Menu

Item gefilterd op datum: december 2012

Berkeley 18e eeuw – empirisme

Als we beweren dat een ding bestaat, dan beweren we dat het in ons bewustzijn ‘bestaat’. Of het ook ‘echt’ bestaat daarover kunnen we niets zeggen. Om in ons bewustzijn te bestaan moeten voorwerpen of entiteiten eerst ervaringen geweest zijn. Je kunt alle kennis beschouwen als kennis van secundaire kwaliteiten. Voor alles geldt dat het bestaat, enkel en alleen als het wordt waargenomen. Dat er ook buiten ons bewustzijn een reële wereld bestaat, is slechts een geloofsovertuiging. ( = subjectief idealisme)
Waarnemingen zijn voorstellingen die we aan God te danken hebben, dat gaf hem ook het argument te aanvaarden dat de buitenwereld ‘bestaat’. God zorgt voor het bestaan van dingen door ze zelf voortdurend, ononderbroken, waar te nemen.
Solipsisme: het enige wat bestaat is zijn eigen geest, en al het overige dat hij meent waar te nemen door zijn geest werd ‘uitgevonden’. Als het kennen en denken van een solipsist ophoudt te bestaan, is meteen alles verdwenen.
Other Minds problematiek: Zijn er behalve ikzelf nog andere subjecten die, net als ik, bepaalde ervaringen hebben, gedachten, wensen, verlangens, intenties…?

Lees meer...

John Locke 17e eeuw – empirisme

An Essay Concerning Human Understanding’ : wie aan filosofie wil doen, moet allereerst een grondig onderzoek doorvoeren van de wijze waarop het menselijk verstand werkt. Zekerheid van kennis aantonen door aan alles te twijfelen. De ziel beschikt niet over aangeboren intuïties die ons zouden toelaten de basispostulaten van de wetenschap te kennen.
Bij geboorte is ons verstand een onbeschreven blad, de indrukken die daarop komen zijn de ideas, voorstellingen, alle dingen waar we ons van bewust zijn. Er zijn ideas of sensation (zintuigelijk) en ideas of reflection. Maar we moeten eerst ideas of sensation hebben voor we kunnen nadenken.
Er bestaan primaire kwaliteiten (mathematische en mechanisme aspecten van de werkelijkheid) en secundaire kwaliteiten (indrukken van die primaire kwaliteiten, geur, kleur, smaak).
We onderzoeken de dingen nooit op zich: we bestuderen ze via onze voorstelling ervan. Wij maken associaties tussen voorstellingen die zich geregeld samen voordoen. Het denken is een associatieproces dat uitsluitend door de aard van onze vroegere ervaringen wordt bepaald.

Lees meer...

Leibniz 17e-18e eeuw - rationalisme

Geen systeembouwer, Hij kende alle gebieden van de wetenschap en filosofie.
Er bestaan volgens hem talloos veel substanties, deze noemt hij monaden. Ze hebben geen uitgebreidheid, maar samenstellingen ervan kunnen wel materiële en uitgebreide kenmerken krijgen. Binnen elke monade is er een soort ziel. Ze kunnen een ontwikkeling doormaken maar ze oefenen op elkaar geen invloed uit.
God is de hoogste monade: heeft alle andere geschapen dat ze met elkaar in Harmonie zijn, ondanks het feit dat ze niet met elkaar in contact staan.
Het principe van voldoende grond: God kon kiezen tussen een onbeperkt aantal mogelijke werelden en hij heeft die gekozen die de best mogelijke combinatie van alle eigenschappen had.
Het theodicéeprobleem: God is almachtig omdat hij deze wereld heeft doen ontstaan, alwetend omdat hij kennis had van alle mogelijke werelden en oneindig goed omdat hij de best mogelijke wereld heeft gekozen. De wereld kan niet volkomen volmaakt zijn want dan zou hij gelijk zijn aan God.

Lees meer...

Spinoza 17e eeuw- rationalisme

De methode om tot betrouwbare kennis te komen is degene waarin ons verstand zijn mogelijkheden ten volle realiseert. Rede = datgene in de mens dat hem het dichtst bij God doet komen. (= Descartes)
Stelt dat de Bijbel een verzameling van historisch gesitueerde teksten is, die aangepast zijn aan het bevattingsvermogen van de grote massa. Scheidt filosofie van theologie.
God is de substantie, de grondslag van de werkelijkheid, het uitgangspunt van het axiomastelsel v.d. wereld. De substantie is iets dat op zichzelf bestaat, de dingen rondom ons ontstaan en vergaan en komen dus door iets anders tot stand. De substantie is oorzaak van zichzelf en vertrekpunt van het denken. Er kan maar één substantie zijn en die moet oneindig en eeuwig zijn. (= Pantheïsme, hij beschouwd God en Natuur als 2 synoniemen)
De attributen: oneindig aantal zijnswijzen waarin de substantie zich uitdrukt. We kennen er 2 van: het denken en het uitgebreide (materiële wereld). De concrete dingen rond ons zijn modi, die voortvloeien uit de substantie. = parallellisme tussen denken en materie (2 verschillende attributen van God)
De vrijheid van de wil bestaat niet in Spinoza’s wereldbeeld want ook de mentale processen zijn gedetermineerd. Alleen God is volkomen autonoom.
Ethisch ideaal voor de mens is dichter bij God komen en dus het verhogen van de autonomie. De hoogste vorm van autonomie is redelijk denken. De hoogste ethische waarde is inzicht krijgen in de hoogste werkelijkheid. Ultieme geluk: liefde tot het eeuwige, oneindige en onveranderlijke wezen
Staatsvisie = mechanicistisch. De Samenleving bestaat uit groepen en mensen met allerlei belangen, die kunnen worden voorgesteld als krachten die op elkaar inwerken. MAAR: hij zegt dat de natuurtoestand blijft bestaan, mensen blijven egoïstische wezens. Hij verdedigd democratie als enige staatsvorm.

Lees meer...

René Descartes 16e eeuw – rationalisme

Wanneer men over de totaliteit van de wereld ware kennis wil verwerven, moet men beroep doen op de methode van de wiskunde: vertrekken van begrippen en axioma’s die duidelijk, klaar en eenvoudig zijn. Daaruit moet men dan, op deductieve wijze, tot stellingen komen.
Methodische twijfel: twijfelen aan alles, MAAR ‘Je pense donc je suis’. Het bestaan van een kennend object staat dus vast.
Godsbewijs: Het volmaakte wezen waarvan ik mij een begrip kan vormen moet per definitie bestaan want anders zou het niet volmaakt zijn. (= ontologisch godsbewijs van Anselmus)
De buitenwereld; daarover bezitten we heldere en duidelijke ideeën, maar dat betekent daarom niet dat het ook bestaat; maar God heeft ons die ideeën ingeprent, en een volmaakt wezen zou ons niet bedriegen.
Dit rationalisme gaat meestal gepaard met nativisme, de opvatting dat de menselijke geest over aangeboren ideeën beschikt. Het impliceert ook dualisme , de opvatting dat er twee substanties bestaan in de werkelijkheid. Descartes aanvaardt misschien zelfs 3 substanties: het materiële, het denken en God.
Descartes heeft een mechanistische visie op de natuur: heel de wereld is beschrijfbaar met de principes van de mechanica en dat de basisaxioma’s daarvan aangeboren zijn.

Lees meer...

Aristoteles 384-322 v.C. (leerling van Plato)

Eerste grote systematicus, hij stelde zijn inzichten voor in cursussen.
Kennisleer: hij aanvaardt de betekenis van de vormen als kennisobject, MAAR gelooft niet dat ze een afzonderlijk bestaan zouden leiden, vormen bestaan alleen in de dingen zelf. De kennis van vormen gebeurt via een abstractieprocédé : nadat we talloze, concrete, onvolmaakte benaderingen van cirkels hebben gezien, vormt zich in onze geest het begrip ‘de volmaakte cirkel’. Het denkproces moest volgens strenge regels verlopen en hij ontwierp hiervoor: de logica.
Ervaring is volgens Aristoteles eerder ‘ondervinding’, dat wil zeggen inzicht dat men verkrijgt door ouder te worden en veel te hebben beleefd.


De wereldvisie is teleologisch; klemtoon op de doelgerichtheid die ogenschijnlijk in de wereld aanwezig is. De wereld kan men verklaren door het doel aan te wijzen waarnaar alles streeft. De causale/ oorzakelijke verklaring zette zich verder door bij de ontwikkeling van de moderne natuurkunde.
ethica en politiek: meer pragmatisch, meent dat de juiste inzichten uit de reflectie over de menselijke activiteit zelf moeten groeien.

Lees meer...

Plato 428-348 v.C.

Kennisleer volgens de denkwijze van de meetkunde  vormenwereld: hierin bestaat het basismodel, het prototype van alle dingen op volmaakte wijze. Onze wereld vertoont slechts benaderende realisaties van deze vormen, die vormen leiden een objectief bestaan in een aparte werkelijkheid. (Allegorie van de grot)
Volgens platonisten is een object mooi of goed, wanneer het meer dan een gewone gelijkenis met de Vormen vertoont. Het lelijke, het immorele, het onrecht is dan een object of een situatie die van de ideale Vorm afwijkt. De Vormen zijn kenbaar DUS is het mogelijk om het goede te kennen (ook toepasbaar op staatsordening).
Plato’s mensbeeld: de redelijke ziel is afkomstig uit de Vormenwereld, ze heeft een goddelijk karakter en is onverwoestbaar. Doordat de ziel in de vormenwereld alle vormen heeft gezien kan ze zich dat tijdens haar aardse bestaan herinneren .

Lees meer...

De Frontiers van de wereldgeschiedenis.

Het samenspel tussen plaats en tijd creëert een voortdurende dynamiek, met zones van verschuiving en overgang. Deze grenszones of frontiers zijn een centrale focus in de wereldgeschiedenis van vandaag. De frontiers zijn geen afgebakende grenzen, maar immer verschuivende zones van contact tussen verschillende sociale ruimtes, sociale systemen. Frontiers kunnen extern en intern zijn, als onderdeel van een veranderend systeem (figuur 23). De afbakening van sociale groepen zorgen voor overgangszones, zo ontstaan van synergieën, maar ook tegenbewegingen, is er plaats voor samenwerking, maar ook voor verzet. Frontierzones worden permanent gereproduceerd door samenlopende en dialectische processen van homogenisering (reductie van frontiers) en het heterogenisering (creatie nieuwe frontiers). Geschiedenis wordt gemaakt door door permanente verschuivingen in en tussen de frontierzones.

De frontierfocus in de wereldgeschiedenis noodzaakt onderzoek naar gelijkenissen en verschillen, naar verbanden en naar systematische veranderingen:

Grenszones van contact, van culturele, sociale en economische interactie

Ontstaan van nieuwe, hybride frontiers door doorkruising van culturele zones

Politieke eenheden bestaan bij gratie van grenzen, die proberen ze zo strikt mogelijk af te scheiden maar die vallen echter meestal niet samen met culturele en economische grenzen.

De vele projecten van migratie en kolonisering van rijken en staten vormen zo een permanent proces van een doorbreken van bestaande grenzen en het creëren van nieuwe periferieën en nieuwe geografische, maar ook culturele frontierszones. 16de eeuw is er een gigantische expansie en verschuiving van perifere frontierzones. Deze expansie bindt grote bevolkingsgroepen aan de Europese wereldeconomie.

Grenzen en frontiers moduleren op deze wijze wereldhistorische processen, via:

Politieke expansie

Menselijke migratie

Economische ruil of incorporatie

Culturele assimilatie

Religieuze verspreiding

De strijd om begrenzing, is een strijd om macht. Grenzen gaan over geografische plaatsen aan de buitenkant, maar ook over sociale categorieën en ruimtes intern. Het ontstaan van nieuwe frontierzones geven ruimte aan nieuwe vormen van organisatie en reactie. Externe en interne frontierzones spelen een eersterangsrol in maatschappelijke veranderingen. Ze leggen regels op, maar geven ook de ruimte om er tegen in verzet te gaan. De nieuwe frontiers leggen ook een groot paradox weer in de huidige geglobaliseerde wereld. Grenzen zijn niet verdwenen, maar geherdefinieerd.

Het is dit wat de wereldgeschiedenis maakt: connectie en interactie, assimilatie, conflict en verzet, in een wereld die groot is maar niet gelijk.

Fernand Braudel merkt de historiografische ongelijkheid tussen het Westen en de rest op. De ongelijke mondiale hiërarchie in deze kennisopbouw, nog steeds gecentreerd in Westers kenniscentra, blijft echter groot. Door die ongelijkheid moet de historicus voorzichtig zijn met het doorhakken van ‘de gordiaanse knoop van de wereldgeschiedenis’, de vraag naar de wortels van de hedendaagse mondiale ongelijkheid.

Lees meer...

Interactie tussen schalen van ruimte en tijd : welke onderzoeksraamwerk.

Sociale veranderingen zijn een meergelaagd proces dat verankerd is in een meergelaagde tijd en een meergelaagde plaats. De schalen van ruimte, plaats en regio veranderen doorheen de tijd. Tijd en plaats zijn afhankelijke variabelen. De keuze van de schaal van ruimte en tijd wordt bepaalde door de te onderzoeken sociale realiteit, de sociale verandering. Voor een zinvolle interpretatie van de geschiedenis in een mondiaal systeem is een vooraf samengesteld ‘raamwerk’ nodig die is opgebouwd uit 3 soorten analyse-eenheden: tijd, ruimte en onderzoeksthema. Dit raamwerk toont hoe je naar de wereld kijkt. Een belangrijk raamwerk is het concept beschaving. Analyse-eenheden kunnen we opdelen in casussen, netwerken en systemen.

Gevalsstudie of casusanalyse

Autonome eenheid in het bredere verhaal als voorbeeld of als uitzondering op de norm. Ze draagt echter maar bij tot een mondiaal perspectief wanneer ze in een ruimere context wordt geplaatst, door vergelijking of door te wijzen op verbanden. De aangewezen methode hiervan is de comparatieve analyse. Zij brengt op een systematische wijze gelijkenissen en verschillen tussen 2 of meerdere casussen in kaart. Hierdoor moet de vergelijking tweezijdig, wederkerig en geïntegreerd zijn. Een wederkerige vergelijking bevraagt uiteenlopende casussen vanuit een gelijke set van vragen. De geïntegreerde vraagstelling vermijdt statische momentopnames, de nadruk ligt op verandering en dynamiek.

Netwerken

Weefsel dat de wereld samen houdt. Het zijn ruimtes met minder zichtbare grenzen. In the Human Web van vader en zoon William en John McNeill is het menselijke web een metafoor voor de mondiale menselijke samenleving, zoals die vanaf de eerste grote beschavingen vorm krijgt. De verschillende webben spreiden alsmaar uit totdat ze één groot web vormen na 1500 n.t. die in de hedendaagse samenleving nu wordt omschreven als een enorm netwerk van samenwerking en competitie, ondersteund door massieve stromen van energie en informatie. Ook de Maps of Time van Christian kan gezien worden als een beeld van de verdichting van menselijke interactie en het collectief leren om de wereldgeschiedenis samen te vatten.

Het idee van netwerken is sterk aanwezig in de studie van economie en handel. Er bestaan al heel lang contacten tussen menselijke groepen over ecologische zones heen door interregionale ruil en verh beschavingen verenigt. Ze maakt de passage mogelijk voor kennis, culturen, religies en ziektekiemen. Ook elders in de wereld zijn er belangrijke handelsroutes met dezelfde effecten als de zijderoute.

Stedelijke netwerken zijn eveneens een goede indicator van economisch en politieke groei, aangezienstedelijke centra aanspraak maken op een aanzienelijk surplus. Het paradigma van wereldstedennetwerk legt de focus op een mondiaal netwerk met steden als schakelpunten. Wereldsteden zijn centrale schakels geworden op vlak van productie, handel, diensten, besluitvorming en monopolisering van informatie.

George Modelski en de fases van urbanisatie:

1ste fase: Steden zijn de basis van een urbane kenniscultuur met kennis van schrift, tijdsrekening en wiskunde. (3000-1000 vgt.)

2de fase: Steden verkijgen een groeiende sociale rol als centra van wereldreligies die het sociale leven domineren. (1000 vgt. – 1000 n.t.)

3de fase: Steden verwerven een groeiende politieke macht, als centra globaliserend systeem. (1000 n.t.)

4de fase: Steden worden economische macht en de basis voor materiële welvaart in de wereld. (in de toekomst)

Systemen

Een metafoor voor wereldgeschiedenis is systeem. Hierbij kan met aan specyfieke systemen denken (handelssystemen, politieke systemen) en algemene systemen (een zogenaamd wereldsysteem). De invalshoek is die van interactie. Een systeem wordt bestudeerd in zijn geheel. Het verschil van een netwerkanalyse is dat inter-connecties onderdeel zijn van systemische verschuivingen (slavenhandel in het Atlantische systeem is een gevolg van veranderende intercontinentale machtsverschuivingen). Hier verschuift de centrale focus in he onderzoek naar een overkoepelend inter-statensysteem.

Wereldgeschiedenis gaat niet alleen over connecties, maar ook over systemen van inter-connecties, zoals patronen in handelsrelaties, in migratie, in verspreiding van technologie, cultuur en ziektes. De verspreiding gebeurt door grote verschuivingen tussen maatschappijen door de geschiedenis heen. De systeemtheorie is holistisch. Een geheel kan nooit begrepen worden via zijn onderdelen alleen, er is een metaniveau dat een eigen dynamiek heeft. De metasystemen zijn oen historische systemen met een eigen tijdsverloop (ontstaan, groei, neergang). Een systeembenadering brengt horizontale (tussen gelijkwaardig subsystemen) en verticale (tussen micro- en macrostructuren en processen) in verbinding.

Immanuel Wallerstein (geïnspireerd door Fernand Braudel): De eenheid van analyse zijn de wereldsystemen, sociale systemen die een eigen coherentie en logica hebben, die een ‘wereld op zich’ vormen. Wallerstein onderscheidt 3 systemen:

Minisystemen: kleinschalige sociale systemen

Regionale wereldsystemen: wereldrijken

Wereldeconomieën: omvat meerdere politieke en culturele systemen. De belangrijkste wereldeconomie tot nu toe is het historisch kapitalisme.

Een globale (kapitalistische) economie overkoepelt een versnipperde politiek systeem (systeem van natiestaten, een inter-statensysteem) en een versnipperd cultureel systeem (wereldreligies). Deze moderne wereldeconomie heeft een aantal eigen kenmerken:

Ongelijkheid in verloop (fase, crissisen)

Ongelijjkheid in samenstelling (geografisch en sociaal)

De ongelijkheid is tegelijk een noodzakelijke voorwaarde voor het bestaan van de wereldeconomie. Binnen één economisch systeem doen zich opeenvolgende politieke conjuncturen voor.

Deze wereldsysteemanalyse is een voorbeeld van een paradigma, een heuristisch model dat systemen als uitgangspunt neemt voor een globale analyse van de wereld. De studie combineert diverse methodologische benadering:

Comparatief (vergelijking van diverse systemen zoals handelssystemen)

Inter-connectie (stromen of kettingen zoals goederenproductie in wereldsystemen)

Globaal (zoals klimaatsveranderingen)

De systeemanalyse heeft ook oog voor horizontale (tussen systemen) en verticale (in het systeem zelf) verbindingen.

Lees meer...

Schalen en patronen van tijd.

Tijd meet de snelheid van verandering. Elke methode van tijdsbeheersing vertelt zo een verhaal, als een vorm van perceptie en wereldbeeld, maar ook als een poging tijd te integreren in het sociale en culturele leven (sociale tijd). Plaatsen veranderen in de tijd en tijd is ook gebonden aan plaats. Sociale tijd en plaatsvormen mee de sociale realiteit. Ze vormen de zogenaamde Ruimte-Tijd, een SpaceTime.

Elke menselijke samenleving bouwt naast ruimtelijke situering een eigen tijdsbesef op. Dit had lange tijd een mythische inslag. Het tijdsbesef van oudere beschavingen is meestal cyclisch van aard, opgebouwd uit dag en nacht, seizoenen, jaren, generaties, dynastieën. De tijd als een rechte, meestal opgaande lijn is een relatief recente perceptie, gestoeld op een nieuw vooruitgangsgeloof. Dit gaat samen met het idee van ontwikkeling en modernisering. Sommigen stellen echter dat geschiedenis schoksgewijs werkt.

Geschiedenis gaat over verandering door de tijd heen. Elke tijdsperspectief is het gevolg van keuzes, dit geld vooral bij de opstelling van een tijdslijn. Periodisering is een techniek die historici gebruiken om processen van verandering te vatten en te verstaan want ze veronderstellen dat veranderingen zich in fasen en golven voortzet. Periodisering wil begrijpen welke patronen er bestaan en wanneer ze veranderen. In een wereldhistorisch perspectief betekent dit dat veranderingen zich voordoen over geografische en maatschappelijke grenzen heen.

Periodisering:

Tot 8000/5000vgt.

jagers-verzamelaars, minisystemen

5000/ 3500vgt. – 1000/500vgt.

oorsprong beschavingen, landbouwsamenlevingen, vroege complexe maatschappijen

1000/500vgt. – 500n.t

‘klassieke beschavingen’

500 – 1450/1500

postklassieke periode, neergang en herstel, verdeelde regio’s interregionale eeneheid

1500– 1750/1800

Nieuwe moderne wereld, opkomst van het westen, de wereld krimpt, wortels van globale afhankelijkheid

1800 – 2000

19e eeuw: Europese dominantie

20ste eeuw: Globale wereld

3 grote ijkpunten:

Het ontstaan van landbouwsamenlevingen, 5000/3500 vgt.

De breuk met de ‘klassieke beschavingen’, 500 n.t.

Het begin van de ‘rise of the West’ en start van globalisering, 1500 n.t.

De wereldgeschiedenis bevraagt een tijdsdimensie:

Fernand Braudel

Introduceert term ‘longue durée’. Hij heeft de verhouding tussen diverse tijdsschalen geproblematiseerd: verschuivingen, cyclische bewegingen en feiten. Heeft het ook over het schijnbaar snelle en het schijnbaar immobiele.

Jared Daimond

Gaat 10.000 jaar terug om geologische en ecologische factoren te ontleden in het succes of falen van beschavingen.

Johan Goudsblom

Domesticatie van het vuur door Homo Erectus, 400.000 jaar vgt.

David Christians

Een kosmische schaal met de menselijke tijd gemeten in eeuwen. Hi brengt diverse tijdschalen bij elkaar (van de schaal van de kosmos tot de schaal van de microgeschiedenis). Om die glijdende schalen weer te geven introduceert hij de ‘maps of time’. Kaarten comprimeren zo informatie over plaats en tijd en brengen dit samen in één overzicht.

Hierop wordt verder gegaan door Stephen Hawkin en Stephen Jay

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen