Menu

Item gefilterd op datum: december 2012

het opstellen en uitreken van een ABC

Stap 1: het opstellen van de kostenverdeelstaat

- zelfde als kostenverdeelstaat

Stap 2: het bereken van de kostendragers

- met de resource driver splits je de kostenplaats op in een aantal activiteiten

- met de kostendriver zul je iedere activiteit toekenen aan een kostendrager

- (de totale kost activiteit / costdriver) = kost per eenheid costdriver

- vb als er kost 200 is voor 10 orders dan is ieder order kost 20, de kostendrager die 6 orders gebruikt heeft krijgt dan 120 toegekend

Stap 3 : het lijstje van joke = een aantal berekeningen die je moet uitvoeren op de kostendrager

- zelfde als bij kostenverdeelstaat

Opm: door de extra verfijning kunnen de conclusies van ABC totaal verschillend zijn van de kostenverdeelstaat

Opm: soms worden producten die zwaar verlieslatend zijn toch gehouden omdat het mss deze producten zijn die de verkoop van andere producten instaat stelt

intra-comptabele kostencalculatie

opm: Pg 223-266: de uitleg rond het schema in klas gemaakt, op pg 266 staat een gelijkaardig schema als hetgeen dat we gemaakt hebben maar er staat teveel op dus beter dit schema gebruiken

Intra-comptabel houd in dat je dezelfde berekeningen doet als bij de kostenverdeelstaat maar dat je ze op een andere vorm uitschrijft, het resultaat dat je uitkomt, moet het zelfde zijn als bij extra contabel

Lees meer...

Activity based costing (ABC)

- een nauwkeurigere versie van de kostenverdeelstaat methode

- ieder productieproces bestaat uit een aantal activiteiten, we zullen de kostenplaatsen opdelen in de activiteiten die erin plaatsvinden

- je zult met een resource driver (een sleutel die op dezelfde manier werkt als de sleutels uit kostenverdeelstaat) de kostenplaats opdelen in verschillende activiteiten en deze activiteiten dan met een costdriver (ook een sleutel) de activiteiten op deen kostendrager zetten

- costdrivers en resource drivers werken op dezelfde manier als in kostenverdeelstaat en zijn dus een variabele waarmee je kunt opdelen

Lees meer...

Verdeling vaste kosten op basis van de traditionele methodes

er zijn een aantal methodes om vaste kosten toe te kennen

- delingscalculatie = (( ∑ vaste kosten) / (∑ productie-eenheden ) ) = vaste kostprijs per eenheid

- deze methode kan enkel gebruikt worden voor homogene massaproductie van goederen

- als de productie daalt, zal de kostprijs per eenheid stijgen en zal de afzet dalen en als de productie stijgt dan zal kostprijs per eenheid dalen en zal afzet stijgen. Dit noemt men onderbezettingsverlies en overbezettingswinst

- variabele kosten kunnen geen onderbezettingsverlies en overbezettingswinst krijgen omdat als de productie veranderd de kost mee veranderd

- equivalentiecijfermethode: voor producten die verwantschap vertonen maar die niet gelijk zijn (zie pg 136-138)

- toeslagcalculatie: voor producten die geen gelijkenissen vertonen (pg 138-142)

- verdeling gemeenschappelijke kosten (pg 157-158)

Lees meer...

Concreet: het opstellen en uitreken van een kostenverdeelstaat

Stap 1: het opstellen van de kostenverdeelstaat

- je begint van het kade op pg 88

- links staan de verschillende kostensoorten die gemaakt zijn

- boven staan de kostenplaatsen, er is in theorie geen limiet aan hoeveel plaatsen men kan maken maar meestal worden volgende gebruikt:

- hulpkostenplaats (hebben niets te maken met de essentie van het bedrijf maar zijn nodig )

- algemene kostenplaats (vervuld algemene taken: vb personeelsbeheer, management,….)

- industriële kostenplaats = productiekostenplaats = fabricagekostenplaatsen

- opm: als er meer dan 1 kostendrager is zal iedere kostendrager heel waarschijnlijk zijn eigen industriële kostenplaats hebben

- verkoopkostenplaats

- opm: de oefening moet je zeggen welke kostenplaatsen ze willen dat je gebruikt.

- rechts boven staan de kostendragers, ook hier is er geen limiet aan hoeveel kostendragers er kunnen zijn

- je vult dit kader op met alle kosten uit de gegevens en berekend de totalen van iedere kollom.

Stap 2: toewijzen van kostenplaatsen naar kostendragers

- je moet het totaal van iedere kostenplaats (behalve verkoopkostenplaats) toewijzen aan een kostendrager of een andere kostenplaats, je begint van links naar rechts. Hoe ieder totaal opgesplitst wordt hangt af van de verdeelsleutel. Deze is gegeven of moet uitgerekend worden. Op het einde he b je enkel een totaal voor iedere kostendrager en een totaal voor verkoopkostenplaats.

Stap 3 : het lijstje van joke = een aantal berekeningen die je moet uitvoeren op de kostendrager

kostendrager (wat je uit de kostenverdeelstaat vond )

- verkoopwaarde afval (want dit is een extra opbrengst)

+ afvalverwerkingskosten

+ BV goederen in bewerking (de kost is al gemaakt maar nog niet verwerkt)

- EV goederen in bewerking (de kost zal later verwerkt worden )

- kostprijs 2de keuze = kostprijs bijproducten = uitval (producten die niet slagen voor kwaliteit maar die wel verkocht kunnen worden en dus nog waarde hebben)

(+ fabricagekostprijs van de verkochte goederen van een verwerkte kostendrager)

= fabricagekostprijs van de geproduceerde goederen

+ beginvoorraad van geheel product

+ beginvoorrraad van uitval

- eindvoorrraad gereed product

- eindvoorraad uitval

Opm: deze goederen zijn niet in de kostenverdeelstaat gemaakt, het is hierdoor dat zij een andere waarde kunnen hebben dan wat in de kostenverdeelstaat wordt aangetoond. Je moet deze goederen waarderen op basis van FIFO, LIFO,….

= fabricagekostprijs van de verkochte goederen

+ verkoopskosten

= verkoopskostprijs van de verkochte goederen (1)

Omzet (= verkoopsprijs* verkocht aantal eenheden – (1) = analytisch resultaat

- maw wat de kostendrager je opleverd

Opm: iedere kostendrager heeft zijn eigen lijstje

Opm: Als je verschillende kostendragers hebt die verwerkt worden in elkaar (een voorbeeld hiervan is dat een kostendrager 1 een product is dat in kostendrager 2 wordt verwerkt) ga je als volgt tewerk:

- je zult rekenen tot de fabricagekostprijs van de verkochte goederen van het te verwerken product, deze tel je bij de kostendrager 2 op (zie lijstje voor waar dit moet) je stopt nu in kostendrager 1 en doet verder in kostendrager 2

- men stopt hier omdat men nooit verkoopkosten kan hebben als men aan zichzelf verkoopt.

- kostendrager 1 wordt als een grondstofkost gzn die nog niet toegekend was aan kostendrager 2 in de kostenverdeelstaat

Lees meer...

full costing

Full costing zal proberen het productieproces in kosten uit te drukken om zo exact te weten welke kostendrager wat kost en waar iedere kost gemaakt wordt. Men zal iedere kost verbinden aan een kostendrager. Directe kosten kunnen direct aan een fabricaat gebonden worden maar indirecte kosten kunnen dit niet omdat we weten voor welk product ze gebruikt zijn

- vb poetsvrouw fabriek: haar werk heeft niet te maken met de geproduceerde fabricaten maar het is wel essentieel, hoe reken je dit toe

- je zult een sleutel maken die de kost van de poetsvrouw stelt tov van een meetbare eenheid (vb m^2), nu kun je kijken hoeveel ieder fabricaat van deze eenheid gebruikt en kun je zeggen hoeveel van de poetskost op iedere fabricaat rust.

Als je dit eenmaal gedaan hebt en je weet hoeveel iedere kostendrager kost dan kun je een aantal berekeningen uitvoeren (het lijstje van joke) om zo te weten wat het resultaat voor iedere kostendrager is.

Opm: een kostendrager is breder dan een product, het is iets dat een kost draagt, oa een onafgewerkt product waar enkele acties op zijn uitgevoert kan perfect een kostendrager zijn, ook afval kan kosten dragen, een kostendrager moet niet per sé verkoopbaar zijn

Lees meer...

Afschrijvingen

de aanschaf van kapitaal is geen kost maar kapitaal zal in waarde dalen, deze waardevermindering is wel een kost en noemen we de afschrijvingen.er zijn verschillende methodes om afschrijvingen te berekenen (opm: voor het examen is het bijna zeker dat ze een methode zal vragen uit te rekenen en dit is bijna altijd sinking fund of annuiteiten )

- lineair: zie boek pg 63 en verder

- degressief: zie boek pg 63 en verder

- progressief: zie boek pg 63 en verder

- bedrijfsdrukte: men kijkt hoeveel uren een kapitaal kan gebruiktworden doorheen zijn leven en hoeveel uur het gebruikt is en deze ratio vermenigvuldigd men met de aanschafwaarde van de machine.

- sinking fund: de technologie verduurd en inflatie zorgen ervoor dat de prijs van het vervangingsproduct duurder wordt, hiervoor moet je aanpassen. In deze methoden zal men doen alsof men het af te schrijven bedrag belegd en zal men de intresten hieruit ook beleggen (samengestelde intresten) (zie pg 63 en verder)

- annuiteiten: hier zal men je een bepaalde annuitiet geven waarmee je rekening moet houden (zie boek pg 63 en verder want joke was zo vriendelijk haar uitleg ervoer op niets te laten trekken  )

Lees meer...

Kost van het personeel

totale kost personeelslid = bruto-bezoldiging + werkgevers-bijdrage

Bruto bezoldiging – RSZ bijdrage werknemer = belastbare bezoldiging

Belastbare bezoldiging – bedrijfsvoorheffing = netto bezoldiging

Opm; je moet de theorie hierachter niet kennen, enkel kunnen berekenen wat de totale kost is

Lees meer...

Om de prijs van een grondstof te bepalen bestaan verschillende methoden

(opm welke methode je gebruikt bepaald niet wat de eigenlijke goederen zijn die je gebruikt dus je kunt LIFO gebruiken en toch de oudste goederen nemen).

- LIFO = last in first out

- FIFO = first in first out

- Voortschrijdend gemiddelde = je neemt de gemiddelde prijs van alle goederen die je hebt in de voorraad

- maandgemiddelde: je wacht tot het einde van de maand en dan bereken je het maandgemiddelde wat dan de prijs is voor ieder gebruik van die maandag

- Marktprijs: wat zou het je kosten om nieuwe grondstof te kopen op het moment dat ze uit de voorraad gaan

- Vervangingsprijs: zelfde als marktprijs maar op de dag van de verkoop van het fabricaat

- Standaardprijs = de geschatte prijs (zeer moeilijk om te bepalen )

- opm: joke wilt per se dat je dit uitrekkend met de tabellen op pg 46 (hoewel sommige methodes perfect uit het hoofd kunnen gerekend worden) dus deze tabellen zijn te kennen (hoera voor nutteloos extra werk  )

Opm: het is bijna zeker dat je in een oef op het examen 1 van deze methodes zult moeten gebruiken

Lees meer...

Kost van grondstoffen

- gebruikte hoeveelheid grondstoffen * prijs van deze grondstoffen

- grondstoffen die aangekocht worden maar niet gebruikt zijn geen kosten

- De standaardhoeveelheid = hoeveel grondstoffen je denkt dat nodig zullen zijn in optimale omstandigheden

- hoeveelheid gebruikte grondstoffen = (beginvoorraad + aankopen) – eindvoorraad

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen