Menu

Item gefilterd op datum: januari 2014

Hoe vaak denken we over onszelf na?

  • Inhoud: dagboekstudie met willekeurig ingestelde episodes
  • Proces: bij het horen van een signaal moest men enkele vragen beantwoorden over activiteiten, gemoed, gedachten,…

Daarna werd er een inhoudsanalyse gedaan. Daaruit bleek dat mensen minder aan introspectie doen dan wel zelf denken. We denken meer na over het werk, het dagelijkse leven.

Soms komen we ook iets tegen in onze omgeving dat ons zelfbewustzijn prikkelt. (bv. Weten dat mensen naar ons kijken, onszelf op een video zien,…)  je wordt het middelpunt van je aandacht.

  • Self-awareness theory (zelfbewustzijntheorie)

= idee dat wanneer mensen hun aandacht op zichzelf richten, ze hun gedrag evalueren en het vergelijken met hun innerlijke normen en waarden.

= vergelijkbaar met de test-fase in T.O.T.E.

Als er sprake is van discrepantie (tegenstrijdigheid) dan kan men die:

  1. Oplossen door gedrag te veranderen (cognitieve dissonantie: je kan ook interne aanpassen)
  2. Niet op te lossen, het zelfbewustzijn omzeilen (afleiding, drugs, religie,…)

Lees meer...

Introspectie als bron van zelfkennis (naar binnen kijken in de psyche)

Introspectie = kijken naar (en interpreteren van) de eigen “psychologische toestanden” zoals gedachten, gevoelens en motieven.

  • Lange tijd een toonaangevende methode geweest in de psychologie:

- Wundt

- Therapie die nu nog steeds wordt gebruikt in hulpgroepen

  • De wetenschap doet er al lang geen beroep meer op, men neemt aan dat de leek dit nog wel doet
Lees meer...

Conclusies over verklaringen van effect van angst op affiliatie

  • Verworpen:
    • Indirecte angstreductie
    • Ontvluchtingshypothese
    • Cognitieve klaarheid

- Gesteund: sociale vergelijking

- Betekent niet dat affiliatie alleen om zelfevaluatie gebeurt:

  • Mensen weten niet altijd wat effect van situatie op hun gedrag is
  • Angstreductie is soms ook belangrijk:

1) Veldonderzoek ziekenhuis

2) Steun directe angstreductie bij eerstgeborenen: bij een eerstgeborene kind, mama of papa komt troosten. Bij een latergeborene: grote broer of zus komt het erger maken. Een latergeborene is dus ambiguer geconditioneerd over de waarde van sociaal gezelschap. Dus de angstreductie hypothese werkt bij eerstgeborene maar niet bij latergeborene.

Lees meer...

Toetsing sociale vergelijking Schachter

Als we proberen gewaarwordingen te verklaren, moeten ook andere gewaarwordingen dan angst tot affiliatie leiden bv. Honger

Dekmantel: “onderzoek visuele waarneming”

O.V.: duur voedseldeprivatie ( 0 uur vs 6 uur vs 20uur)

A.V.: voorkeur wachtperiode (alleen vs samen)

Resultaten: geen honger: meer personen alleen dan samen

Medium honger: meer personen alleen dan samen

Grote honger: meer personen samen dan alleen

Lees meer...

Wrightsman: resultaten angstevaluatie

- Homogenisatie in samencondities

- Vooral bij matige initiële variatiebreedte. Reden hiervoor: mensen met veel angst zijn gerustgesteld, mensen met weinig angst worden toch zenuwachtig. De angsten groeien naar elkaar toe.

  • Vooral angstevaluatie hypothese
Lees meer...

Welk effect heeft gezelschap in geval van angst? Wat is de rol van praten hierbij?

Manipulatie: wachten alleen of samen + sprekend of zwijgend

- Twee concurrerende hypothesen/predicties:

  • Angstreductie: na samen wachten, angst is verkleind
  • Angstevaluatie: na samen wachten meer gelijke angst tussen de wachtenden, en niet zozeer reductie (vooral bij middelmatige spreiding)

- Dekmantel en angstopwekking:

  • Effect bloedsuikerspiegel op mentale activiteit
  • Bloedsuikerspiegel verandert met injecties
  • Ppn moeten even wachten op hun beurt

- Meting: zelfbeschrijving angst (0-100) voor en na de wachtperiode omdat men wil weten wat er gebeurt tijdens de wachtperiode.

Lees meer...

Verkiezen bange mensen gezelschap van lotgenoten?

Indirecte angstreductie: voorkeur niet-lotgenoten

Directe angstreductie: geen voorkeur

Sociale vergelijking: voorkeur lotgenoten

Andere hypothesen: geen duidelijke predictie

Methode:

altijd sterke angst uitgelokt

ppn kozen alleen vs. met gezelschap wachten

Manipulatie:mogelijk gezelschap

Resultaat: 6/10 zit liever samen bij een lotgenoot

Conclusie: tegen angstreductiehypotheses, voor sociale vergelijkingshypotheses. Mensen hebben de voorkeur met lotgenoten te wachten.

Lees meer...

Het gevolg van streven naar de vergelijking met vergelijkbare anderen en naar ‘goede’ opinies/vaardigheden

Als het gaat over opinies streef je naar uniformiteit, je wil dat andere dezelfde opinie delen.

Als het gaat over vaardigheden streef je naar lichte superioriteit, je wil beter zijn dan anderen

Bij motivationele doelen: informatie over wat echt goed is: superieure vgl. standaard. Iets hoger bereiken dan wat je nu hebt is je streefdoel.(=opwaartse sociale vergelijking)

Ex-cursus: Schachter: vraag en methode

  • Onderzoeksvraag: zoeken angstige mensen vaker gezelschap dan niet-angstige mensen?
  • Voorbereiding: proefpersoon groepjes worden naar een labo gestuurd
  • Dekmantel: Het effect van shocks op prestaties. Voor het experiment kan beginnen moeten de proefpersonen 10 minuten wachten
  • Manipulatie: Angst via verwachte pijn (in de dekmantel)

Bijzonder pijnlijk (hoge angst) vs. niet pijnlijk (lage angst)

  • Manipulatiecheck: zelfrapportering angst (zeggen de mensen veel angst te hebben of niet?) + toestemming deelname aan het onderzoek (weigeren om deel te nemen angst)
  • A.V. meting: Keuze hoe ze de wachtperiode doorbrengen (alleen, samen of geen voorkeur)  Dit is het eigenlijke experiment, de 10 min dat ze moeten wachten
  • Resultaten : De manipulatie is geslaagd

- Angstscore: Hoge angst > lage angst (meer mensen met hoge angst dan mensen met lage angst)

- Weigeringen: Hoge angst (6/32) > Lage angst (0/30)

- Keuzegegevens (samen, alleen of geen voorkeur tijdens de wachttijd)

  • Toepassing op emoties:

- Opwinding leidt tot lichamelijke gewaarwordingen (zweten, bloeddruk stijgt)

- Lichamelijke gewaarwordingen zijn ambigu evaluatie nodig

- Evaluatie aan de hand van ‘objectieve’ informatie is mogelijk dan geen vergelijking met anderen, beleving van de emotie is ongeveer gelijk aan de evaluatie

- Evaluatie aan de hand van ‘objectieve’ informatie is onmogelijk dan moet men aan sociale vergelijking doen, beleving van emotie is ongeveer gelijk aan die sociale vergelijking

- Streven naar sociale vergelijking door:

  • Keuze alleen versus samenzijn
  • Voorkeur gezelschap
  • Onderlinge beïnvloeding (macht over affectieve zelfevaluatie van anderen!)
  • Angst en affiliatie(aanneming dat je lid bent van het experiment): mogelijke verklaringen

- Indirecte angstreductie: mensen hopen op angstreductie door afleiding

- Directe angstreductie: samenzijn werkt angstreducerend

- Ontvluchting: mensen hopen steun te vinden om te ontsnappen

- Cognitieve klaarheid (onzekerheidsreductie): mensen hopen informatie te krijgen over wat wacht

- Sociale vergelijking (=angstevaluatie): samenzijn instrumenteel om eigen beleving van de situatie te evalueren

  • Toetsing verklaring van effect van angst op affiliatie:
Lees meer...

Onszelf kennen door vergelijking met anderen

Kijken naar jezelf door de ogen van anderen: een manier om onze eigen attitudes en vaardigheden af te meten aan die van anderen.

Sociale vergelijkingstheorie (Festinger)

= idee dat we over onze eigen vaardigheden en attitudes leren door onszelf te vergelijken met andere mensen

Als je niet weet hoe goed je iets kan, je opinies zijn  je kan je niet verruimen  je hebt geen optimaal gedrag

Hoe bewuster mensen nadenken over een bepaald probleem  hoe meer ze zelf gaan nadenken, op een meer automatische manier, of ze wel juist nadenken?

De theorie beantwoordt twee vragen:

1) Wanneer doe je aan sociale vergelijking?

2) Met wie vergelijk je?

Antwoorden:

1) Mensen doen aan sociale vergelijking als er geen objectieve norm is waaraan ze zichzelf kunnen afmeten en wanneer ze op een bepaald gebied enige onzekerheid over zichzelf ervaren.

2) Eerste impuls: vergelijken met willekeurig wie er in de buurt is, deze vergelijking geschiedt snel en automatisch.

  • Na deze snelle beoordeling van onze prestatie tov anderen beslissen we hoe gepast die vergelijking is + beseffen we dat niet alle vergelijkingen informatief zijn

Die evaluatie kan op verschillende manieren gebeuren:

- Liefst door vergelijking met een objectieve standaard

- Als dat niet mogelijk is door vergelijking met anderen

Bij de sociale vergelijkingstheorie ga je de waarde van je opinie of de waarde van je vaardigheid meten. De waarde van je opinie kan subjectief gemeten worden aan de hand van een vergelijking met een objectieve standaard en met de opinies van anderen die beter zijn dan jezelf (= opwaartse sociale vergelijking). Je kan je vaardigheid of opinie ook gaan vergelijken met anderen die slechter scoren(=neerwaartse sociale vergelijking) maar het beste is nog altijd te vergelijken met andere die met jezelf overeenkomen, dat is het meest informatief.

Dit vereist voorafgaande globale classificatie: je moet een poging doen om het verschil met anderen te reduceren. De manier waarop je dit doet is afhankelijk van je eigen positie. Je kan dit ofwel extreem ofwel modaal doen:

Extreem: eigen positie veranderen, de groep herdefiniëren, een nieuwe groep zoeken

Modaal: de positie van anderen veranderen, soms wordt er nieuwe sociale realiteit opgezocht/gecreëerd

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen