Menu

Hugo Münsterberg (1863-1916) (p 155)

Münsterberg werkte in zijn vroege carrière als privé docent en schreef in die periode zijn Activity of the Will. Titchener wees het boek af maar William James was erg onder de indruk. Hij zei dat de vrije wil niet voorkomt in het bewustzijn. Hij claimde dat spiercontracties de basis vormde voor aandacht en bewustzijn.

Münsterberg kreeg de opdracht een psych. Lab in Harvard op te richten maar was lange tijd de Engelse taal niet machtig. Desondanks was zijn psych afdeling na drie jaar een succes. Ook Münsterberg was een productief schrijver. Er waren kritieken op zijn publicaties: 1) zijn eerste grote werk in Engels werd bekritiseerd door Mind, 2) hij schreef in bladen met grote oplages maar weinig academische waarde, 3) hij herhaalde zich vaak en gaf weinig kredit aan anderen en 4) hij publiceerde nauwelijks volledige onderzoeken+data.

Münsterberg zocht naar praktische toepassingen van psych. Hij gebruikte reciprocal antagonism dat een tegenovergesteld idee werd ‘versterkt’ om het negatieve idee te blokkeren. Hiervoor gebruikte hij ook op een conservatieve wijze hypnose. In Psychotherapy beschreef hij zijn successen met alcoholisme, drugsverslaving, hallucinaties, fobieën en sexuele kwalen.

Münsterberg geloofde niet in Frued’s onderbewustzijn, deze bestaat niet. Hij onderzocht wel naar 2de persoonlijkheden; zo bekeek hij het fenomeen ‘automatisch schrijven’ waarbij de persoon 4/5 woorden achterloopt op wat hij aan het schrijven is.

Forensische psychologie

On the Witness Stand is zijn werk over forensische psych. Zo zijn getuigenverklaringen niet gebaseerd op de objectieve waarheid. Zelfs in ideale omstandigheden (goede intenties, korte tijdspanne tussen gebeurtenis) zijn herinneringen onbetrouwbaar. Hij demonstreerde dit door een stressvolle gebeurtenis plaats te laten vinden en hierna omstanders te vragen wat er gebeurde. Vanuit de rechterlijke macht kwam veel kritiek en pas 70 jaar later werd er pas weer forensische psychologie uitgeoefend.

Verder bezigde hij zich met de detectie van criminaliteit. Zo bevond hij Harry Orchard –een moordenaar die zelf bekend had vanwege zijn religieuze omwending- onschuldig na zijn testen waarbij hij de reactietijd meette van de reacties op een lijst woorden. De reacties op gevaarlijke woorden (revolver, bloed) waren gelijk aan de anderen.

Onware bekentenissen beschreef hij eveneens: lange intensieve ondervragingen van mensen die makkelijk onder druk toegeven/depressieve zijn hier ontvankelijk voor.

In zijn onderzoek naar jury beslissingen maakte hij de controversiële conclusie dat vrouwen ongeschikt waren om rationale beslissingen te maken.

Industriële psychologie

Om de beste personen voor een bepaalde taak te krijgen moet als test de taak in miniatuurversie worden voldaan (een simulatie). Bij tram en trein bestuurders paste hij zo’n simulatie toe en bleek dat personeel met een goede track record het beter deden dan degenen die op het punt van ontslaan stonden. Ook voor een groep telefonist operators deed hij een grote reeks testen.

Bij werk efficiëntie bevond hij dat het monotone werk zo niet door werknemers werd ervaren: een vrouw die al 5 miljoen lampen ingepakt had zag hier nog steeds variatie in. Münsterberg concludeerde dat wat de maatschappij als monotoon en vervelend werk zit geen goed oordeel velt over de werkelijke ervaring: moraal en andere factoren zijn veel belangrijker.

Wat betreft reclame concludeerde hij dat dit effectief kon zijn maar verantwoord gebruikt moet worden.

Fame en neergang
Münsterberg kreeg veel erkenning voor zijn werk. Hij raakte uit de gratie door zijn zelfverklaarde rol als woordvoer van het Duitse rijk in de eerste WW. Nadat een Duitse onderzeeër de Lusitania liet zinken en 1200 levens eiste kreeg Münsterberg veel negatieve reacties. Het ging zelfs zo ver dat een man 10 miljoen dollar over had dat Harverd Münsterberg zou ontslaan. Münsterberg reageerde door aan te geven dat als hij daarvan 5 miljoen kreeg hij zelf zou vertrekken. De man ging niet akkoord.

Münsterberg’s opvolger, William McDougall, was net zo controversieel. Harvard faalde in zijn poging een minder controversiële opvolger te vinden.

Lees meer...

Edward Bradford Titchener (1867-1927) (p 140)

Titchener ging al snel van Oxford (waar geen psychologie werd gegeven) naar Cornell. Hij verbleef maar 2 jaar in Leipzig bij Wundt maar deze twee jaar waren erg belangrijk. Hij nam alles over van Wundt (zoals Titchener hem herinnerd, niet zoals hij was).

Hij schreef veel, 216 werken in totaal. De lezer werd vrij dom geacht, alles is uitgespeld. Titchener was niet flexibel, vooral niet als het ging om zijn basisprincipes.

Titchener was geïntereseerd in de algemene geest, niet in de individuele. De geest moet onderzocht worden door: 1) de som van mentale processen te indentificeren en aangeven hoe ze samenwerken, 2) wetten vinden voor deze connecties tussen elementen en 3) de correlatie uitwerken tussen de geest en de zenuwstelsel. Titchener was in zijn leven vooral bezig met (1). Zijn psychologie is structuralisme gaat heten, een term die William James in 1890 al bezigde in zijn Principles of Psychology.

Hij gebruikte voornamelijk introspectie; een techniek die alleen door gezonde mensen kan worden toegepast en zelfs dan moeten deze zeer getraind zijn. Hij beschouwde logische, met boerenverstand, gevonden observaties waardeloos omdat: 1) zijn meestal inaccuraat en 2) bevatten bijna altijd de stimulus error: beschrijving van de gebeurtenis zelf en niet van de mentale processen.

Titchener oordeelde of introspecties goed werden uitgevoerd of niet. Functies zoals leren, motivatie, geheugen, ontwikkeling en klinische psychologie ontbreken bij Titchener. In zijn werken komen ook geen voorbeelden van correcte introspecties voor…?

Een correcte introspectie bestaat uit sensaties, beelden en gevoelens. Dit komt overeen met de visie van de Britse associationisten. Complexe mentale handelingen zijn altijd combinaties hiervan, bijvoorbeeld aandacht is een combinatie van sensaties en ideeën die meer duidelijk en uniek worden. Titchener had weinig op met de toegepaste insteek van zijn collega’s.

Kritieken op introspectie: 1) introspecties zijn altijd retrospecties (groot tijdsverschil tussen ervaring en rapportage), 2) introspecties op het bewustzijn zijn saai, irrelevant en hebben weinig functionele waarde, 3) introspectie is op zichzelf een bewustzijn’s proces en moet daarom interfereren met het onderzoek naar bewustzijn.

Uiteindelijk zei zelfs de trouwe Boring dat Titchener’s introspectie niet nuttig was en daarom zal uitsterven.

Met degenen die Titchener’s methoden volgde was hij warm en loyaal, de afvalligen kregen zware kritiek te verduren. Hij bemoeide zich ook snel met iemand’s privé leven.

Titchener’s grootste bijdrage aan de psych is zijn emperische aanpak. Verder zijn bijdrage aan The American Journal of Psychology.

Lees meer...

Wilhelm Wundt (1832-1920) (p 115)

Wundt had een eenzame jeugd. Hij ging in dienst bij Hermann von Helmholtz als assistent. Uiteindelijk gaf hij meer les dan onderzoek. Hij ontwikkelde wel een nieuwe tak in de psych.: sociale psychologie (de relatie van de individu met de samenleving). Hij schreef ook zijn eerste boek waarin hij psychologie beschreef als wetenschap tussen de sociale wetenschappen en natuurwetenschappen.

Hij kreeg een positie in Leipzig en plaatste aanvankelijk alle materialen voor zijn demonstraties in het Konvikt gebouw. Later werd dit zijn laboratorium. 1879 is het jaar dat psychologie hier een onafhankelijke experimentele wetenschap werd. Hoewel het laboratorium regelmatig verhuisde deden Wundt’s belangrijkste leerlingen de experimenten in het Konvikt gebouw.

Wundt’s Grunzüge der Physiologischen Psychologie (principles of physiological psychology) was een succes, het beschreef niet het moderne physiologie (basis van gedrag en bewustzijn) maar psychologie: een wetenschap gebaseerd op experimentele methoden analoog aan de physiologie.

Wundt beschreef drie subdivisies in psychologie: 1) experimentele inductieve wetenschap, 2) literatuur en geschiedenis onderzoek van hogere mentale processen en natuurlijke observaties, en 3) integratie experimentele psychologie met andere wetenschappen.

Volgens Wundt dient de psychologie de directe ervaring te beschrijven en niet het bemiddelde (d.m.v. instrumenten). Hij beschreef hiervoor als methode Introspectie; zelf-rapportages inclusief objectieve metingen (tijd en woord associaties).

Voor Wundt is het hoofd een dynamische, creatieve kracht. Het kan nooit begrepen worden door alleen onderzoek naar de elementen hiervan. Wundt noemde zijn wetenschap voluntarism en had weinig te maken met het structuralism van Titchener en James. Wundt was geen reductionist, elementarist of structuralist.

Klassieke introspectie komt in de onderzoeken bij Wundt en zijn studenten nauwelijks voor. Om zijn experimenten te publiceren richtte hij het blad Philosphische Studien, het eerste blad volledig aan psychologische studies geweidt. 50% van de studies gingen over sensaties en perceptie, 17% meette reactie tijden, 10% ging over aandacht (en dan met name apperceptie: wanneer iets in ons blikveld ook onze focus krijgt), nog eens 10% ging over gevoel (veelal schalen van uitersten: gespannen-ontspannen) en nogmaals 10% ging over associatie (werd meestal door woord-woord experimenten benaderd).

Er zat een groot verschil in Wundt’s proefpersonen en die van tegenwoordig in de Psychologie. Bij Wundt waren proefpersonen getraind en werkten in de psychologie. Wundt zelf was in de beginjaren vaak de zelf proefpersoon.

Wundt begeleidde 186 Ph.D.’s waarvan 70 in de filosofie en de rest over psychologie. Lang niet al van deze Ph.D’s werden bekend, velen zijn waarschijnlijk de gymnasia in gegaan en werden niet verplicht onderzoek te doen. Velen van zijn buitenlandse studenten gingen terug naar hun geboorteland en zette eigen psychologische laboratoria en faculteiten op. Wundt richtte niet alleen psychologie op maar onderwees een groot deel van de eerste psychologen.

Wundt schreef veel; 2.2 pagina’s per dag, 53.735 pagina’s in totaal. Weinig hiervan wordt nog gelezen.

In de laatste 20 jaar van Wundt’s leven richtte hij zich weer op de sociale psychologie en bracht zijn 10 delige Volkerpsychologie uit. Dit werd grotendeels genegeerd omdat mogelijk door zijn omvang niet aantrekkelijk is en Wundt’s overlevingen bestaan uit algemene aannames over zijn werk (waar dit werk buiten valt), óf omdat Boring in zijn History of Experimental Psychology maar 1 pagina weidt aan dit werk.

Als man is hij over het algemeen positief beoordeeld maar soms ook als onvermoeibaar, humorloos en aggresief.

Lees meer...

Direct Stimulation of the Brain (p 104)

Gustav Fritsch en Edward Hitzig ontdekten dat wanneer verschillende plaatsen van de hersenen gestimuleerd werden met elektriciteit verschillende spieren samentrekken. Daarbij bleek dat stimulatie aan één kant van de hersenen altijd aan de tegenovergestelde kant een reactie veroorzaakten.

David Ferrier bracht het belangrijkste werk voort; The Functions of the Brain. Ferrier plaatste elektroden in een grote groep dieren. Ferrier lokaliseerde 15 breinfuncties.

Later werd ontdekt dat de grootte van het gebied te maken had met de functie i.p.v. de grootte van het onderdeel, bijv; de handen zijn oververtegenwoordigd in de hersenen.

John Huglings-Jackson beschreef Jacksonian Epilepsy bij zijn vrouw, een epilepsie die van het ene deel van het lichaam naar het andere verplaatst. Hij concludeerde uiteindelijk dat remmingen van functies een teken is van een gezond brein. Bij deze stelling is hij waarschijnlijk beïnvloedt door de politieke standpunten van Thomas Hobbes; wat we niet doen als samenleving is het teken van beschaving.

Dr. Roberts Barthalow was de eerste die naalden met elektroden plaatste in het menselijke brein, in dit geval bij Mary Rafferty. Na enkele experimenten bleek Rafferty na een paar dagen bleek en depressief. Ze had moeite met lopen en had last van ongevoeligheid en een kietelgevoel. Na vier dagen kreeg ze een beroerte gevolgd door verlamming en uiteindelijk dood. Barthalow biechtte zijn resultaten eerlijk op en dit leidde tot een ethisch schandaal.

Hersenstimulatie met elektriciteit heeft veel opgeleverd voor de wetenschap.

Lees meer...

Localization of Function in the Brain (p 96)

Jean Cesar Legallis lokaliseerde de eerste breinfunctie, die van ademhaling. Hij voerde experimenten uit door delen van de hersenen uit dieren te verwijderen, ze te laten herstellen en hun gedrag nogmaals analyseren.

Marie-jean Pierre Flourens beschreef dat de cerebrale lobben alle vrijwillige acties regelen. Zo bewoog een duif niet meer zomaar nadat zijn cerebrale lobben verwijderd waren. Hij kon nog wel vliegen maar gaf de indruk van een slaperig dier. De cerebrale lobben zijn verantwoordelijk voor waarneming en hogere functies als geheugen en mening.

Hij beschreef dat een specifiek gebied, de medulla oblongata (the vital knot), belangrijke zaken regelde als hartslag, ademhaling en andere basisfuncties. Hij zag ook dat verloren functies langzaam deels herstelden, hij schreef dit toe aan de overige hersenen die het verlies aan functie overnemen.

Phineas P. Gage, een treinspoor bouwer, kreeg door een ongeluk een metalen staaf door zijn hoofd. Zijn gedrag was na dit ongeluk drastisch veranderd. Hij was veel sneller afgeleid, weinig vooruitziendheid, lichtzinnig en onbetrouwbaar in hun handelen. Deze staaf was door zijn frontale lobben gegaan.

Joseph Gall lokaliseerde de praat functie van de brein net achter de ogen na onderzoek bij mensen die niet meer konden praten.

Broca’s patiënt ‘Tan’ (hij kon alleen het woord ‘tan’ uitspreken) bleek na autopsie dat de lokalisering van de praat functie correct was. Het verbazende is dat de alleen de linker frontale lob deze functie heeft en niet de rechter die qua grootte, plaats volledig symmetrisch zijn. Dit is nogsteeds een mysterie.

Lees meer...

Phrenology (p 89)

Franz Joseph Gall claimde dat persoonlijkheidskenmerken getraceerd kunnen worden door de vorm van het gezicht. Hij onderzocht schedels van daklozen, gevangen, gekken en doden en ontwikkelde op basis hier van een doctrine. Hieruit ontstond Phrenology.

Johann Caspar Spurzheim was een assistent van Gall. Na de dood van Gall bracht Spurzheim Phrenology van een ‘wetenschap’ tot een cult.

Drie Amerikanen brachten later allerlei Phrenologie apparaten en handleidingen uit en wisten hier een aardige duit mee te vangen. Soms werd phrenologie als een vereiste bij een sollicitatie gebruikt.

Fouten Phrenologie: 1) Lokalisatie van eigenschappen op de schedel zijn willekeurig, 2) Phrenologie argumenten zijn circulair, 3) het gebruiken van onnozele is voor serieuze studenten van hersenfunctie onacceptabel en 4) phrenologie kan nooit gefalsifieerd worden.

Magendie was een criticus van Phrenologie en liet Spurzheim de schedel van de Franse wiskundige Pierre Laplace onderzoeken. Wat Spurzheim niet wist is dat Magendie de schedel had vervangen met die van een imbiciel. Spurzheim bewonderde de schedel enorm wat Magendie uiteindelijk publiceerde.

Pierre Flourens bracht de belangrijkste kritiek voort; de contouren van de schedel komen niet overeen met die van de hersenen. De aanname waarop Phrenology is gebaseerd is fout.

Lees meer...

Sensory Physiology (p 84)

Charles Bell beschreef dat dezelfde stimuli op verschillende zenuwen verschillende sensaties opwekken en verschillende stimuli op dezelfde zenuw dezelfde sensatie opwekt.

Johannes Peter Müller gaf aan dat zenuwen zelf verschillende impressies doorgeven aan het brein of bewegen naar verschillende delen van het brein waardoor deze alsnog specifiek worden.

Benjamin Franklin deed experimenten met een elektrisch geleidende doos waarin een persoon plaats kan nemen en de doos onder stroom kan worden gezet. De persoon zelf overkomt niets.

Galvani beschreef dat zenuwactiviteit elektrisch van aard is.

Emil Du Bois-Reymond wist voor het eerst definitief aan te tonen dat zenuwactiviteit elektrisch van aard is. Hij verwijderde een stuk van zijn huid en met wat geleidend materiaal wist hij de elektrische puls 30x sterker en daarmee waarneembaar te maken.

Hermann von Helmholtz gebruikte Thomas Young’s theorie dat het oog drie zenuwbanen kent die de primaire kleuren kunnen onderscheiden.

Verder meette hij de snelheid van zenuw reacties. Hij bevestigde o.a. een kikker op een trommel om de snelheid te meten en liet mensen op een knop drukken na een stimulus. Hoewel dit laatste experiment erg variabele data opleverde bleken de tijden gemiddeld langer te zijn voor een stimulus aan de teen dan aan het dijbeen.

Lees meer...

Experimental Investigations of Spinal Cord Functions (p 82)

Omdat de ruggenmerg minder complex is dan het brein werd deze eerst onderzocht. Robert Whytt deed experimenten met kikkers waarbij hij zowel de hersenen als ruggenmerg verwijderde. Kikkers zonder brein en ruggenmerg bleken na onthoofding geen stimuli meer te verwerken, kikkers met alleen het brein verwijderd bleken dit nog wel te kunnen; ze bewogen hun poot na knijpen.

Alfred Volkman ontdekte dat bepaalde reflexen alleen na onthoofding voorkomen.

Francois Magendie beschreef in een drie pagina tellende paper zijn experimenten met puppies waarbij een dorsal root section ervoor zorgde dat een deel van het lichaam sensatieloos wordt en na een ventral root section beweging niet meer mogelijk is. Charles Bell probeerde de claim op deze ontdekking eigen te maken door een paper die hij hiervoor al geschreven had. Bell’s claim is maar ten dele correct maar desondanks wordt dit feit regelmatig als de Bell-Megandie wet genoemd.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen