Menu

Item gefilterd op datum: mei 2014

Hersenonderzoek naar vrije wil.

Voorbeeld: Man belt luidruchtig in de trein, alvorens hem aan te spreken bedenk je je eerst dat je hem aan wilt spreken. Na een tijdje spreek je hem pas aan.

Uit dit voorbeeld blijkt dat er een verschil is tussen het voornemen om een handeling te verrichten en de beslissing om met de handeling te beginnen.

Volgens de identiteitstheorie is de bewuste gedachte ‘en nu ga ik hem aanspreken’ gelijk aan een hersentoestand. Als dit klopt dan valt het moment waarop de bewuste gedachte ontstaat samen met een hersenactiviteit die ervoor zorgt dat je lichaam in beweging komt. Hersenonderzoekers zijn hersenactiviteiten gaan meten. Het is ze gelukt om vast te stellen dat een lichaamsbeweging wordt voorbereid in de hersenen. Op het moment dat de activiteit te meten is, is in de hersens al vastgesteld dat het tijd is om met de lichaamsbeweging te gaan beginnen. Op grond van de identiteitstheorie

kunnen we denken dat deze voorbereidende activiteit een gevolg is van de hersentoestand die samenvalt met de bewuste gedachte.

1. Bedenken dat je met beweging wilt beginnen

2. Voorbereiding op beweging

3. Beweging

Uit experimenten van Benjamin Libet bleek echter het omgekeerde, hij kwam tot de conclusie dat voordat je je berhaupt bewust bedenkt dat je een beweging wilt beginnen de hersens al werken aan voorbereiding op de beweging die je nog moet bedenken.

1. Voorbereiding op beweging

2. Bedenken dat je met de beweging wilt beginnen

3. Beweging

Lees meer...

Monisme: de eenheid van lichaam en geest

Uit de causale geslotenheid van het natuurkundig domein zouden we ook kunnen halen dat de activiteit van de geest, inclusief zijn vrije wil in het natuurkundig domein moet liggen. We moeten dan substantiemonisme of kortweg monisme accepteren.

Monisme: er is maar één substantie, de geest valt op de een of andere manier samen met het lichaam.

J.J.C Smart: de gedachte is identiek aan de desbetreffende activiteit i de hersenen: het is één endezelfde gebeurtenis.

Al onze gedachten en ervaringen zijn hersentoestanden.

Identiteitstheorie: alle gedachten en ervaringen zijn identiek aan hersentoestanden.

Deze theorie zegt dat bewuste gedachten hersentoestanden zijn, hersentoestanden kunnen ons lichaam in beweging brengen. Maar hoe kan een bewuste gedachte hetzelfde zijn als een hersentoestand?

Het is kenmerkend voor een gedachte dat hij ergens over gaat, maar kunnen we ook zeggen dat hersentoestanden ergens over gaan? En ook kunnen mensen over hetzelfde denken zonder dezelfde hersentoestand te hebben, hoe valt dit dan te rijmen?

Lees meer...

Epifenomenalisme: het bewustzijn heeft geen invloed

Als het natuurkundig domein causaal gesloten is, dan kunnen lichaamsbewegingen niet veroorzaakt worden door iets buiten dat domein (een geest). Sommige filosofen maken hieruit op dat er sprake is van eenrichtingsverkeer, het lichaam heeft invloed op de geest, maar de geest heeft geen invloed op het lichaam. De geest heeft dan dus zelf een oorzaak, maar kan niks veroorzaken. Dit heet een epifenomeen. Epifenomenalisme: bewuste ervaringen en gedachten worden wel door het lichaam veroorzaakt, maar hebben zelf geen invloed op het lichaam.

Lees meer...

Is de vrije wil een bovennatuurlijke kracht?

Volgens Isaac Newton is de beweging van materie te verklaren door te achterhalen welke krachten er worden uitgeoefend. Volgens de krachtenleer van Newton hoeft er geen fysieke aanraking te zijn voor krachten om te kunnen werken. Filosofen zagen in deze leer een oplossing voor het interactieprobleem, ze kwamen met het idee van bovennatuurlijke krachten. Men beweerde dat er niet alleen natuurkrachten zijn die op materiële objecten werken, maar ook bovennatuurlijke krachten waarmee de geest invloed kan uitoefenen op het lichaam.

