Menu

Item gefilterd op datum: januari 2014

Veld en spel

Er bestaan overeenkomsten tussen een veld en een spel. Een veld is nl ongeveer de speelruimte waarbinnen de actoren moeten handelen.

Gelijkenissen

l duidelijke positie tov elkaar innemen

l confrontaties door opgaan in spel: belangstelling voor/geloven in

l mogelijkheden bieden

 spel: jetons, geld, ...

 veld: verschillende soorten kapitaal

Ook hier kunnen we de grafiek tekenen.

l x-as: autonoom en heteronoom

 autonoom: zelf doen

 heteronoom: onderworpen zijn aan anderen.

l y-as: laag en hoog hiërarchie

Bijvoorbeeld

- Sommige politiekers onderwerpen zich enkel aan politieke macht. Terwijl andere politici ook streven nr economische rijkdom.

- Er bestaan schrijvers in het literaire veld die de literaire maatstaven te hanteren. Terwijl er andere zijn, die ook politieke oogmerken hebben. Ze willen de SL veranderen. (heteronoom)

- In de sportwereld zou je autonoom kunnen omschrijven als sporters die sporten om te kunnen sporten. Heteronoom zou dan eerder willen zeggen dat ze het doen voor het aanzien, het geld,... .

Verschilpunten

Veld is niet doelbewust gecreëerd en bevat geen duidelijke spelregels. Terwijl een spel dit wel heeft. De voetbalspelers zijn zich wel bewust dat ze voetbal spelen en kennen duidelijk de regels van het spel.

Lees meer...

Pierre Bourdieu

1.1 Biografie

Om het even kort te zeggen:

Hij is geboren in 1930 in een boerendorp. Hierna is hij nr de Ecole Normale Supérieur in Parijs gegaan.

Hij heeft een brede interesse: antrolopogie, kunst, letteren, onderwijs, ongelijkheid,...

Theoretische diepgang en empirische nauwkeurigheid.

Moeilijke , warrige schrijfstijl = realistisch beeld van de werkelijkheid geven

  • doel: reflexiteit = behoogde mate van afstand t.o.v studieobject én zijn eigen positie als onderzoeker

Invloed filosofische studie: overnemen van positie van Sartre.

In 2002 is hij overleden.

1.2 Oeuvre

l Sociologie de l’ Algérie

 antrologische studie over Algerije

l 1970 La réproduction

 co-auteur: J-C Passeron

 baanbrekende studie over het onderwijs en de voortgang van de sociale ongelijkheid

l 1965 Un art Moyen

 fotografie

l Le métier de sociologue 1971 & Le sens pratique 1980

 Sociologiebedrijf

l 1984 La distinction

 smaak

 de verschillende wijzen waarop mensen zich van elkaar onderscheiden

 synthese van zijn belangstelling voor kunst, onderwijs en sociale ongelijkheid

 vertaling in het Nederlands

l 1984 Homo academicus

 Wetenschap

 analyse van de omgeving waarin hij zelf werkzaam is

l 1992 Les régles de l’art

 benadering van de kunstregels

 vertaling in het Nederlands

l 1993, La misère du monde

 armoede

l 1996, Sur la télévision

 televisie

2. Intellectuele invloeden

niet gezien in les

3. Grondbegrippen

Bourdieu is tegen het opstellen van theoriein het ijle, los van een concrete toepassing in het empirisch onderzoek.

Begrippen mogen niet gedefinieerd worden. Zijn standaardbegrippen hebben dus ook geen definitie.

WRM? Alles wat je doet is plaatsbepalend in het veld. Je denken, voelen en handelen hangen hiermee samen.

Het denken van Bourdieu hangt nauw samen met 3 grondbegrippen: veld, kapitaal en habitus. Deze begrippen hangen nauw samen.

l doel: de bestaande polaire tegenstellingen (= vertekende werkelijkheid) die vaak in de sociologische theorie opduiken op te heffen.

bv: micro/macro, individu/maatschappij,...

l Deze begrippen zijn kunstmatig en vertekenen de werkelijkheid.

WRM? Alles wat je doet is plaatsbepalend in het veld. Je denken, voelen en handelen hangen hiermee samen.

3.1 Veld

We kunnen veld omschrijven als “een soort van wereld”.

Bv: sportveld => sporten

Bv: patattenveld => plaats waar je op werkt

=> complex en veeltallig

Het duidt op het bestaan van relatief autonome sociale ruimtes of sferen, waarbinnen een eigen logica heerst. Dit wil zeggen waarbinnen de interacties tussen mensen volgens welbepaalde mechanismen lopen.

l Elke positie biedt mogelijkheden en beperkingen aan de actor die deze bekleedt.

 bezit :

■ veel of weinig macht

■ veel of weinig kapitaal

 Men is in staat bepaalde winsten te verwerven.

l Streven nr kapitaal en macht: strijdperk

 kapitaal- en machtsverdeling krijgen

 verdeling veranderen of behouden

=> structuur = een bepaalde stand van de krachtverhoudingen tss strijdende actoren of instellingen.

Je dient het menselijk gedrag thuis te brengen in een veld. Je moet de individu niet op zichzelf te situeren.

=> “Wat is je plaats binnen het veld?” En waar staan de andere in dat veld?

Als je het grafisch zou verstellen, moet je een grafiek tekenen waarop je tal van punten zet.

l x-as: autonoom => heteronoom

l y-as: laag => hoog

Een persoon die helemaal onderaan op de grafiek staat, zal willen opklimmen. De spelers van een veld zijn actief en trachten op te klimmen. Dit kunnen ze doen door bijvoorbeeld te trainen, oefenen,...waardoor hun kapitaal gaat stijgen. Er wordt met andere woorden een competitie gevoerd. Dit is het doel van het menselijk handelen.

Opmerking:

Bourdieu wijst de ruiltheorie af, want de individu is niet opgesloten.

Lees meer...

Vervlechtingpatroon, geweldmonopolie, zelfdwang en persoonlijkheidsstructuur.

Kern civilisatietheorie: verband sociale structuur(vervlechtingnetwerk) en persoonlijkheidsstructuur.
- Verband tussen aard van het vervlechtingnetwerk van die samenleving (al dan niet lange interdependentieketens) en de mate van geweldmonopolie.

- Verband tussen de mate van geweldmonopolie en de dominantie vorm die geweld in een samenleving aanneemt (Fremdzwang of Sebstzwang).

- Verband tussen de vorm van geweld in een samenleving en de persoonlijkheidsstructuur van de leden in die samenleving.

Elias stelt dat er sinds de ME een geweldmonopolisering heeft plaatsgevonden als een gevolg van de toenemende arbeidsverdeling (dus verlenging en ↑ complexiteit van IDK).
ME: iedereen droeg wapens om zich te kunnen verdedigen tegen onverwachte aanvallen, onbeheerst gedrag werd beloond, men moest zich niet beheersen, de enige dwang waaraan hij bloot stond was de externe dwang uitgaand van evt. geweldplegingen van anderen = FREMDZWANG
Daarna:
meer en meer geweldmiddelen in handen van centrale machten. Leger van de heer of koning is enige macht die legitiem geweld mag plegen binnen een bepaald territorium.
→ Ontstaan van gepacificeerde gebieden: regio’s die vrij zijn van gewelddaden.
= Een complexe, hooggeorganiseerde maatschappij kan niet zonder een geweldmonopolisering. Gewelddadige verstoringen van de intermenselijke betrekkingen zouden het immense netwerk van wederzijdse vervlechtingen uiteen doen vallen.

Gevolgen voor persoonlijkheidsstructuur van het individu:
ME: onbeheerst, impulsief gedrag werd aangemoedigd
NU: omgekeerd, enkeling leeft in een gepacificeerd gebied. Die vrede kan maar gehandhaafd worden als iedereen zichzelf beheerst. Niet toegeven aan spontane (aggresieve) opwellingen.
= SELBSTZWANG (zelfdwang)

+ zie korte samenvatting door Elias boek.

Middeleeuwen

Moderniteit

Nu

Sociale structuur

Korte IDK

Lange IDK vb. cornflakes

Mensen en technologie*

Persoonlijkheid-
structuur

Impulsief karakter zonder nuances

Beheerst nuances

Beheersing + ontremming

Geweld

Fremdzwang, geweld is overal

Selbtzwang=zelfdwang
+ staat

Bep. Kenmerken geciv. Samenleving + verandering

*Omgang boven- en ondergeschikten is veel informeler bvb ouders-kinderen.
ander vb: strand: gedrag is vrijer, minder beheerst, iedereen heeft zichzelf onder controle
ander vb: eten, niet meer ‘snelheid is troef’ → VERREGAANDE CIVILISATIE

Is het niet zo dat er wat sprake is van een decivilisatie? Meer geweld op straat, vieze woorden binnenshuis, enz.

Internet = voorbeeld van ongeciviliseerde omgeving. Oorzaak: wordt vooral overeind gehouden door technologie i.p.v. mensen.

Lees meer...

Civilisatie voortgestuwd door distinctie?

Dus: veranderingen in de gedragsstandaard van de hogere maatschappelijke lagen. Maar de manieren van het hof golden als toonaangevend, ook voor mensen die niet aan het hof verschenen. De modes, gebruiken en goede manieren aan het hof werden geïmiteerd door de hogere burgerij.
→ Spiraal van distinctie.
Opdat de hogere maatschappelijke lagen zich opnieuw zouden kunnen distantiëren van de lagere maatschappelijke lagen, gingen ze nog hun gedrag nog meer verfijnen en ontwikkelen → Civilisatieproces werd dus almaar verder gestuwd. Gevolg: pijnlijkheiddrempel (drempel waarboven met iets onbeschaafd vindt) schoof almaar op.

Lees meer...

Het civilisatieproces

4.1. Civilisatie als toenemende beheerstheid en nuancering van affecten.
Gedrag dat we nu onder ‘beschaafd’ verstaan, kwam in eerdere fazen niet voor.
→ Elias vroeg zich af hoe deze verandering, deze ‘beschaving’, zich heeft voltrokken.
→ Hij beschrijft de manierenboekjes (=pedagogische hulpmiddelen) tot de 19de E.

  • richtlijnen over hoe men zich diende te kleden, gedragen aan tafel en in publieke plaatsen, hoe men zijn hygiëne en allerlei lichaamsfuncties moest verzorgen, enz.
  • Bvb: ‘onfatsoenlijk wanneer hij zijn neus in het tafellaken snuit’
  • Manieren om lichaam te controleren!
  • werden gebruikt door opvoeders aan de hoven om de kinderen van hun heer de juiste, voor hun stand gepaste, manieren aan te leren.
  • werden eerst gebruikt bij adel, daarna ook bij burgers

Toenemende ‘civilisering’ aan:
1. Toename van lichaamsbeheersing: driften en impulsen steeds meer beheren.
Eten, slapen, neussnuiten, toilet gaan, … : vroeger voerde men deze activiteiten directer (eten uit pot), met minder hulpmiddelen (vork), ongegeneerd (behoeften met anderen erbij) en impulsief (jeuken=krabben). Dankzij manierenboekjes werden deze verrichtingen minder direct, met allerlei hulpmiddelen, met een toenemend gevoel voor schaamte en gêne, en beheerster.

2. Affecten matigen en minder hevig beleven. ME: mensen beleefden affecten extreem en naïever. Gaandeweg werden affecten minder extreem, en er ontstond een appreciatie van nuanceverschillen in emotionele belevingen.

Lees meer...

Distantie t.a.v. de maatschappij; maatschappij als niet-geplande vervlechting

Hooggeïndustrialiseerde landen: hoge distantie tegenover natuur
Maar we zijn nog niet toe aan een distantie tegenover de maatschappij. We kunnen niet dezelfde distantie opleggen tegenover samenleving, gezin, enz. Sociologen hebben het heel moeilijk om afstand te verwerven tegenover sociale verschijnselen (drang om meningen, standpunten, …).
BIJ de verklaring van menselijke handelingen wordt hun zienswijze vaak vertroebeld door emotionele opwellingen en standplaatsgebondenheid → Gevolg:Huidige mensen niet in staat om de sociale verbanden met een nuchtere, gedeëmotioneerde blik te bekijken. Indien ze een grotere distantie t.a.v. sociale processen zouden leren innemen, zouden zij zien dat de sociale vervlechtingen waar zij deel van uitmaken door niemand echt gepland zijn + dat deze vervlechtingen wel een eigen patroon hebben, met een eigen logica. Maar het hele vervlechtingpatroon kan niet volledig vanuit die handelingen of plannen begrepen worden. Het heeft een eigen orde en relatieve autonomie.

Lees meer...

Staatsbindingen

Eenvoudige samenlevingen (KORTE interdependentieketens) → Valenties van het persoonlijke type. De affectieve behoeften worden bevredigd in concrete sociale verhoudingen met andere mensen.
Grotere en complexere samenlevingen → nieuwe vormen van emotionele bindingen. Mensen gaan zich niet enkel emotioneel hechten aan andere mensen, maar ook steeds meer aan symbolen van de groteren sociale eenheden waartoe ze behoren: binden aan vlaggen, gevoelsgeladen begrippen of bijzondere plaats, … op die manier hechten ze zich affectief aan de grotere sociale gehelen (zoals staten) die door die symbolen worden belichaamd. Die affectieve binding kan even hecht zijn als een face-to-face binding.

→ Waarom voorrang van emotionele bindingen aan staatssamenlevingen op bindingen aan andere figuraties (beroep, stad, dorp, …) in de 19de en 20ste eeuw? Elias: mensen hechten zich in een bepaalde historische context emotioneel het meest aan de figuratie die een verbod oplegt tot het gebruik van geweld tegen de eigen leden en tezelfdertijd de verplichting kan opleggen op het gebruik tot geweld tegen de leden van de andere figuratie. Dus: de figuratie die bescherming biedt tegen de lijfelijke vernietiging door buitenstaanders → Figuratie als overlevingseenheden:
Vroeger: stadsstaten of de bewoners van een burcht.
NU: nationale steden: we krijgen leven van de staat door wetten enz. veel mensen geven ook hun leven aan de staat, trots vaderland, …
Morgen misschien de integratie-eenheden van verschillende voormalige nationale staten.
→ Grootte verandert, Functie blijft dezelfde.

Distantie
Men kan ‘betrokkenheid’ en ‘distantie’ beschouwen als twee uitersten. Deze balans is weer heel verschillende qua samenleving en periode. Bvb onze samenleving: hoge graad van industrialisatie en beheersing niet-menselijke natuurkrachten → hoge distantie t.a.v. de natuur. We zijn relatief weinig affectief betrokken bij de natuur.

Evolutie houding tegenover de natuur: toont het nauwe verband tussen distantie en beheersing. Hoe meer mensen er in slagen distantie te behouden t.a.v. een verschijnsel uit hun omgeving, hoe groter de kans dat zij dat verschijnsel zullen kunnen beheersen. Omgekeerd: Emotionaliteit vermindert een realistische kijk op de dingen en vergroot het onvermogen tot beheersing.

Vroeger: mensen hadden een erg kleine voorraad van neutrale (niet affectief geladen) kennis. Hun denkwijzen waren doortrokken van hun eigen affecten, wensen en angsten. Voor hen was de wereld levend, ook de dingen.Deze persoonlijke omgang met de natuur belemmert een beheersing ervan maar zorgt wel voor een diepe emotionele bevrediging. De mensen raakten liever emotioneel betrokken door allerlei fantasieën, dan de fantasieën te laten en de realiteit te ontdekken. Bij het eerste voelen we ons aangesproken.
→ Ommezwaai: Om de wetenschap te verklaren, moeten we NIET teruggrijpen op emotionele verklaringen.

Overschakeling naar wetenschappelijk wensbeeld is niet vanzelfsprekend. De wetenschappelijke houding vereist dat men zijn emoties bedwingt in de omgang met de natuur.

Hoe kon de distantie tegenover de natuur ↑?
Besef dat de aarde niet in het centrum van het zonnestelsel staat, en zonnestelsel niet in het midden van de Melkweg, enz. In de ME was dit verschrikkelijk om te beseffen dat we niet in het centrum stonden. Zij vonden het altijd zo geruststellend dat alles is zoals het moest zijn. Ze hadden een wereldbeeld van orde en stabiliteit.
→ Elias: soms levert het voordelen op om niet het eerste het beste te geloven. Je moet jezelf soms pijn doen. De wetenschap heeft geen snelle verklaring, tegenover de mythen (verklaring voor je de vraag stelt) → Controle over de natuur!

Paradox: hoe meer ze ons in staat stellen om onze behoeften te bevredigen, hoe minder we de natuur kunnen controleren.

Voorbeeld: de copernicaanse revolutie: zie boek

Lees meer...

Affecthuishouding = geheel van al of niet verzadigde affectieve valenties.

! Het gevoelsleven wordt nooit op zichzelf bekeken, maar wordt altijd gesitueerd binnen de figuratie waar iemand deel van uitmaakt. Dus: wijzigingen in de sociale figuraties (dus in de bindingen die iemand heeft aangeknoopt) → verandering van de affecthuishouding. Vb. dood in boek

Studie Het Civilisatieproces: Wijzigingen van de figuraties (verlenging interpendentieketens) → verandering affecthuishouding (versterking van gevoelens van gêne en schaamte, ↑ impulsbeheersing)

Nota’s: overdracht van affecten op symbolen. Vb. vlag in brand steken → groep waartoe iemand behoort wordt symbolisch vernietigd = bindingen aan niet-menselijke, symbolische elementen.

Lees meer...

Distantie en betrokkenheid

Het is noodzakelijk om emoties en affecten bij de analyse te betrekken. Emoties: datgene dat ons drijft vb. schrikken bij een klap. Gevoelens: emoties + verbeeldingswereld

Affectieve bindingen
Freud ↔ Elias: ‘Je kunt ervan uitgaan dat emoties in elkaar omzetbaar zijn’ Vb: Liefde → haat, emoties kunnen dus omzwaaien.

Houdt zich bezig met de vraag: Wat maak het dat mensen op elkaar aangewezen zijn en dus van elkaar afhankelijk zijn? Dit verschilt van samenleving tot samenleving, en van historische periode tot historische periode. Maar: er zijn enkele ‘universele afhankelijkheden’:
Mensen zijn in eerste plaats op elkaar aangewezen voor de bevrediging van een heel scala aan gevoelsbevredigingen. MENS = een wezen met vele op andere mensen gerichte VALENTIES.
Valentie =
‘verbindingskracht’ of ‘verbindingswaarde’, de sociale aanknopingspunten waarover iemand beschikt. Men kan een mens dus voorstellen als een entiteit met tal van affectieve (en andere) valenties, waarvan er sommige verzadigd (voor zover er sociale bindingen op dat vlak werden aangeknoopt) zijn en andere niet (voor zover er geen sociale bindingen werden aangeknoopt).

Freud ↔ Elias: Seksuele valenties slechts een beperkt domein van de totale affectieve valenties.

Lees meer...

Modellen van vervlechting

Spelmodellen: tonen de dynamiek aan van vervlechtingen van onderling afhankelijke mensen.

Spel van twee personen (ongelijk)
Een spel met twee ongelijke spelers. A heeft een grotere speelsterkte dan B. A controleert in grote mate B. A heeft tegelijkertijd een hoge mate van controle over het spel als zodanig. Hij kan het spelverloop en de uitkomst voorspellen. Typerend is dus de hoge mate van controle over het spel door de machtige speler.

Spel van twee personen (gelijk)
Ongeveer gelijke speelsterkte. Er wordt een spel gespeeld, maar het is een spel dat niet langer wordt bepaald door de bedoelingen en plannen v/d spelers. Het is een toevallige spelfiguratie en onmogelijk om te bepalen wie wint. Uit de vervlechting van twee afzonderlijke mensen resulteert een spelproces dat geen van beide spelers beoogd heeft.

Spel van meerdere personen op meer niveaus
Een spel met vele personen en het aantal neemt voortdurend toe. De individuele speler dreigt zijn oriëntatie te verliezen want de figuratie wordt steeds ondoorzichtiger en moeilijker te beheersen. Drie mogelijke ontwikkelingen:

  • De figuratie desintegreert.
  • Er ontstaat een nieuwe figuratie van interdependente kleinere groepen, waarvan ieder afzonderlijk een min of meer autonoom spel speelt, hoewel ze toch met elkaar verbonden blijven als rivalen.
  • De figuratie valt niet uiteen maar wordt complexer en kan zich handhaven op een hoger integratieniveau.

In dit laatste geval blijven alle spelers wederzijds afhankelijk, maar spelen niet meer rechtstreeks met elkaar. Het spel wordt vertegenwoordigd door vertegenwoordigers of afgevaardigden. De figuratie is minder overzichtelijk, zodat de spelers zich opnieuw kunnen oriënteren.
Verschillen tussen een spelfiguratie waar de spelers zich op hetzelfde niveau bevinden, en een spelfiguratie van twee of meer niveau. In het eerste geval is de machtbalans symmetrisch: de aard v/d spelers aan beide kanten v/d balans is gelijk. Een spelfiguratie op twee niveaus geeft een combinatie van symmetrische en asymmetrische machtsbalansen. (zie figuren in boek).
Er zijn vier verschillende soorten van machtsbalansen (zie boek).

Zodra een figuratie uit meer dan één niveau bestaat, wordt zij overzichtelijker en beheersbaar. De machtsbalansen zitten immers in elkaar verweven. Daarbij kunnen tal van constellaties ontstaan. Naarmate de verdeling v/d machtsgewichten minder ongelijk en diffuser wordt, wordt het ook duidelijker hoe weinig het spelverloop vanuit de positie van individuele spelers of groepen spelers gecontroleerd kan worden.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen