Van welke twee omstandigheden is de warmte, die benodigd is voor een smeltproces, afhankelijk?
- Gepubliceerd in Mechanica
De hoeveelheid stof en de soort stof.
De hoeveelheid stof en de soort stof.
Om het ijs te kunnen laten smelten is warmte nodig. Deze wordt dan onttrokken uit de omgeving, waardoor het dan vaak nog koud is.
Er is warmte nodig om een stof te doen smelten. Een stof die stolt geeft warmte af. Smelten oefent een afkoelende werking op de omgeving uit. De smeltwarmte – de hoeveelheid warmte die nodig is voor het smelten van een stof – en de stollingswarmte – de hoeveelheid warmte die vrijkomt bij het stollen van een stof – is afhankelijk van de soort stof en de hoeveelheid stof.
Onder de smeltwarmte van een stof verstaat men het aantal joule dat nodig is om 1 kg van de stof bij één bepaalde temperatuur geheel te doen overgaan in vloeistof. Onder de stollingswarmte van een stof verstaat men het aantal joule dat vrijkomt als 1 kg vloeistof bij één bepaalde temperatuur geheel overgaat in vaste stof. De smeltwarmte en stollingswarmte van een stof zijn gelijk aan elkaar.
Hiervoor wordt het symbool rs gebruikt. De meest gebruikte eenheden van smeltwarmte zijn J kg-1, J g-1 en kJ kg-1.
De hoeveelheid benodigde warmte om een stof te doen smelten of stollen kan men berekenen met Q = m x rs.
De eindtemperatuur ligt waarschijnlijk boven de 0 oC.
50 x 334 + 50 x 4,2 x t = 1.000 x 4,2 x (25 – t)
16.700 + 210t = 105.000 – 4.200t
4410t = 88.300
T = 20 oC.
3 x 2.200 x (273 – 267) = 39.600 J is nodig voor de temperatuurstijging. Om 1 kg ijs om te kunnen
zetten naar water is 334.000 J nodig, dus 3 x 334.000 = 1.002.000 J. In totaal is er dan 1.002.000 +
39.600 = 1.041.600 J nodig.
Na het ontdooien.
Als deze bevroren zijn geweest en dan weer ontdooien. Het volume, en daarmee de druk, binnen de buizen is daardoor toegenomen.
Limonade bestaat voor een groot deel uit water. Het volume wordt bij bevriezen groter, waardoor de
fles kan gaan springen.
De bovenste rand of aanslag van de paraffine in de reageerbuis laat het volume zien van de gesmolten paraffine. Aangezien het gestolde oppervlakte hol is, kan men dus opmerken dat het volume is afgenomen en dat de paraffine bij het stollen is gekrompen.
IJs; dit heeft te maken met de kristalstructuur ervan.