Op grond van deze theorie is de vrije wil te zien als een vermogen van onze geest om een bovennatuurlijke kracht uit te voeren op ons lichaam. Ook is het idee van paranormale verschijnselen aantrekkelijk voor sommige mensen, het idee dat er bovennatuurlijke krachten zijn is wijdverbreid, het geeft ons een oplossing voor het interactieprobleem.

Maar is dit een reden om in bovennatuurlijke krachten te gaan geloven.

Als het idee van bovennatuurlijke krachten klopt, dan zitten er in onze natuurwetten, waar geen rekening gehouden wordt met bovennatuurlijke krachten, gaten, ze zijn onvolledig. De reden waarom er niet meer in bovennatuurlijke krachten wordt geloofd in de wetenschap is omdat er vele ontdekkingen zijn gedaan die daarmee in strijd zijn.

Zo werd de wet van behoud van energie ontdekt. De hoeveelheid energie die ergens verbruikt wordt, komt altijd ergens weer vrij. Maar als de geest bewegingen in de natuur veroorzaakt, dan moet de energie in de natuur toenemen.

Er zijn in alle onderzoeken die er gedaan zijn in de geschiedenis, ook de laatste jaren met de nieuwe technieken geen processen gevonden die niet verklaarbaar zijn op basis van natuurkrachten. Het is niet nodig om bovennatuurlijke energie ter veronderstellen. En bovendien zijn natuurkundigen er in geslaagd om alle natuurlijke krachten te herleiden tot 4 fundamentele krachten. Deze fundamentele krachten laten geen ruimte open voor bovennatuurlijke krachten.

Causale geslotenheid van het natuurkundig domein: Iedere gebeurtenis binnen het natuurkundig domein die een oorzaak heeft wordt volledig veroorzaakt door gebeurtenissen binnen het natuurkundig domein.

Het gevolg van deze causale geslotenheid is dat we het substantiedualisme nooit kunnen oplossen, beide substanties vallen immers in een ander domein.

Lees meer...

Substantiedualisme: de scheiding tussen geest en lichaam.

Volgens Descartes was het verschil tussen mensen en dieren dat mensen niet alleen een lichaam hebben, maar ook een geest, die verbonden is met het lichaam maar ook zonder het lichaam zou kunnen bestaan. De geest is volgens hem een substantie, iets dat op zichzelf bestaat. Het lichaam is een andere substantie die uit het domein van de natuur, tot deze substantie behoort alles dat ruimte inneemt. We zeggen ook wel dat deze uit materie bestaan. De geest is echter een denkende substantie die niet onderworpen is aan mechanische principes van de natuur. Dit heet het substantiedualisme.

Door deze opvatting is het voor Descartes mogelijk om te beweren dat het lichaam een mechanisme is (materie) maar dat er anderzijds toch een vrije wil is (geest).

Dit roept echter wel een moeilijke vraag op, als de geest een aparte substantie is die niet zoals het lichaam deel uitmaakt van de natuur, hoe kan het de geest het lichaam dan eigenlijk in beweging brengen? Hoe communiceren

lichaam en geest? Met dit interactieprobleem worstelde Descartes, hij kwam hiervoor met de noodoplossing ‘pijnappelklier’.

Lees meer...

Mechanisering en de wetenschappelijke revolutie.

Tijdens de wetenschappelijke revolutie werden veel belangrijke ontdekkingen gedaan en veel oude ideeën verworpen.

Zo stelde Aristoteles dat een steen naar beneden valt omdat hij zijn natuurlijke positie nastreeft. De verandering in de natuur verklaarde hij als het streven naar een bepaald doel, hij had een teleologisch wereldbeeld.

Tijdens de wetenschappelijke revolutie werd dit verworpen, men ging meer werken met wiskundige formules waarmee men voorspellingen deed.

Ook kwam er een mechanistisch wereldbeeld, Kepler vergeleek de wereld met een klok en Descartes benoemde dieren als ingewikkelde mechanismen.

Lees meer...

Interpretatie: een middenweg tussen zelfkennis en zelf kiezen

Veel filosofen voelen iets voor het idee dat wat belangrijk voor je is, geen gegeven kan zijn dat helemaal los staat van de keuzes die je maakt. Maar de vraag is of we daaruit de conclusie moeten trekken dat wat je zelf wilt, volledig terug te voeren is op je eigen keuzes. In tegenstelling tot het existentialisme zouden we kunnen zeggen dat je je dan ook afvraagt wat voor keuze beter bij jou zou passen. En van sommige dingen heb je misschien ontdekt dat ze niets voor jou zijn.Zelfinterpretatie: het bepalen wat je zelf wilt door je enerzijds te baseren op kenmerken van jezelf die al vastliggen, maar daar anderzijds ook weer iets aan toe te voegen door de manier waarop je die kenmerken interpreteert. Niet elke interpretatie is een goede interpretatie van wat je zelf wilt.

Charles Taylor: Wat belangrijk voor ons is, kan dus wel dergelijk ook een gegeven zijn dat we zelf niet kiezen. Dat gegeven is in ieder geval ten dele bepalend voor weke dingen we zelf zouden kunnen willen en welke dingen niet.

Voor Mill en Frankfurt is het uiteindelijk een natuurlijk gegeven dat bepaalde dingen belangrijk zijn.

Volgens Taylor veronderstel je dan echter dat datgene wat belangrijk voor je is, los kan bestaan van de beschrijving die je ervan geeft en dat die beschrijving er volgens een correct beeld van kan geven. Maar die veronderstelling isvolgens hem onjuist.

Ten eerste omdat je nooit helemaal met een neutrale, objectieve blik naar jezelf kunt kijken. Je interpreteert jezelf altijd al op grond van allerlei aannames over jezelf die het beeld van jezelf verstoren. Bovendien ben je in je manier van denken gevorm door je taal en je cultuur zodat je al met begrippen werkt die misschien niet goed passen op jouw persoonlijke gevoel van wat belangrijk is, zodat geen enkele interpretatie ooit helemaal bevredigd zal zijn.

En ten tweede is de veronderstelling onjuist omdat je wil zelf ook weer wordt veranderd en gevorm door de manier waarop je jezelf interpreteert.

Volgens Taylor is het geen natuurlijk gegeven dat onafhankelijkheid bestaat van je gedachten over wat je wilt.

Volgens Taylor zijn taal en cultuur vooral belangrijk voor zelfinterpretatie vanwege allerlei begrippen die een sterke morele lading hebben. Onze taal bevat moreel geladen woorden, woorden die in onze cultuur een bepaalde invulling hebben gekregen en die we kunnen gebruiken om onze keuzemogelijkheden te interpreteren. Omdat begrippen niet neutraal zijn, is het volgens Taylor belangrijk om in te zien dat je je ‘diepste gevoel’ van wat belangrijk is ook weer niet tot die begrippen kunt herleiden. Je moet je namelijk ook van die begrippen afvragen of dat wel de begrippen zijn die je zelf wilt gebruiken. Op deze manier probeert Taylor het aspect van reflexiviteit een plaats te geven.

Moeten kritisch zijn over culture begrippen: we moeten kunnen reflecteren over onze eigen culturele achtergrond en ons afvragen welke culturele begrippen we willen gebruiken en welke niet.

Lees meer...

Frankfurt over de samenhang tussen verlangens

Maakt een onderscheid tussen verlangens van jezelf en verlangens die dat niet zijn.

Een verlangen dat over een ander verlangen gaat (verlangen om het verlangen naar drugs niet meer te hebben) noemt hij het tweede-orde verlangen.

Het verlangen om drugs gaat niet over een ander verlangen: puur gericht op iets buiten jezelf waar je naar verlangt; eerste-order verlangen. Volgens hem is het tweede- orde verlangen een noodzakelijke voorwaarde om iets zelf te willen.

Dat betekent dat als een verslaafde een verlangen naar drugs heeft, zonder dat hij ook een verlangen heeft om dat verlangen te hebben, dat hij de drugs dan niet zelf wil gebruiken. In het voorbeeld van onwillige verslaafde is het bovendien zo dart die verslaafde wel een tweede- orde verlangen heeft om het verlangen naar drugs niet te hebben.

Toch is een tweede- orde verlangen nog geen voldoende voorwaarde om iets zelf te willen. Het feit dat je iets verlangt dat je iets verlangt, betekent nog niet automatisch dat je het zelf wilt.

Je kan conflicterende 2e orde verlangens hebben. Als er een conflict bestaat moet je misschien een derde orde verlangen hebben om te weten welk tweed-orde verlangen nu uitdrukt wat je zelf wilt. Zodra je een orde hebt bereikt waar geen conflict bestaat, houdt de regressie op.

Hij probeert te begrijpen hoe verschillende verlangens met elkaar samenhangen wanneer je iets echt wilt. Een persoon die zelf iets wil, heeft niet zomaar allerlei losse verlangens maar verlangens die met elkaar een bepaalde structuur hebben. Structuur moet in ieder geval een hiërarchie zijn tussen het eerste en tweede-orde verlangen. Moet ook een samenhang door de tijd heen zijn.

Er is sprake van een bepaalde structuur van drijfveren wanneer een persoon iets zelf wilt.

Het gaat allemaal om de psychologische structuur: liefde. Je hebt er zelf niet veel controle over: als je eenmaal ergens van houdt, dan is dat gewoon een feit over jezelf waar je niets aan kunt doen. Liefde heeft geen rechtvaardigheid nodig. Als het een feit is dat je ergens van houdt, dan zorgt dat feit ervoor dat er dingen zijn die je zelf wilt. De verlangens die daarmee overeenkomen zijn van jezelf.

Einde bladzijde 86?

Het feit dat er een conflict kan zijn tussen verschillende dingen waar van je houdt, betekent niet dat de liefde niet bepalend is voor wat je zelf wilt. Het betekent wel dat er situaties zijn waarin het niet eenduidig is wat je zelf wilt, zodat je niet kunt bepalen welke keuze je wilt maken.

Lees meer...

kan je sterkste verlangen in strijd zijn met je eigen wil?

Op grond van de filosofie van Hume kunnen we onze wil slechts zien als een verscheidenheid van verlangens, waarbij sommige verlangens sterker zijn dan andere. Uit vrije wil handelen is dan niets meer dan het onbelemmerd bevredigen van het sterkste verlangen.

Als je een groter verlangen hebt om te roken dan om te stoppen, rook je in dit geval dus wel dergelijk uit vrije wil. Er is immers niemand die je ertoe dwingt. Frankfurt: is van mening dat je de verslaving ook kunt zien als een soort van dwang waardoor je belemmerd kunt worden om te doen wat je zelf wilt. Onwillige verslaafde: iemand die zelf de drugs niet wil gebruiken, ook al is zijn verslaving zo sterk dat hij het toch doet.

Als het mogelijk is om een onwillige verslaafde te zijn, dan kun je dus een eigen wil hebben dieverschilt van de optelsom van je verlangens in termen van hun motiverende kracht: verwerpt Hume.

Jean- Paul Satre, Charles Taylor: Zelfverwerkelijking is hen juist mogelijk omdat menselijk handelen op een andere manier begrepen moet worden.

John Stuart Mill en Harry Frankfurt: geloven in zelfverwerkelijking maar die toch ook zoveel mogelijk aan de uitgangspunten van Hume willen vasthouden. Proberen uit te leggen wanneer een verlangen wel ‘van jezelf’ is en wanneer niet.

Jonathan Haidt en John Gray: menselijk gedrag vooral begrijpen als een product van onbereflecteerde motivaties en die net als Hume sceptisch zijn over Zelfverwerkelijking.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen