Item gefilterd op datum: januari 2014

• Beslissing over de te produceren hoeveelheden
   =capaciteitsplanning
  = proces waarin men de vraag probeert te voorspellen en vervolgens beslist welke middelen nodig zijn om aan de vraag te voldoen
   vereist eerst een prognose, die vertaald wordt in capaciteitsvereisten
   kortlopende capaciteitsveranderingen= overwerken, schuiven met bestaand personeel, voorraden gebruiken, uitbesteden van activiteiten die niet als kernactiviteit worden gezien
   langlopende veranderingen = omvatten het uitbreiden of inkrimpen van materiële faciliteiten
• Beslissing over hoe te produceren
   1^e onderdeel: technologische hoofdbeslissing waarbij beslist wordt wat de technologie is die gebruikt wordt voor de productie
  - geïnitieerd door technici, die verschillende technologieën screenen
  -nauwe samenspraak met het management genomen
   2^e onderdeel: andere technologische keuzen
  -job-shop-proces=artikelen worden geproduceerd in kleine partijen, vaak op specifiek verzoek van een klant
   3^e onderdeel: keuze van specifieke onderdelen zoals soort apparatuur en mate van automatisering
   4^e onderdeel: keuze van processtroom
  ook beslissen waar de producten worden geproduceerd
  nabijheid bij de afzetmarkt
  -> verlaagt transportkosten
  -> verhoogt gevoeligheid voor marktveranderingen
  vestiging dicht bij input van middelen
  ->beschikbaarheid van goedkope of gekwalificeerde arbeidskrachten
  -> grondstoffen
  ->energiebronnen
  -> overheidssteun
  -> knowhow
   delokalisatie= het verplaatsen van belangrijke activiteiten van het bedrijf naar een andere land of streek
   verschillend van outsourcing= activiteiten verhuizen die niet tot de kern van de onderneming behoren
   Offshoring= volledig verplaatsen van het bedrijf naar het buitenland
• Beslissing over wie het werk uitvoert
  beslissen over de vaardigheden en kennis waarover toekomstige werknemers moeten beschikken

 operationsafdeling verantwoordelijk voor ontwerpen van producten en diensten
 productontwerp is zeer belangrijk omdat het de mening van de consument over het product kan sturen + belangrijk deel van de productiekosten bepaald, veel hulpmiddelen
 CAD-systemen(Computer Aided Design) waarmee productontwerpen, tekeningen en tests interactief op een computer uitgevoerd kunnen worden !  Simulaties !

 kan van bovenaf(top-down) -> strategie komt voor uit algemene strategie / van onderop(bottom-up) ontstaan

In het algemeen 5 doelstellingen:

• zorgt ervoor dat producten voldoen aan de wensen van de klant, maw, ze moeten beantwoorden aan kwaliteitsnormen
• moeten zorgen voor voldoende snelheid en de tussen de vraag van de klaant naar een bepaald product en de levering minimaliseren
  snelheid; voordeel dat voorraden miniem kunnen zijn en dat afgeleverde producten nog voldoen aan eisen van de klant
• snelheid bewaken en ervoor zorgen da te producten tijdig aan de klant geleverd worden
• flexibel zijn
• moet ervoor zorgen dat de kosten zodanig beheerd worden dat enerzijds de eindprijs beantwoordt aan wat een klant voor het product wil betalen en anderzijds de organisatie winst maakt

= Het geheel van activiteiten die waarde creëren via producten door input om te zetten in output
 id 1^e plaats creëert het waarde
 id 2^e plaats waarde gecreëerd door producten =manier waarop organisaties producten produceren
 input: menselijke arbeid, kapitaal, informatie en technologie
 input wordt omgezet in output waarvan waarde hoger is dan waarde van de individuele onderdelen
 operationsmanagers houden zich vaak bezig met stroomschema’s, formules, computersoftware en analysemethoden

 vormt het kloppend hart van een bedrijf
 loopt als een rode draad doorheen de managementprocessen van plannen, organiseren, leidinggeven en controleren
 vertegenwoordigt grootste deel van kotenbudget
 functie waarbinnen veel flexibiliteit vereist is
 hoteling: hierbij wordt werkruimte toegewezen op basis van aanvraag zonder dat een vaste werkplek aan werknemers toegewezen wordt
 niet te verwarren met supplychainmanagement: een onderdeel van operationsmanagement en slaat specifiek op de afstemming van de processen bij de leverancier
Supply chain = een netwerk van organisaties die producten of diensten leveren, produceren, opslaan en verdelen
 klant staat centraal CRM is belangrijk onderdeel
 CRM(customerrelationshipmanagement)= leren over de behoeften en het gedrag van de klant om zo een betere relatie met hen op te kunnen bouwen

= het daadwerkelijk helpen van een andere persoon bij het formuleren en bereiken van zijn doelstellingen
3 principes, 5 rollen

Principe 1
 vertrek steeds vanuit de coachee
 bij instructies= boodschap centraal
 bij discipline gesprekken=gemaakte afspraken centraal

Principe 2
 vliegen op de vleugels van je sterkte

Principe 3
 positieve besmetting
 goede coaches houden het positief en ze blijven zo veel mogelijk binnen de positieve driehoek
 positieve driehoek: positief naar anderen, naar zichzelf, naar uitdaging
 goede coach kan hard zijn: maar niet afbrekend, vernederend, cynisch
 positief naar uitdaging: spreken in termen van mogelijkheden, oplossingen, alternatieven
 positief naar zichzelf: stralen zelf vertrouwen uit

Rol 1: Doelverheldering
 helpt coachee nieuwe, andere, betere of meer uitdagende doelstellingen te formuleren
 vele coaches zijn confronterend

Rol 2: padverheldering
coach zal alternatieve wegen aanduiden, wegen tonen waar de coachee niet aan gedacht heeft of niet mee om durft te gaan

Rol 3: training
 coach zal coachee nodige kennis bijbrengen: kan ideeën, attitudes, vaardigheden en routines omvatten

Rol 4: momentum
 coach besteed speciale aandacht aan de blijvende motivatie

Rol5: bijsturing
 geeft veel feedback en maakt duidelijk waar coachee staat

Zie p224

 gezond verstand, elementaire psychologie, veel ervaring en wijsheid
5 uitgangspunten:

• Duidelijkheid
   medewerkers verwachten duidelijkheid van leiddingegevende
   helderheid, communicatie, ondubbelzinnigheid inzake beslissingen, duidelijkheid over verwachtingen zeer belangrijk !
• Doelgerichtheid
   een goeie chef weet dat management een proces is van georganiseerd succes en dat management doelgericht zou moeten zijn
• We worden graag geleid door een emotioneel intelligente chef
   leidinggevende moet negatieve gevoelens onder controle kunnen houden
  veel aanmoedigen
• Medewerkers zijn zeer gevoelig voor rechtvaardigheid
• Elke leidinggevende moet zijn mensen fair behandelen, duidelijk zijn in zijn communicatie, feedback geven, voldoende luisteren

De ware leider idealiseert
 hebben idealiserende invloed
 hebben het vermogen anderen achter zit te krijgen vanwege hun eigen persoonlijkheid, eigen waarden, het idealiserende appel op het betere ik in ons
 hebben bijna geïdealiseerd beeld van de te bereiken toekomst
 hebben aantrekkelijke visie op de toekomst ( betere toekomst, spreekt veel mensen aan)
 betere toekomst spreekt volgelingen aan: zijn bereid om offers te makken en te streven naar het hoge doel
 moet geloofwaardig zijn
 bereiken geloofwaardigheid door duidelijk samenhangend geheel van overtuigingen

De ware leider inspireert
 charismatische leider geeft visie
 zorgt voor intellectuele stimulansen, zet ons aan het denken, help ons uitganspunten kritisch te vragen, maakt ons creatief, ons risico durft laten nemen
 geeft ons visie

De ware leider individualiseert
 individuele aandacht : we voelen ons door de leider aangesproken

De ware leider intensiveert
 zet aan tot nieuwe actie