Menu

Item gefilterd op datum: januari 2014

Begrip handelsrecht

Handelsrecht is een bijzonder recht dat enkel op toepassing is op handelaars. Hierdoor zijn er soepelere bewijsregelingen tussen en tegen handelaren. Er is bovendien een aparte RB, de RB van Koophandel. Dit in tegenstelling tot het burgerlijk recht dat duidt op het gemeen recht en van toepassing is op de gewone verhoudingen tussen particulieren.

daden van koophandel: handelingen waarachter een winstaspect zit. Het zijn dus commerciële activiteiten. Het moet een handelaar zijn die de handelingen uitoefent waardoor de activiteiten vermoedt worden een commercieel doeleinde te hebben

handelaar: iemand die daden van koophandel stelt. Dit mag in hoofdzakelijk of aanvullend beroep.

handelszaak: geheel van middelen die gebruikt worden om de zaak te runnen en clienteel aan te trekken en behouden. Het behoort dus niet tot het afgescheiden vermogen met eigen actief en passief, maar tot de vennootschapsvorm.

Lees meer...

Thema 8: Goederen- en zakenrecht

a. Begrippenkader

  • vermogensrecht, op te splitsen in:
    • persoonlijke rechten: jij en ik
    • zakelijke rechten: binnen specifieke termen
    • intellectuele rechten
  • goederenrecht: regelt de rechten die een rechtssubject op een rechtsobject kan hebben (=zakelijk recht)
  • een zaak: een materieel voorwerp van recht dat lichamelijk is en dus tastbaar
  • een goed: kan een lichamelijk zaak zijn of een onlichamelijk (bv intellectuele rechten)

b. Soorten goederen

- Roerende/onroerende goederen

  • oorspronkelijk werd er een onderscheid gemaakt in Romeins recht en Ancien RegimeL
    • RR: roerend: niet waardevol, onroerend: waardevol
    • AR: roerend: verplaatsbare goederen, onroerend: niet verplaatsbare goederen
  • In het burgerlijk wetboek wordt nu onderscheidden onroerend: goederen met economische waarde en roerend: residuaire categorieën
  • het belang bij het maken van een onderscheid is zeer groot:

Onroerende goederen (4 soorten):

  1. naar aard
  • niet verplaatsbaar niet typenmerk
  • geldt voor het grond en alles wat blijvend met de grond een geheel uitmaakt
  • grond, gebouw, brug, garage, bomen, beplanting,..
  1. door incorporatie
  • goederen die eigenlijk roerend zijn, maar op een blijvende wijze in een OG zijn ingebouwd
  • ze zijn dus verenigd met de OG waardoor ze hun zelfstandigheid verliezen
  • buizen van verwarming, kraan, een havenkade,
  1. door bestemming
  • goederen die eigenlijk roerend zijn maar als accessorium bij de OG horen
  • deze goederen hebben dezelfde eigenaar en er is een duidelijke, blijvende band (ze zijn nodig voor exploitatie)
  • toonbank, toog, landbouwgereedschap
  1. door het voorwerp waarop ze betrekking hebben
  • onlichamelijke goederen die verband houden met een OG, onroerende zakelijke rechten
  • erfdienstbaarheid, erfpacht, hypotheek

Roerende goederen (3soorten):

  1. uit aard
  • gemakkelijk verplaatsbaar
  1. door wetsbepaling
  • de wet bepaalt sommige goederen als roerend omdat de rechten betrekking hebben op een RG
  • aandelen in een vennootschap
  1. door vervroegde roerendmaking

- Overige soorten

  • lichamelijke goederen: materiële goederen met de zintuigen waarneembaar
  • onlichamelijke goederen: immateriële goederen die niet zintuigelijk waarneembaar zijn en waarvan geen stoffelijk bestaan is (bv: ideëen, rechten)
  • gebruiksgoederen: goederen die men meer dan 1 keer gaat gebruiken, zonder dat ze hun waarde of functie gaan verliezen (waarop in het boekhouden afschrijvingen worden geboekt)
    • wanneer deze wordt uitgeleend blijft het risico bij de eigenaar en moet exact hetzelfde goed worden teruggeven
  • verbruiksgoederen: goederen die na de eerste keer gebruik teniet gaan en verdwijnen (wijn, voedsel, brandstof
    • het risicp ligt bij de lener bij uitlening en er moet een gelijkaardig voorwerp worden teruggeven als er iets gebeurt
    • bv: je leent een auto en daarin zit 5000,00 geleend geld. Als de auto ontploft moet je de auto niet teruggeven (GG) maar de 5000,00 wel (VG)
  • goederen in de handel: vervreemdbare goederen die vrij in omloop kunnen worden gebracht
  • goederen buiten de handel: kunnen geen private eigenaar hebben en zijn dus onvervreemdbaar (bv: grond die publieke eigendom is)
  • vervangbare goederen: goederen die bij nakoming van verbintenis onderling verwisselbaar, alleen de soort is bepalend (bankbiljetten)
  • onvervangbare goederen: goederen die individueel bepaald zijn en zich onderscheiden van andere goederen van een gelijkaardig soort (GSM)
  • overheidsgoederen: hier wordt een onderscheid gemaakt tussen openbare domeingoederen en private:
    • openbare domeingoederen: buiten de handel, onvervreemdbaar, hebben een specifiek overheidsdoel
      • tot het nut van iedereen (bib, straat, park)
      • niet bedoeld voor iedereen (militair domein, gevangenis)
    • private domeingoederen: in de handel, vervreemdbaar, geen specifiek overheids doel bv:gronden die het OCMW bezit mogen verpacht worden
  • gemeenschappelijke goederen: behoren aan niemand toe, en iedereen mag er gebruik van maken (zee, lucht, licht)
  • res nullius: dit zijn bijzondere goederen. Het zijn oorspronkelijk gemeenschappelijk goederen, maar ze kunnen een eigenaar hebben, namelijk degene die hem als eerste bezit (wilde dieren, vissen, bomen). Een probleem duikt op wanneer we res nullius gaan toepassen op achtergelaten goederen. Heb je het met opzet achtergelaten?

c. Zakelijke rechten

Heel belangrijk is dat we een duidelijk onderscheid maken tussen zakelijke rechten en vorderingsrechten:

Zakelijke:

  • rechten die rechtssubject op rechtsobject heeft
  • absolute werking: geldt voor iedereen
  • volgrecht: geldt voor altijd (ook al wordt het goed vervreemd gaat het zakelijk recht over naar de nieuwe eigenaar)
  • recht van voorrang: wordt op de erfgenamen overgedragen
  • numerus clausus: het aantal zakelijke rechten is beperkt
  • moeten duidelijk kenbaar zijn en staan gepubliceerd in het BW

We maken ook nog een onderscheid tussen zelfstandige en bijkomstige:

  • zelfstandige zakelijke rechten bestaan op zichzelf zonder band te houden met andere rechtsverhoudingen en geven vol recht (eigendom en bezit) of genotsrecht.
  • bijkomstige zakelijke rechten: zijn zakelijke zekerheden. Ze dienen een waarborg te geven tegen het naleven van bepaalde verplichtingen bv: hypotheek, voorrecht

Vorderings:

  • tussen rechtssubjecten
  • relatief: tussen 2 partijen
  • persoonlijk
  • onbeperkt in aantal

d. Eigendom

= recht om op de meest volstrekte wijze van een zaak het genot te hebben en daarover te beschikken en is ter genoot, beheer en beschikking (het meest volle recht)

  • genot van een zaak: onbrengsten mogen geïnd worden, en de vruchten opgeïst (fruit van de boomgaard verkopen)
  • beheer van een zaak: men mag de zaak voor eigen doelstellingen aanwenden als eigenaar (huis verhuren)
  • beschikken over een zaak: alle materiële handelingen mogen uitgevoerd worden (vervreemden, vernietigen, schenken)

In principe is eigendom een absoluut recht en mag de eigenaar er alles mee doen wat hij wilt maar er zijn toch een paar brengsingen:

  • privaatrechtelijke beperkingen: verstreng aansprakelijkheidsregime voor
    • rechtsmisbruik: als de eigenaar op kennelijk onredelijke wijze gebruik maakt van het eigendomsrecht kan hij aansprakelijk worden gesteld. Hierbij wordt verondersteld dat het recht alleen wordt uitgeoefend om schade te berokkenen aan derden, wat duidelijk wordt als het voordeel van de eigenaar << dan het nadeel van de derde. bv: schoorsteen op je dak plaatsen zodat de buurman helemaal geen zonlicht meer krijgt terwijl de schoorsteen onredelijk hoog is en makkelijk op een andere plaats kan worden geplaatst
    • burenhinder: je moet altijd respecteren dat je buren ook eigendomsrechten hebben en dus eveneens een gelijk recht op genot. Genot is voor iedereen subjectief, dus misschien wil jouw buurman wel mediteren terwijl jij zelf graag heel hard drumt. Hier geldt dan de evenwichtsleer: je moet allebei met elkaar rekening houden. Bij overdreven last kan wel een schadevergoeding worden gevraagd, en geldt hier foutloze aansprakelijkheid. Dit kan ook worden aangevraagd indien er een geval is met de overheid, waarbij er bijvoorbeeld wegenwerken zijn en jou handelszaak moeilijk te bereieken is. Hier kan je ook weer een schadevergoeding gaan aanvragen.
  • publiekrechtelijke beperkingen: de overheid treedt altijd op in termen van het algemeen belang en kan dus bepaalde maatregelen nemen:
    • onteigening: indien er een strikte wettelijke procedure plaatsvindt en tegen een bilijke en voorafgaande schadevergoeding, kan de overheid iemand uit zijn eigendomsrecht zetten (spoor die recht door jouw tuin moet, actueel: mensen die uit hun huis in Doel moeten opdat de haven zou kunnen uitbreiden)
    • opeising: in geval van noodtoestand kan een RG of OG door de overheid worden opgeïst zonder voorafgaande schadevergoeding (want duh, het is een noodgeval) bv: jij hebt een loods vol zandzakken. Deze worden dan in beslag genomen opdat een overstroming kan worden tegen gehouden
    • erfdienstbaarheden: voor het plaatsen van elektriciteitsleidingen
    • wetgeving op stedenbouw en ruimtelijke ordening: er mag niet op landbouwgrond worden gebouwd

Hoe kan iemand eigendom verwerving? (3 wijzen)

1. Afgeleide eigendomsverwerving

= de ene partij draagt het eigendom over aan een andere partij dmv. overeenkomst, verkoop, schenking, erfrecht, …

Belangrijk hierbij is:

  • persoon van wie men het goed krijgt moet de eigenaar zijn
  • er is een verschil tussen OG en RG van wanneer men eigenaar wordt:
    • OG: voor de partijen wanneer er een wilsovereenstemming is over het goed en de prijs, voor derden vanaf dat het hypotheekkantoor is ingelicht
    • RG: hier is geen publiciteitssysteem, maar geldt bezit als titel (wel op voorwaarde dat het uit goede trouw is overgedragen!)

2. Oorspronkelijke eigendomsverwerving

= titularis vestigt zelf het eigendom, zonder dat zijn rechten afhankelijk zijn van de vroegere eigenaar. Onderscheid tussen:

  • toe-eigening: de goederen behoren aan niemand toe of worden vrijwillig achtergelaten = res nullius. Degene die als eerste de zaak claimt wordt de eigenaar (visvangst, schelpenvangst)
  • vinding: men wordt eigenaar dat men totevallig ontdekt of waarvan de eigenaar niet gekend is
    • als het goed gevonden is op publiek domein moet het aan de overheid worden gegeven
    • als het goed op een grond is gevonden (schatvinding) wordt de opbrengst verdeeld tussen de eigenaar van het grond en de vinder
    • wanneer een RG toevertrouwd wordt aan een ondernemer, ambachtsman of handelaar om te bewaren, herstellen, bewerken, enzovoort, en het wordt niet opgehaald, wordt de ondernemer eigenaar na 1 jaar (en na 6 maanden indien het een motorvoertuig is)
  • natrekking: de eigenaar heeft recht op al hetgeen dat de zaak voortbrengt en op alles wat zich met de zaak verenigt = aanwas. Dit is heel belangrijk bij OG’s: het eigendom van de grond houdt het eigendom in van het grond + alles wat zich op die grond bevindt! Dit wordt vaak vergeten bij scheidingen. Als de man het grond heeft gekocht uit zijn EV en het huis is gebouwd uit gemeenschappelijke goederen of uit EV van de vrouw, heeft de man volledig eigendomsrecht van het huis

3. Mede-eigendom

Er wordt vrijwillig samen een huis gekocht, door externe omstandigheden wordt de eigendom verdelt (erfenis) of het mede-eigenaarsschap is gedwongen (het gemeenschappelijk deel in een appartementsgebouw). De daden van beheer gebeuren steeds te samen (raad opgesteld voor beheer in appartementen) en de daden van beschikken zijn voor elke mede-eiegenaar vrij naargelang zijn aandeel. Dit kan vooral bij erfenis voor moeilijke situaties zorgen. Door onverdeeldheid krijgen 3 kinderen het huis. Als 2 het huis willen verkopen maar 1 niet, zullen ze het huis ook daadwerkelijk niet kunnen verkopen. Hij kan dan wel via rechtsvordering uit onverdeeldheid treden.

4. Timesharing = multi-eigendom

Het eigendomsrecht is niet exclusief maar meerdere mensen hebben deeltijds eigendomsrecht.

5. Bezit

= de feitelijke macht over een zaak van een persoon die als eigenaar optreedt (bv: je koopt een huis, maar de verkoper was geen eigenaar => jij bent slechts de bezitter)

  • kan vanwege een materieel element: buitstaander denkt dat die persoon de eigenaar is
  • of vanwege intentioneel element: het was de bedoeling om zich als eigenaar te gedragen
  • bezit ter goede trouw: men heeft de oprechte overtuiging eigenaar te zijn
  • bezit ter kwader trouw: men wist of moest weten dat de zaak verkregen was van iemand die geen titularis was. Dit wordt nooit verondersteld en moet altijd bewezen worden

Gevolgen:

- bij OG: als gedurende een bepaald termijn iets ongestoord bezit is van iemand wordt hij beschouwd als de eigenaar

  • bezit moet deugdelijk, voortduren, openbaar en ondubbelzinnig uitgeoefed worden
  • te kwader trouw: na 30 jaar
  • te goeder trouw: na 10 of 20 jaar

- bij RG:

  • bezit geldt als titel, tenzij de echte eigenaar tegenbewijs kan leveren
  • bezit is de manier van eigendomsverwerving. Een derde die ter goeder trouw een goed koopt krijgt onmiddelijke eiendomsrecht door zijn bezit (tenzij de echte eigenaar kan bewijzen dat het goed gestolen is of verloren) Ter kwader trouw geldt een evrjaringstermijn van 30 jaar

e. Vruchtgebruik

= het levenslange recht om van een zaak waarvan een ander de eigendom heeft het genot te hebben, en dus in feite op te treden als eigenaar zelf, onder de verplichting dat de zaak in stand wordt gehouden en in natura terug kan worden gegeven.

≠ beschikkingsrecht waarbij er mag worden verkocht, weggeschonken

  • plichten bij aanvang: boedelbeschrijving of inventaris
  • plichten tijdens: zaak in stand te houden, bestemming van de zaak eerbiedigen, zorgen voor herstellingen en onderhoud
  • plichten aan einde: teruggave in de staat waarin het zich normaal had moeten bevinden

f. Erfdienstbaarheden

bv: recht op uitzicht, recht van uitweg

  • zakelijk recht: is niet gebonden aan de personen maar aan het erf
  • bijkomend recht: hangt vast aan het heersend erf en kan niet afzonderlijk worden verkocht of gehypothekeerd
  • eeuwigdurend
  • kosteloos
  • nietafkoopbaar

g. Erfpacht en opstal

Erfpacht: een zakelijk (moet overgeschreven worden op hypotheekkantoor) en tijdelijk recht (min 27jaar, max 99jaar) om het volle genot (gebruik+vrucht) van andermans OG te hebben onder verplichting om de eigenaar jaarlijks een vergoeding te betalen. De erfpachter mag bouwen en planten op de grond, en mag de waarde van het goed niet veranderen, maar de bestemming ervan wel

bv: de overheid die liever aan erfpacht doet dan eigendom winning

+ : de investering kost minder voor de overheid

blijft het bezit van een privé persoon

-: de erfpachter mag de overheid altijd vragen de grond terug te geven

Opstal: zakelijk en tijdelijk recht (max 50 jaar) om op andermans grond gebouwen en beplantingen te bezitten. Hierbij is een vergoeding niet essentieel, en is er een horizontale splitsing van het eigendomsrecht namelijk:

  • grondeigenaar blijft eigenaar van de grond
  • opstalhouder is de eigenaar van de gebouwen op en/of onder de grond

De opstalhouder mag dus bouwen, planten, .. en tijdens de duur van het opstelrecht blijft hij de eigenaar. Aan het einde van het opstalrecht moet de eigenaar alle gebouwen of beplantingen die de opstalhouder niet heeft weggenomen vergoeden

+ geen grond te kopen en het is geen cijns maar een afspraak

bv: appartementen aan de kust

h. Zakelijke zekerheisrechten

Zekerheden = waarborgen die de SE heeft dat de SA zal betalen:

SA moet steeds betalen met zijn geheel vermogen en de SE kan beslag leggen op alle goederen van de SA indien niet betaald wordt. Of bij een samenloop van meerdere SE’s hebben ze allemaal recht op een evenredig deel van het vermogen van de SA. Toch is dit soms niet handig voor de SE en zijn er dus soms zekerheden nodig:

  • persoonlijke zekerheden: een derde zal worden aangesproken indien de SA niet aan zijn schulden kan voldoen = borgstelling
  • zakelijke zekerheden: een goed dient als zekerheid tot betaling van de schuld. Deze heeft volgrecht en voorrecht:
  • voorrecht: SE die een zakelijke zekerheid heeft wordt betaald voordat de andere SE’s worden betaald. Probleem is dat de wet hiervan al vele soorten heeft opgesteld:

◦ algemene voorrechten: kunnen slaan op alle goederen (belastingen)

◦ bijzondere: betrekking op welbepaalde goederen (kosten gemaakt tot behoud van een zaak)

◦ als er meerdere voorrechten zijn geldt de rangregeling:

▪ bijzondere (datum publicatie bepaalt anterioriteit) > hypotheken > algemene

  • hypotheek = zakelijk recht op een OG ter voldoening van een verbintenis. Hierop is volgrecht en recht op zaakvervanging (als het huis in brand gaat bestaat de hypotheek erop nogsteeds). De SA heeft volledige beschikkingsrecht, maar mag de waarde van de OG niet verminderen om op die manier de hypotheek omlaag te trekken

◦ wettelijke hypotheken: staat heeft een hypotheek op alle goederen van belastingsplichtigen

◦ bedongen hypotheken: dmv. hypotheekcontracten. Komen tot stand via overeenkomst en er is een authentieke akte vereist

◦ tenietgaang wanneer de lening volledige is afbetaald en de hypotheek is gezuiverd

  • pand= eigenlijk een RG! Hierbij wordt een contract opgesteld waarbij de SA(pandgever) een RG afgeeft aan de SE (pandhouder) tot zekerheid van de voldoening van de schuld

◦ er is geen volgrecht voor de pandhouder

◦ de SA blijft eigenaar, dus hier geldt bezit niet als eigendom voor de pandhouder

◦ tijdens zijn bezit mag de SE het geod niet gebruiken maar de opbrengsten wel innen

◦ uitzondering: handelspand. Handelszaak wordt onderpand (soort hypotheek)

i. Intellectuele rechten

= rechten op immateriële onlichamelijke bestanddelen van een handelszaak. Kenmerken:

  • uitvinding, naam, vorm ve product
  • absolute rechten op iets onstoffelijks
  • verbodsrecht: gebruik is afhnakelijk van de toestemming van de titularis
  • er is een tijdelijk monopolierecht wat concurrenten motiveert om te investeren in onderzoek en on te spelen op concurrentie op lange termijn
  • volgrecht
  • wettelijk geregeld

De soorten:

- Auteursrechten: gelden alleen voor ideëen die zijn neergeschreven/ zintuigelijk waarneembaar

  • beschermt de concrete en originele vorm van een intellectuele of artistieke schepping
  • moet origineel zijn
  • er is geen officiële registratie voor noodzakelijk
  • de duur is tijdelijk: gedurende het leven van de auteur + 70 jaar erna (belangrijk voor het vermogensrecht)
  • geldt voor de uitvoeder van de opdracht zelf (en dus niet voor de opdrachtgever)
  • dit recht wordt ingeroepen vanwege morele rechten (reputatie) maar vooral voor vermogensrechten (reproductierecht en publiek mededingingsrecht)
  • uitzonderingen gelden in het onderwijs, bibliotheken, parodiën
  • In het geval van Walt Disney zijn de auteursrechten verlengd omwille de miljarden dollars die in het bedrijf zijn gewaarborgd

- Octrooien = exploitatierecht op een technische uitvinding die industrieel toepasbaar is

  • uitsluiten recht
  • verbodsrecht: octrooihouder mag optreden tegen namaak
  • tijdelijk: 20 jaar
  • idee moet nieuw zijn, iets scheppen wat nog niet bestaat
  • er is een geheimhoudingsclausule, de uitvinding mag met niemand gedeelt zijn alvorens de octrooi wordt aangevraaagd
  • moet toepasbaar zijn in het bedrijfsleven
  • aanvraag verloopt via FOD Economie
  • krijgt exclusieve exploitatierechten en monopolierecht

- Merken = tekens om de handelswaar, producten, diensten van een onderneming te onderscheiden

  • onderscheidend vermogen moet groot zijn
  • moet tekenbaar zijn en vatbaar voor grafische voorstelling
  • registratie gebeurt bij de BBIE
  • tijdelijk: 10 jaar, is hernieuwbaar
  • Bijzonderheden:

◦ een soortnaam kan zijn rechten verliezen wanneer het dusdanig in de volksmond wordt opgenomen (bv: aspirine)

◦ een kleur kan ook een merk zijn: de rode zolen van Louboutin

◦ er bestaan ook collectieve merken die door verschillende ondernemingen ter onderscheiding van een gemeenschappelijk kenmerk van hun waren en/of diensten wordt gebruikt

◦ een vorm: Coca Cola flesje

◦ plaatsnamen: Champagne komt uit Champagne

  • wordt binnen klassen gedeponeert (kleding, voedsel, …)
  • maar gebruik van overeenstemmende tekens voor niet soortgelijke waren kunnen tegen worden verzet indien het een ongerechtvaardigd voordeel biedt of als er juist afbreuk is

Lees meer...

Onrechtmatige daad

  • foutaansprakelijkheid: foutief gedrag vereist vooraleer slachtoffer aanspraak kan maken op vergoeding. Er zijn 3 elementen:

1. Fout:

  • materiële foutelement: van zodra niet voldaan is aan een specifieke door het recht voorgeschreven verplichting, en er dus niet wordt gehandeld als een normaal zorgvuldige huisvader
  • morelefoutelement: schuldbekwaamheid of heeft men wel voldoende ontwikkeld geestesvermogen?
  • uitsluitingsgronden: overmacht, onoverwinnelijke dwaling, zelfverdediging, ..

2. Schade= een juridisch beschermd belang, waarbij alle schade moet worden betaald

  • materiële schade
  • morele schade
  • toekomstige schade (obv. kapitalisatie)
  • werkelijke schade: het verlies van een kans bv. afstuderen
  • er kan schadebeperking worden ingeroepen als het ook deels de fout is van het slachttoffer

Rechter gaat de waarde van de schade beoordelen naar bilijkheid en eerlijkheid

3. Oorzakelijk/causaal verband = alleen de schade die veroorzaakt is door de fout moet vergoed worden, en hierbij zijn 2 fasen: conditio sine qua non en in concreto

  • conditio sine qua non: zonder de fout was de schade nooit gebeurt
  • in concreto: de belangrijkheid van de fout is irrelevant

Als er meerdere oorzaken zijn geldt de equivalentieleer: alle fouten staan op dezelfde lijn

bv: student haalt verkeersbord weg waardoor jij de verkeerde straat inrijdt en een fietser omver rijdt: student en chauffeur zijn allebei evenzeer aansprakelijk

  • subjectieve of schuldaansprakelijkheid: er moet een fout zijn+ men moet zich van die fout bewust zijn
  • directe aansprakelijkheid: aansprakelijkheid voor eigen daad

Aansprakelijkheid zonder eigen fout:

  • risicoaansprakelijkheid: als risico zich voordoet moet men instaan voor de schade, ongeacht de fout (werkgevers, ouders)
  • objectieve aansprakelijkheid: de fout staat vast en er is geen schuld vereist (je bent krankzinnig en beseft niet dat je effectief een fout begaat)
  • indirecte aansprakelijkheid: aansprakelijkheid voor daden van iemand anders, zaken waarvoor men moet instaan (bv: ouders, dieren, leerkrachten)
  • aansprakelijkheid van ouders: ouders hebben vaak een polis burgerlijke aansprakelijkheid voor de fouten aan 3e gemaakt door de kinderen
  • aansprakelijkheid van WG: de werknemer is altijd ondergeschikt en dus is de WG verantwoordelijk, zelfs wanneer de uitvoering geen directe band houdt (bv: business dinner, je drinkt te veel wijn, je veroorzaakt een ongeluk, de WG is aansprakelijk). De WN kan wel gelimiteerd aansprakelijk worden gezet (afspraken staan in AO)
  • aansprakelijkheid van onderwijzers en ambachtslieden: gebrek aan toezicht?
  • aansprakelijkheid voor zaken: men is aansprakelijk voor de schade van zaken die men onder zijn bewaring heeft
    • bv: er ligt een bananenschil in de auditorium en je valt. Wie heeft het gedaan? Dat is moeilijk te bepalen:
    • intrinsiek: gebrek aan de zaak zelf
    • extrinsiek: gebrek door omstandigheden (universiteit zal aansprakelijk worden gesteld voor de bananen)
    • een producent is ook aansprakelijk voor alle schade die veroorzaakt is aan een product die hij in de handel heeft gebracht omdat er onaangekondigde of onverwachte schadelijkheid is opgetreden
  • aansprakelijkheid voor dieren: geldt voor de eigenaar of degene die het dier bedient terwijl hij hem in gebruik heeft (dus de juridische bewaring geldt niet alleen voor de feitelijke bewaarder)
  • aansprakelijkheid voor gebouwen: geldt alleen bij onroerende goederen

Lees meer...

Modaliteiten van verbintenissen

Pluraliteit van SA en/of SE

  • in principe geldt altijd deelbaarheid:
    • 2 SE+1SA: iedere SE kan ½ van de totale schuld vorderen
    • 2 SA: iedere SA kan slechts voor ½ worden aangesproken
  • maar er is een uitzondering bij hoofdlijkheid:
    • hoofdgevolg: elk van de schuldeisers kan de totaliteit van de schuld vorderen op eenderwelke schuldenaar, wat een extra garantie vormt voor de SE
    • wordt niet vermoed maar kan in de wet staan, bijvoorbeeld bij gebreken in de bouw is de architect en aannemer aansprakelijk
    • regresmogelijkheid: de SA die aansprakelijk wordt gesteld kan een deel gaan terugvorderen bij de andere SA
  • in solidium is bijna hetzelfde als hoofdlijke aansprakelijkheid omdat elke SA aanspreekbaar is en er is een regresmogelijkheid maar de ingebrekestelling van 1 SA geldt niet ten aanzien van alle SA’s

g. Einde van verbintenissen (6 manieren)

1. Betaling: de overeenkomst wordt uitgevoerd

2. Schuldvernieuwing: de ene schuld wordt vernietigd en vervangen door een andere

3. Kwijtschelding: de SE verzaakt kosteloos aan de schuldvordering

4. Schuldvergelijk: ze kijken ieder naar hun openstaande schuld tenopzichte van elkaar en de grootste schuld blijft dan bestaan in het overschot

5. Schuldvermenging: de SE wordt opeens de SA (huurder wordt opeens eigenaar)

6. Bevrijdende verjarig: na een wettelijk bepaalde tijd vervalt de schuld of plicht (normalieter 10jaar)

h. Onrechtmatige daad = buitencontractuele aansprakelijkheid

Samenloop

Principe: vebrod op samenloop, de contractuele aansprakelijkheid heeft in principe voorrang tenzij er een schending is van de algemene zorgvuldigheidsplicht en als de schade geheel vreemd is aan de uitvoering van het contract bv: taxi komt jou halen en vliegt tegen een boom waardoor je gekwetst bent (buitencontractueel). Hierdoor ben je te laat voor je vlucht (contractueel): je kan de taxi chauffeur op 2 manieren aanspreken maar je mag hem maar op 1 manier aanspreken namelijk contractueel.

Begrip aansprakelijkheid

bv: je rijdt iemand dood en je bent dronken

  • strafrechtelijk: onopzettelijk (gevangenisstraf of boete)
  • buitencontractuele: de ouders willen een schadevergoeding. Je hebt de zorgvuldigheidswet overtreden waardoor de schade jouw eigen probleem is, tenzij je kan aantonen dat iemand anders een fout heeft begaan.

Lees meer...

Gevolgen van wansprestatie

= wat kan je doen wanneer afspraken niet worden nageleefd?

Er is een verschil tussen 2 zaken namelijk contractuele wanprestaties en buitencontractuele wanprestaties. Wij gaan kijken naar de contractuele wanprestaties, waarbij ook nog een onderscheiding moet worden gemaakt:

  • resultaatsverbintenis: makkelijk te bepalen wanneer er contractbreuk is namelijk als het resultaat niet is bereikt
  • middelenverbintenis: hierbij wordt het al veel moeilijk, want hoe ga je aantonen dat iemand niet alles eraan heeft gedaan in zijn kunnen?

Na deze vaststelling gaan er stappen worden ondernomen:

  • aanmaning (=andere partij op de hoogte brengen dmve. brief (best aangetekend))
    • aanmaning is niet noodzakelijk in bepaalde gevallen zoals bij telefooncontracten, waarbij partij kan worden aangesteld voor laattijdige betaling zonder aanmaning = automatisch in gebreken gesteld worden
  • op het moment dat de partij de brief heeft ontvangen begint het termijn te lopen, aangezien de partij nu op de hoogte is van zijn aansprakelijkheid voor contractuele fouten. Wanneer hij er niet op reageert zijn er dus nalatigdheidsinteresten, en die starten vanaf het moment van aanmaning
  • na de aanmaning kan de SA gaan dagvaarden via deurwaarder of aangetekende brief en is er effectief sprake van een contractuele wanprestatie

Wanneer de SA zich wilt bevrijden van de verbintenis kan dit door aanvragen van overmacht: het ging buiten mijn wil om en dus is verwijting onmogelijk.

  • de SA moet niet meer presteren en er is geen sanctie
  • maar het onderzoeken of overmacht een terecht feit is is erg moeilijk bv: je vlucht wordt gecancelled en je mist een super belangrijke business deal, kan je BrusAirlines aansprakkelijk stellen voor dit verlies? Als ze niet alles eraan hebben gedaan om jou naar je bestemming te krijgen in principe wel, maar als het buitencontractuele aansprakelijkheid was kunnen zij er niks aan doen
  • was Pukkelpop overmacht? Op de dag van de storm kan je zeggen dat de resultatenverbintenis door overmacht niet door kon gaan (de groepen konden die dag niet optreden) maar hadden ze de dag erna alles eraan kunnen doen op een podium te maken en tenten op te zetten (middelen)?

Wat kan de SE in zo’n geval doen?

  • overeenkomst bij een rechter afdwingen
  • Enac inroepen: dit is een tijdelijk verweermiddel waarbij de SE ook zijn overeenkomsten niet meer nakomt (bv: aannemer komt niet meer, dus ik betaal hem ook niet meer) en dit gebeurt zonder rechtelijke tussenkomst. Enac is geen contractbreuk want het is gewoon uitstel van betaling
  • Als enac niet werkt ga je beroep doen bij een rechter:
    • gedwongen uitvoering:
      • uitvoering in natura: presteren wat er gepresteerd moet worden
      • uitvoering in equivalent: schadevergoeding die compensatoir is (vervangend) of moratoir( een schadevergoeding voor de vertraging)
      • uitvoering op kosten vd SA (bv: nieuwe loodgieter aannemen en zeggen dat hij bij de wangepresteerde aannemer zijn geld moet gaan vragen)
      • dwangsom: elke dag dat de schuldenaar niet presteert moet hij betallen (deze manier wordt vaak gebruikt in situaties waar inkomsten worden misgelopen doordat iets nog niet af is en gaat over heeele hoge bedragen)
      • ontbinding van de overeenkomst ≠ nietigheid!
        • ontbinding zegt dat er geen geldigheid meer is, en dus geen verplichting meer om te betalen
        • dit wordt gedaan opdat er met een andere partij verder kan worden gegaan
        • er is geen tussenkomst van de RB nodig als de overeenkomst tot ontbinding tussen beide partijen ontstaat

Lees meer...

Werking/Relativiteit van de overeenkomst

Principe: overeenkomsten zijn relatief ze gelden alleen tussen partijen (SA-SE) waardoor derden nooit rechten of plichten door een overeenkomst hebben. Uitzonderingen:

  • derdenbeding of beding ten behoeve van een derde: clausule ten voordele van een 3e waarbij iemand die vreemd is aan de overeenkomst wordt bevoordeeld bv: levensverzekering
  • rechtstreekse vordering:

schuldenaar (A)  schuldenaar (B)  schuldeiser (C)

bv: er is een autoongeval. Verzekering C mag ineens slachtoffer A gaan betalen ipv eerst geld van C naar B te sturen en dan van B naar A

Principe: tegenstelbaarheid  derden moeten rekening houden met het bestaan van en de gevolgen van een overeenkomst maar ze kunne niet meewerken aan de uitvoering van de overeenkomst. Uitzondering:

  • Pauliaanse vordering: de SE kan rechtstreeks bij een niet-contracts partij aankloppen. Dit gebeurt in de situatie dat de SA handelingen heeft gesteld met de bedoeling om de SE bedrieglijk te benaderen

bv: er is een hele grote schuldenberg: de SA schenkt al zijn goederen aan een goed doel, om gewoon te kunnen vermijden dat de SE er aanspraak op kan maken  hierop is optreden een mogelijkheid

Lees meer...

Niet strijdig met het dwingend recht

bv: in het contract staat dat er 3 maanden vooropzeg is van de huur maar er is een dwingende norm waarin staat dat er 1 jaar vooropzeg moet zijn waardoor de dwingende dus geldt

bv: er staat in een arbeidsovereenkomst dat persoon onmiddellijk ontslagen kan worden, dit kan absoluut niet

f. Sanctionering

Nietigheid:

  • als er niet is voldaan aan alle 5 geldigheidsvoorwaarden
  • wordt uitgesproken door de rechter ex tunc = retroactiefdwz: werkt terug tot op de dag van het sluiten van de overeenkomst
    • volledige teruggave is verplicht: alle gevolgen moeten hersteld worden zoals het voorheen was
    • bv: je hebt een schilderij gekocht die van een andere kunstenaar bleek te zijn -> het schilderij wordt terug gegeven en jij krijgt je geld terug
  • absolute nietigheid:
    • normen van openbare orde zijn geschonden
    • kan door de rechter worden ingeroepen
    • kan door elke belanghebende worden ingeroepen
    • de nietigheid kan nooit gedekt worden
    • bv: verkoopovereenkomst om wapens te leveren in een oorlogsgebied waar een embargo geldt
  • relatieve nietigheid:
    • bij de bescherming van privébelangen
    • kan alleen ingeroepen worden door de belanghebbende persoon
    • kan niet spontaan door de rechter worden ingeroepen
    • wanneer de reden van de nietigheid wordt weggenomen, kan de rechtshandeling toch wel bekrachtigd worden
    • bv: een minderjarige die een huurovereenkomst sluit

g. Grondbeginselen (4)

1. Wilsautonomie

= in principe is elkeen vrij om al dan niet te contracteren met wie hij wil, aan de voorwaarden die hij wil (inhoud) en op de wijze waarop hij wil (vorm). Hier zijn enkele beperkingen op:

  • dwingende wetsbepalingen (eisen dat een gebrek in een gekocht product binnen de 2u gemeld moet worden is een onredelijk kort termijn)
  • bepalingen van openbare orde en goede zeden (recht om vrij te huwen kan nooit beperkt of ontnomen worden)
  • bedrog of oneerlijkheden

2. Consensualisme

= wil der partijen om iets samen af te spreken is al voldoende (vormvrij, zijn geen geschriften vereist) met uizonderingen:

  • formele contracten zijn voor sommige verbintenissen vormvereisten
  • zakelijke contracten waarbij de totstandkomin van de overeenkomst afhankelijk is van de afgifte van een bepaald goed

3. Bindende kracht van overeenkomst

= de overeenkomst is bindend voor de partijen die ze zijn aangegaan omdat (2). De uitvoering is:

  • op de plaats, tijdstap en wijze die in de overeenkomst is bepaald
  • moet niet persé door de SA zelf gebeuren, tenzij het een intuitu personae overeenkomst is
  • de uitvoering is in handen van de SE, dus hij heeft steeds de verplichting om op zoek te geen naar de SA

4. Goede trouw

= contractpartijen moeten bij de uitvoering van overeenkomsten ter goeder trouw handelen, een partij mag niks doen om de uitvoering moeilijk te maken of om gebruik te maken van contractrechten (art.1134BS)

In de precontractuele fase moet er al worden nagedacht over dit feit, en wanneer er betwist is moet er met de algemene zorgvuldigheidsnorm rekening worden gehouden.

= verbod op rechtsmisbruik

Lees meer...

Handelingsbekwaamheid

  • elke natuurlijke persoon is handelingsbekwaam waardoor rechten en plichten kunnen worden uitgeoefend zonder tussenkomst van derden
  • onbekwaamheid kan door de rechter worden vastgesteld (minderjarigen, krankzinnigen,..)
  • Het voorwerp van het geven, doen of laten is de verbintenis zelf
  • dit moet mogelijk zijn, geoorloofd zijn en voldoende bepaald of bepaalbaar
  • Het motief is de doorslaggevende beweegreden van de rechtshandeling
  • kan de wederkerige verbintenis zijn waarbij de prestatie van de ene partij de oorzaak is van de andere partij
  • Problemen tereden op als:
    • er geen oorzaak is bv: je hebt geld op het verkeerde rekening nummer gestort
    • het niet geoorloofd is: het is in strijd met openbare orde of goede zeden bv: zaken kopen om een terroristische aanslag te plegen
Lees meer...

Wanneer is er geen vrije wil?

  • Wilsgebreken: de wil van 1 van de partijen is aangetats door een gebrek waardoor de wilsverklaring van de geschaaddepartij berust op verkeerde gegevens en de betrokkene zou de verbintenis niet zijn aangegaan als hij wel goed geïnformeerd was of voldoende vrij was geweest
    • dwaling: je had een verkeerde voorstelling van de zaken of je het een vergissing gemaakt als je de juiste toelichting had gehad, had je rechtshandeling niet gesteld. Omdat het gemakkelijk is om op deze manier elke zaak aan te kaarten wordt er uitgegaan van 2 voorwaarden:
      • het was een dwaling over een essentieel onderdeel van het contract (wat vaak gebeurt bij contracten intuiti personae)
      • moet verschoonbaar zijn: zou een normale mens dezelfde fout kunnen maken? Deze normale mens wordt ook wel gesitueerd binnen dezelfde leefomgeving (een student vergelijken met een andere student, een ouder met een andere ouder,..)
    • bedrog: er zijn dingen verzwegen. Hierbij werd er dus een dwaling met opzet veroorzaakt, en deze kan gaan over essentiele elementen maar ook over bijkomende kenmerken. Voorwaarden:
      • bedrog moet opzettelijk zijn
      • het bedrog moet bepalend/doorslaggevend zijn in het maken van een keuze of binden aan een contract
      • hoeft niet verschoonbaar te zijn
      • overdrijving≠bedrog! bv: Dovy Keukens: was dit reclamespotje overdrijving of bedrog?

Sancties kunnen inhouden: relatieve nietigheid van de overeenkomst en/of een bijkomende schadevergoeding

  • geweld: wordt maar heel zelden aanvaard. Iemand is hierbij moreel of fysiek gedwongen om een toestemming te geven. Voorwaarden:
    • geweld moet doorslaggevend zijn
    • geweld moet op een redelijk mens ook indruk maken (verschoonbaar?)
    • er moet een onmiddelijke vrees voor een aanzienlijk kwaad ontstaan
    • het geweld moet onrechtmatig zijn

bv: topman Belgacom kijkt naar kinderpornosites en de werkgever heeft dit gezien. Bij het ontslag van de topman had hij normaal hele grote sommen geld moeten krijgen, maar de WG heeft een ander voorstel: onderteken dit contract en je krijgt 20 000 euro en we zwijgen hierover, als je niet tekent zeggen we alles aan je vrouw en brengen we het uit naar de media. In alle paniek tekent de topman: was dit geweld? In feite wel, maar voor de RB niet, omdat deze topman een slimme mens is

  • Benadeling: dit is niet gelijk een wilsgebrek omdar de partijen in vrije wil en in volle bewustzijn de overeenkomst hebben gesloten. Hier ondervindt 1 persoon een geldelijk nadeel. Voor de RB zal dit geen reden zijn tot ontbinding, want getekend is getekend.

Lees meer...

Geldigheidsvereisten Vrije wil

  • Toestemming: de partijen hebben de bedoeling om zich te verbinden
  • Volwaardige wil: de partijen hebben oprecht de bedoeling om juridische verhoudingen en rechtsgevolgen tot stand te brengen (≠ gentlemen’s agreement= een mondelingen overeenkomst zonder rechtsgevolgen waar wordt uitgegaan van de goede wil van de mens)
  • Wilsovereenstemming

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen