Menu

Item gefilterd op datum: januari 2014

De bijdrage van George Herbert Mead

Sociaal behaviorisme: gaan ervan uit dat gedrag uitgaat van het individu. Als een individu zich gedraagt is hij nooit alleen. Gedrag wordt opgewekt door sociale context. Het gedrag is sociaal.
Sociaal → gedrag
Mead wordt beschouwd als de grondlegger van het symbolisch interactionisme. Maar het symbolisch interactionisme is voortgekomen uit één mogelijke interpretatie, die echter niet de hele Mead bevat.

Belangrijkste werk: Mind, Self and Society: ideeën van o.m. James, Dewey, Cooley, Watson en Darwin. Mead ontwikkelt belangrijkste begrippen in een poging om verder te gaan dan Darwin en Cooley. Hij deelt hun pragmatische uitgangspunten. Mind (denken), Self (zelfbewustzijn) en Society (maatschapij) zijn aspecten van het handelen: komen voort uit het sociale proces (uit interactieprocessen tussen mensen).

Niet de op prikkels reagerende enkeling maar de symbolische interactie tussen twee of meerdere individuen staat centraal. Hij verklaart alle hogere vormen van bewustzijn vanuit dit interactief gedrag (behavioristisch).

Behavioristen waren sceptisch als het gaat over bewustzijn. Geen wetenschappelijk object want we kunnen dat niet bestuderen. Maar Mead: bewustzijn is ook aspect van handelen!

Lees meer...

Dewey: ‘betekenisvolle interactie’

De interactie tussen mensen ≠ interactie tussen dieren
Want: mens is in staat om de betekenis die iets voor hem heeft met andere mensen te delen.
Dus: een interactie wordt nu een betekenisvolle, zinvolle interactie = communicatie.
Betekenissen worden intersubjectief gedeeld: zij worden symbolen. Dus: wat menselijke interactie onderscheidt van de dierlijke is dat het een symbolische interactie is.
Vb. Honden: waf ↔ waf
Mensen: woorden vb. stoel: iedereen denkt aan hetzelfde.

Maar: de overgang van dierlijke naar menselijke symbolische interactie is nog tamelijk mysterieus. Hoe kan de ene mens de andere duidelijk maken welke betekenis een ding of een gedrag voor hem heeft? Waardoor kunnen de handelingskaders van mensen versmelten tot een gemeenschappelijk handelingskader? -> MEAD

Lees meer...

C.H. Cooley: ‘looking-glass self’

James stelde het ‘self’ voor al seen proces. Cooley benadrukt dat niet eender welke activiteiten het ‘self’ bepalen. Want indien dit zo was, zouden ook dieren een identiteit verwerven.
Een identiteit, een ‘self’, komt volgens hem tot stand in de communicatie die mensen met elkaar aangaan (sociaal proces). De tekens die mensen elkaar toezender zijn geen gewone prikkels, ze interpreteren tekens! Ze plaatsen zich op het standpunt van de ander. Mensen bekijken zichzelf constant in de spiegel van een ander: hoe zie ik eruit in de ogen van de anderen en hoe beoordelen zij mij? Reacties en houdingen van anderen zijn bepalend voor ID!
Zelfgevoel resulteert uit verinwendiging van de houding van anderen: trots, schaamte, onzekerheid is dus secundair.
Interactie→Houdingen, reacties van anderen verinwendigen→schaamte, trots

Dit proces van identiteitsvorming: ‘looking-glass self’ (‘instellingsovername’ en ‘internalisatie’ Mead)

Lees meer...

William James: de pragmatische waarheid

Het pragmatisme is een filosofie van het nuttige, praktische handelen. Wat is waarheid? Om de betekenis van een idee te kennen, moeten we nagaan welke consequenties die heeft voor ons handelen. Ideeën die geen gevolgen hebben voor ons handelen betekenen letterlijk niks. Dus: waarheid is datgene wat een idee in het handelen oplevert. Waar is ‘wat werkt’ (je moet er iets mee kunnen aanvangen), dus geen absolute, eeuwige grootheid. Vb. Bestaat God? James ‘wanneer aanname dat God bestaat een zinvolle consequentie heeft in je leven, dan wel.’
Dus: de mens maakt voortdurend de werkelijkheid. Er is geen objectieve, ware wereld die voorgoed vastligt. Er zijn alleen handelende mensen die hun wereld voortdurend ‘waar maken’. Hij zegt dat er een vals onderscheid is tussen subject en object. Subject: self, denkend, bewustzijn en Object: dingen, wereld. James zet dat die twee dingen in elkaar lopen, het zijn geen twee aparte dingen. De dingen hebben geen wezen want dingen rusten niet. Er is alleen maar actie, beweging, proces.

Er is enkel een pragmatische waarheid, deze verschilt van persoon tot persoon en samenleving tot samenleving. Vb. Bijgeloof van een Afrikaan in katten: enkel in Afrika, niet in België

Het bewustzijn kan ook geen vast gegeven zijn aangezien de wereld van de objecten niets anders is dan een handelingsproces. ‘Het’ bewustzijn bestaat niet, er is alleen één lange bewustzijnsstroom. De identiteit van het subject is dat wat hij ‘het zijne’ kan noemen: zijn lichaam, vrienden, vrouw, werk, reputatie, enz. dit verandert constant als gevolg van de handelingen die men stelt (verhuizen, relaties, …) of als gevolg van dingen die iemand overkomen (iemand sterft) Subjecten zijn wie ze zijn, door de activiteiten die ze ondernemen. Dus: ook identiteit is procesmatig: wie of wat je bent ligt niet vast. Vb. indien je op je 2jaar ontvoerd werd naar een ander continent dan had je nu anders geweest.

Lees meer...

Het symbolisch interactionisme

RUILTHEORIE: individu is letterlijk ‘ondeelbaar’. Individuen → ruilen → het sociale.
SYMBOLISCH INTERACTIONISME: begint niet bij individuen, maar bij interactie! individuen worden geboren uit interactie. Een interactie krijgt de term ‘symbolisch’ wanneer de interactiedeelnemers dezelfde betekenis geven aan dezelfde tekens, dan wordt het een symbool. Interactie → individu

Pragmatisme (James, Cooley, Dewey, Peirce)
+ behaviorisme (Watson)
Mead syntheseerde het pragmatisme en het behaviorisme.
Symbolisch interactionisme: Blumer.

Het pragmatisme van James, Cooley en Dewey
(pragmatisch: je moet je niet vasthouden aan principes, wat wentelbaar opstellen, beetje aanpassen aan omstandigheden

Lees meer...

Kritiek op Coser

  • Hij selecteert alleen die types van conflict die een positieve, integrerende functie uitoefenen. Hij wil immers het functionalistische standpunt weerleggen dan conflicten het evenwicht verstoren en de integratie van sociale systemen in gevaar brengen. Hij heeft amper aandacht voor conflicten met verscheurende gevolgen of voor de dwang die de motor is van vele conflicten.
  • Coser geeft de indruk dat het sociale systeem bepaalde functionele behoeften heeft die alleen door conflicten kunnen worden bevredigd
  • Coser stelt dat conflict de motor van de sociale verandering is. Maar conflicten kunnen sociale verandering ook in de weg staan: kunnen leiden tot verstarring en deel uitmaken van status-quo.

Lees meer...

Kritiek op Dahrendorf

  • Een aantal belangrijke types van conflict komen niet voort uit machtsrelaties. Vb. internationale conflicten, conflicten tussen groepen met verschillende waarden, tussen gelijken, intra-psychische conflicten, enz. Hier is namelijk geen dichotome machtsstructuur.
  • Dahrendorf neemt dwang als uitgangspunt bij het conflictmodel. Maar: eerste (ondergeschikte partij erkent macht) en laatste fase (conflictregulering) houdt een consensusaspect in.
  • Dahrendorf stelt dat conflict de motor van de sociale verandering is. Maar conflicten kunnen sociale verandering ook in de weg staan: kunnen leiden tot verstarring en deel uitmaken van status-quo.
  • Neomarxisten verweten hem dat zijn belangstelling voor machtsconflicten in het algemeen de aandacht afleidt van meer specifieke, socio-economische machtsconflicten (die altijd de fundamentele historische verandering in onze samenleving teweegbrengen).

Lees meer...

Integratie door conflict: een voorbeeld

Coser geeft een aantal aanzetten om te verklaren hoe voorheen ‘naast elkaar’ bestaande groepen of maatschappijen tot een groter geheel geintegreerd worden.
+ Conflicten tussen naties kunnen integratie in de hand werken:
- vorming van nieuwe normen en instituties → hoe meer de naties conflicten hebben, hoe minder de bestaande normen en instituties voldoen om hun activiteiten te richten → de conflicten tussen de Europese naties: nationale normen ontmantelen en nieuwe Europese normen en instituties.
- Door spreiding en diversiteit conflicten↑: netwerk van conflicten waardoor radicale antagonistische opstellingen steeds minder voorkomen.
- Coalitievorming → internationale sociale verbanden die zonder deze conflicten nooit zouden bestaan hebben.
- Conflicten tussen naties zijn belangrijk om hun werkelijke onderlinge verhoudingen te weten te komen.

Lees meer...

Functies voor globaal systeem

  • Conflict stimuleert de creativiteit in het sociaal systeem, zodat het zich beter kan aanpassen. Conflict beschermt het sociaal systeem tegen verstarring. Nieuwe normen en instituties worden in het leven geroepen. Ook de economie en techniek worden gestimuleerd. Vb. staking werknemers → werkgevers investeren in andere technologieën.
  • Hoe groter het aantal conflicten met een geringe intensiteit, en hoe meer ze over de maatschappij verspreid zijn, hoe meer de integratie vd maatschappij in de hand wordt gewerkt. Wanneer mensen en groepen met elkaar in tal van kleinere, elkaar doorsnijdende conflicten betrokken zijn, is de kans dat er een dissensus over de centrale waarden ontstaat zeer klein. Vb. Alle zwarten zijn katholiek en alle blanken protestants. Dan zouden bij elk conflict dezelfde tegenstanders tegenover elkaar staan. Maar in realiteit: bij elk conflict, andere tegenstanders = neutralisatie van conflicten.
    Vb. In België: Vrijzinnigen – katholieken
    Vlaanderen – Wallonië
    Arbeid – Kapitaal
    →Af en toe komt één van de conflicten op de voorgrond.
  • ‘veiligheidsklep’: Sociale groepen die geen ruimte laten om vijandige gevoelens of meningsverschillen te uiten, zullen snel uit elkaar vallen. De opposanten zien geen andere mogelijkheid dan zich af te scheiden van de groep. Conflicten zijn goed om emoties te uiten. Vb. De witte mars: zorgt ervoor dat je je ‘verzuurde’ emoties kwijtspeelt.
  • Test machtsverhoudingen: zo kan je zien wie nu eigenlijk de macht heeft. Beantwoord de bestaande verdeling van macht nog aan de feitelijke maatschappelijke verhoudingen? Vb. verkiezingen
  • Coalitievorming tussen personen en groepen die anders nooit tot samenwerking zouden komen.

Lees meer...

DE CONFLICTTHEORIE VAN LEWIS COSER

1.Biografische situering
1913 – 2003, geboren in Berlijn. Joodse familie, vader was bankier. Hij kreeg socialistische sympathieën en zette zich sterk af tegen de bourgeoisie waaruit hij afkomstig was.Wanneer Hitler aan de macht kwam verhuise hij naar Parijs, studeerde 2jaar vergelijkende literatuurwetenschap en schakelde dan over op de studie van de sociologie. Tijdens WO II verhuisde hij naar de VS. Zette zijn studies verder in Columia. Grootste deel doorgebracht iaan de Brandais University en de University of Chicago. In 1975: voorzitter American Sociological Association.

2.Intellectuele situering
Beinvloed door Simmel: belangstelling voor cultuur en sociologie. Veel aandacht voor motieven, affecten, emoties. Als je niet emotioneel geprikkeld wordt, dan kan je niet tot actie overgaan en is er geen conflict. Ook (in mindere mate) beinvloed door Marx, en het functionalisme van Parsons en Merton.

Hij voelde zich geroepen om een bemiddelende rol te spelen tussen beide strekkingen om de tekorten van de ene stroming te verhelpen met inzichten uit de andere stroming.
Gevolg: Coser is conflictsocioloog in de ogen van de ‘harde’ functionalisten en omgekeerd.

Kritiek op functionalisme: verwaarloost het conflict of vat het op als een ziekte die behandeld moet worden door de sociale controlemechanismen van het sociaal systeem.
Kritiek op conflicttheorie: ziet over het hoofd dat conflict een functionele bijdrage kan leveren tot de werking van de maatschappij.
→ontleent argumenten vooral aan Simmel

3.De oorzaken van sociale conflicten
Belangentegenstellingen zijn op zichzelf geen voldoende voorwaarde voor conflict.
Voorwaarden voor conflict:
1. Er mag geen consensus meer bestaan over de legitimiteit van de huidige verdeling van macht, rijkdom en prestige. Maar ook dit is onvoldoende.
nota’s: je moet processen kunnen zien als inlegitiem. Vb. vrouwen lang onderdrukt. Hebben mensen buiten W-EUR dan niet het gevoel van onderdrukking? Vaak is het ‘normaal’.
2. De gedepriveerden moeten zich ook emotioneel aangegrepen voelen. De mate waarin mensen emotioneel betrokken zijn hangt af van hun toekomstverwachtingen. Hoe meer ‘positieve’ toekomstverwachtingen, hoe meer ‘emotionele energie’ mensen zullen inbrengen tegen al wat de verwerkelijking van die verwachtingen in de weg staat. Indien emotionele betrokkenheid tot een verandering in de toekomst kan leiden, dan is men sneller geneigd om tot actie over te gaan.

→ Samengaan cognitieve en emotionele.

4.De functies van sociale conflicten
Analyse bestaat uit 2 delen: functies van conflicten voor conflictvoerende partij + functies voor samenleving, geheel.

Functies voor de conflictpartijen:

  • Afbakening groepsgrenzen: ben je bij ons of niet?
  • Centralisering van de macht: vaak lokken machthebbers conflicten uit, zo wordt de groep een ‘eenheid’. Vb. Lodewijk XIV lokte oorlog uit.
  • Ideologische solidariteit onder groepsleden versterken: tijdens het conflict wordt men inniger met de groep.
  • Afwijkend gedrag ↓vb. zelfmoord, diefstal, … ↓ want men hoort bij groep en wil niet afwijken. (vooral bij geen extreme conflicten)
  • Weinig aandacht voor dysfunctionele gevolgen van conflicten. Intense conflicten → interne tegenstellingen in de groep en afwijkend gedrag ↓

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen