvaart in wordt verwerkt.

Het strategisch gebruiken concept armoede is niet nieuw, maar wel de manier waarop we ze zien en benaderen. Georg Simmel stelt dat armoedebestrijding altijd een antwoord is op de behoeften van de niet-armen. De armen zelf zijn niet het doel. Armoede wordt daardoor bestudeerd in relatie tot de sociale samenstelling van de bevolking. In alle beschavingen vinden we grote verschillen tussen rijk en arm.

Lees meer...

Armoede op internationale agenda.

Armoede staat hoog op internationale agenda. Het is een centraal concept geworden bij supranationale instellingen.

Jeffrey Sachs schreef in een centrale these dat de armen in ontwikkingslanden in een armoedefuik, in een vicieuze cirkel zitten. Ze hebben te maken met :

Slechte economie

Gezondheidsproblemen

Een slechte infrastructuur

Slecht onderwijs

Moeilijk klimaat

Hij heeft kritiek op verschillende organisaties en zegt dat armoede kan bestreden worden door mensen van de onderste trede omhoog te helpen, dan doet de economie de rest. Belangrijkste kritiek is dat armoede vergeleken wordt met ontbreken van ontwikkeling. Men is arm omdat hen de mogelijkheden zijn ontnomen om in het levensonderhoud te voorzien. Armoede is niet beginstadium waaruit we moeten vertrekken, maar is het eindstadium wanneer de ontwikkeling fout loopt. Armoede is pas weg te werken wanneer we het systeem die de armen berooft van hun inkomsten buiten werking stellen. Armoede is niet los te koppelen van ongelijkheid. Processen van groeiende ongelijkheid noemen we sociale polarisering.

Lees meer...

Hedendaagse globalisering als werkelijkheid en als vertoog.

Vragen die vanuit een historisch perspectief kunnen worden gesteld:

Zijn nationale staten gedoemd om te verdwijnen en nemen internationale en mondiale instellingen de politieke macht over?

Is er een trend van culturele homogenisering?

Doet globalisering de grenzen vervagen?

Brengt globalisering meer amerikanisering ?

Tegenstelling tussen convergentie of divergentie?

Staat globalisering voor een meer eengemaakte wereld, met kleinere verschillen en meer gelijkheid (convergentie) of groeien we in de ‘kleinere’ wereld meer uit elkaar (divergentie)?

Telkens is de vraag op welke wijze nieuwe evenwichten kunnen worden gevonden:

Een nieuw evenwicht tussen diverse politieke blokken

Een nieuw evenwicht tussen politiek en economie: markt heeft nood aan controle en politieke stabiliteit

Een nieuw evenwicht tussen politiek, economie en de aspiraties van sociale groepen: de welvaartsstaat op wereldvlak uitbouwen

Een nieuw evenwicht tussen het rijke Westen en het armere niet-Westen

Samengevat:

Globalisering is geen neutraal begrip, maar verwijst naar de expansie van een specifiek economisch en samenlevingsmodel. Globalisering is een ideologisch breekijzer om nationale regulering of controle af te bouwen ten voordele van meer internationale economische mobiliteit.

Globalisering is een historisch verhaal. Globalisering staat voor een opeenvolging van versnellingsfases in de groei van het kapitalistisch wereldsysteem.

Paradox: processen van schaalverkleining en van verdichting gaan gepaard met processen van versnippering en verwijdering.

Lees meer...

Op zoek naar de historische wortels van de globalisering.

Globalisering is een actief proces, gedragen door diverse sociale actoren met eigen agenda’s en strategieën. De actoren zijn zowel bedrijven als staten als cultureel-eligieuze bewegingen, maar ook individuen. De zoektocht naar de wortels en logica achter dit proces is per definitie een historische studie.

Globalisering is 5000 jaar oud:

‘zelfversterkende’ proces van toenemende contacten tussen bevolkingsgroepen, als een verdichting van het ‘menselijke web’.

Globalisering is 500 jaar oud:

Valt samen met ontstaan van het historisch kapitalisme. De globale economie ontstaan met de Europese ‘ontdekkingen’ en een globale markt voor zilver. Dit nieuw, modern wereldsysteem is een expansief maatschappelijk stelsel, gegroeid uit een unieke combinatie van handelskapitalisme met een inter- statensysteem met koloniale expansie. De motor van de expansie is de economische groei van het kapitalisme, met als belangrijkste brandstof de niet-aflatende zoektocht naar goedkope arbeid, grondstoffen en nieuwe afzetmarkten. De economische expansie gaat samen met een heel eigen logica van territoriale expansie, die vorm krijgt binnen een dubbel strijdperk:

Een kern in de kern van het systeem: de strijd om hegemonie

Verschuiving van de kern van Italië (15de eeuw) naar Holland (17-18de eeuw) naar Engeland (19de eeuw) naar VS (20ste eeuw)

Een strijd in de periferie: de strijd om de kolonies

Deze politiekterritoriale en economische expansies worden gelegitimeerd door een nieuw, universalistisch discour, waarbij waarden als beschaving en modernisering als universeel worden doorgegeven.

Globalisering is 150 jaar oud:

In de 19de eeuw is er een succesvolle I.R. in Europa. Het Europese ontwikkelingsmodel wordt de mondiale standaard. er is een vooruitgangsoptimisme. De veranderingen roepen nieuwe tegenstellingen in het leven, die minder in het discours van het vooruitgangsoptimisme terug te vinden zijn: arbeid vs kapitaal, individualisme vs grotere overheidscontrole etc. De economische en ook territoriale groei van het 19de-eeuwse Europa wordt aangedreven door de sterke Britse hegemonie. Het economisch zwaartepunt verschuift langzaam over de Atlantische Oceaan. De snelle veranderingsprocessen vanaf 1870 worden vaak gezien als de ‘eerste’ grote globaliseringsgolf. Die heeft 4 belangrijke componenten:

Imperialistische expansiegolf

Een buitenlandse investeringsgolf door het stilvallen van de economische motor van de IR in EU

Ontstaan van multinationale bedrijven

Implementatie van technische innovaties op het gebied van transport communicatie en uitbouw van infrastructuur over de hele wereld.

WOI legt deze mondiale expansie bruusk stil.

Globalisering is 30 jaar oud :

Ontstaan van natieoverkoepelende systemen. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen processen van:

Internationalisering: groeiend contact tussen verschillende staten

Multinationalisering: ontstaan van multinationale bedrijven vanaf de 19de eeuw. Deze bedrijven opereren wel binnen het internationale statensysteem (met moederberdrijven en filialen)

Globalisering: geld en goederen worden natieloos. Nationale politiek verliest greep op de economie

Nieuwe fase voorafgegaan aan een ongeziene stijging van de wereldhandel.

De doorbraak van deze globalisering wordt algemeen in verband gebracht met een nieuwe crisis in het historisch kapitalisme. Dit gaat samen met een neoliberale politieke revolutie in de westerse wereld, waarin deregulering het nieuwe adagium wordt.

1) Economische deregulering met toenemende druk op welvaartsstaat groeiende delokalisatie en kleiner impact van arbeidsbewegingen

2) Financiële deregulering: onzekerheid op de financiële markten

3) Politieke deregulering: verdwijnen politieke zekerheden, zowel nationaal als internationaal

Situeert zich binnen een herstructurering van het mondiale kapitalistisch systeem en wordt gedragen door een aantal heel actieve actoren:

De multinationale bedrijven en netwerken, waarin productie, verkoop en winst mondiale gegevens zijn geworden.

Nationale staten trekken kaart van neoliberale herstructurering. Er volgt een ontvetting van de staat. Dit zorgde dat de mobiliteit van de mensen door de natiestaten steeds scherper aan banden wordt gelegd

Een nieuwe technologische, digitale revolutie vergroot de snelheid van uitwisseling van informatie, kapitaal en goederen.

Kapitaalbezitters sturen geld de wereld rond op zoek naar nieuwe opbrengsten.

Hebben geleid tot een aantal financiële ‘bubbles’ en economische crisissen.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen