Lagere klasse
- Gepubliceerd in Sociologie
- Reageer als eerste!
= realistische habitus. De leden van de lagere klassen evalueren alles op zijn functie.
vb.: voedsel moet voedzaam zijn, kleding warm, cultuur ontspannend, …
= realistische habitus. De leden van de lagere klassen evalueren alles op zijn functie.
vb.: voedsel moet voedzaam zijn, kleding warm, cultuur ontspannend, …
Dit is een zeer mobiele klassen. De meeste fracties zijn aan het dalen/stijgen. Bourdieu: de samenleving groeit naar een duale samenleving met slechts 2 klassen (proletariaat & bourgeoisie), naar de marxistische assumptie.
Centraal en gemeenschappelijk kenmerk: ‘steeds te weinig’, te weinig cultureel als economisch kapitaal, en daarvan zijn de leden zich sterk bewust. De nadruk ligt hier dan ook op spaarzaamheid, correcte levenswijze en discipline -> puriteinsascetische habitus.
3 fracties te onderscheiden door het sociale traject:
1. Intellectuelen: hoog cultureel, weinig economisch kapitaal.
-> aristocratisch ascetisme. Een gebrek aan economisch kapitaal dwingt hen ertoe om een ascetische levenshouding te bepleiten.
vb.: kunstenaar met lage verkoop
2. Economische elite: hoog economisch, weinig cultureel kapitaal.
-> ze hechten veel belang aan het formele. Zij drukken hun afstand van het puur functionele door verspilling of luxehabitus.
vb.: industriëlen, groothandelaars, … (de nieuwe rijken)
3. Tussenpositie: hoog cultureel, hoog economisch kapitaal.
-> naargelang het traject of de anciënniteit in de dominante klasse, wordt de positie bepaald.
vb.: ‘oud geld’, beroepen met zekere prestige & traditie (advocaat, notaris, dokter, …), vrije beroepen (sommige).
Klassen zijn groepen met gemeenschappelijke objectieve condities waarvan de leden zich tot op zekere hoogte bewust zijn.
Bourdieu onderscheidt 3 grote klassen: dominante, midden- en lagere klasse.
Mensen handelen strategisch, maar vanuit een zeer praktische rationaliteit. (≠Weber) het ‘praktisch’ slaat hier op de idee dat het strategisch handelen maar zelden volledig beredeneerd is. Dit gaat in tegen de rationele handelingstheorieën (= expliciet & bewust)
!! Mensen handelen volgens een regelmaat in bepaald gedrag, maar geen blinde gehoorzaamheid. Dit noemt Bourdieu ‘spelgevoel’. Er is geen sprake van determinisme. Er ontstaat een dubbele strategie: de regels volgen en tegelijkertijd op strategisch momenten deze regels doorbreken.
= Bourdieu gaat ervan uit dan mensen een soort spiegel van de wereld om hen heen in zichzelf dragen. Dit zou in het dagelijks taalgebruik = ‘persoonlijkheid’ (aangeboren), maar de habitus is het product van de socialisatie van het individu. Hij stelde vast dat we voortdurend leren van onze omgeving.
->ontstaan geïnternaliseerde mentale structuur. Deze internalisering gebeurt in de 1e plaats binnen het gezin, maar ook op school, netwerk van vrienden en werk. Dit is ‘habitus’.
Belangrijk: de habitus is zowel een structurerende structuur als een gestructureerde structuur. Dit betekent dat de habitus niet alleen een passief product is van de wereld.
Tegelijk schept de habitus telkens opnieuw de objectieve wereld om ons heen.
->gestructureerde structuur: binnenin ons is er een structuur die aangeleerd is van buitenaf.
De habitus bestaat uit veel disposities. Dat zijn voorkeuren, preferenties of neigingen om iets eerder zus of zo te doen. Deze disposities zijn sociaal geconstrueerd, hoewel ze natuurlijk aanvoelen.->vb.:- voorlezen aan kleine kinderen -> typisch iets voor middenklasse (of hogere).
- algemeen taalgebruik: -> eerder iets voor de middenklasse (& hogere)
-> de lagere klassen duwen zichzelf terug naar die richting van klasse, door hun gebruiken.
2 aspecten aan het concept habitus:
- Actoren worden niet volledig gedetermineerd door hun habitus. Er is sprake van een voorwaardelijke vrijheid, de habitus geeft eerder de richting van het gedrag aan.
- De habitus genereert voortdurend strategieën die de belangen van de actor dienen.
-> verwijt van deterministisch & functionalistisch te redeneren.
De samenleving is in het individu, en op die wijze creëert het individu voortdurend de samenleving: de zogenaamde ontologische medeplichtigheid van individuele actoren met het sociale leven.
= macht
= opgehoopte arbeid die individuele actoren/groepen kunnen verwerven waardoor zij zich sociale energie kunnen toe-eigenen in de vorm van verdinglijkte of levende arbeid. Bourdieu onderscheidt vele vormen van kapitaal, naargelang het veld waarover hij het heeft. Er zijn 3 belangrijke vormen van kapitaal, die voorkomen in alle velden:
1. Economisch kapitaal: vormen van vermogen die kunnen uitgedrukt worden in economische waarde.
2. Cultureel kapitaal: alle sociaal verworven vermogens, vaardigheden & afgeleiden.
3 vormen:
- belichaamd: = resultaat van werken aan zichzelf. Meest zuivere vorm: alle nuttige vaardigheden, vermogens en neigingen die een persoon verworven heeft.
vb.: gezin, vriendengroep, …
- geobjectiveerd: = tastbaar en hangt nauw samen met belichaamd. Zonder het belichaamde heeft het geobjectiveerde geen waarde.
vb.: schilderijen, boeken, muziekinstrumenten, …
- geïnstitutionaliseerd: = titels & diploma’s. sommige vormen gaan een eigen leven leiden: adellijke titels, … diploma’s bevatten een duurzaamheid door de tijd. Het is voor je leven.
3. Sociaal kapitaal: deze komt +/- overeen met het netwerk van een persoon. def.: het geheel van bestaande of potentiële hulpbronnen voortvloeiend uit 1) een +/- meer geïnstitutionaliseerd netwerk van relaties van wederzijdse bekendheid of erkentelijkheid, of 2) het lidmaatschap van een groep. Het volume aan sociaal kapitaal is rechtstreeks afhankelijk is en een functie is van het kapitaal van de leden van het netwerk.
3 kenmerken:
- homogeen: ‘soort zoekt soort’ : een netwerk ontstaat vooral i.f.v. de verwachte winst van elk van de leden.
vb.: Service clubs: samenkomen, verbonden netwerk. Als lid kan je ook naar andere clubs gaan, evt. in andere landen. Op basis van het lidmaatschap creëer je sociaal kapitaal.
- vermenigvuldigingseffect: een Matteüseffect. Wie veel info heeft, heeft veel sociaal kapitaal. Deze mensen trekken ook sneller nieuw sociaal kapitaal aan.
- onderhoud: groot erosie-effect -> sociaal kapitaal vergt onderhoud. De extremer vorm van dit onderhouden = ‘netwerking’.
= een gestructureerde ruimte van posities. Dit betekent dat…
4 kenmerken:
De wijze waarop de samenleving en haar leden steeds opnieuw en in zowat alle sferen van het leven ongelijkheden produceren, is een centraal element dat steeds terugkomt.
Dit is duidelijk een veel bredere benadering van ‘stratificatie’. Bourdieu toont aan dat de bronnen van ongelijkheid erg verscheiden zijn, ze bestaan overal. De klassenposities zijn in grote mate economisch gedetermineerd.
Centraal kenmerk van arbeid = ze kan niet gekocht/verkocht worden los van de persoon die ze levert. De gezagsrelatie over een persoon is dus steeds impliciet aanwezig.
Vanuit het standpunt van de werkgever: deze kan de maximale inspanningen van de WN niet afdwingen, maar kan wel strategieën zoeken om de omstandigheden te creëren die op 1 of andere manier het beoogde effect doen ontstaan. Deze prikkels zijn afhankelijk van de aard van de job die de werkgever aanbiedt. Zie ook p. 144 voor uitleg schema van beroepen.
Goldthorpe gaat ervan uit dat de marktsituatie, en meer de bepaald de positie op de arbeidsmarkt, het doorslaggevende criterium is voor de klassenpositie van personen.
Verschil met Marx waar de relatie tot en het bezit van productiemiddelen doorslaggevend is. Hier is geen onderscheid tussen arbeiders & bedienden, wat nochtans nodig is.
Goldthorpe gebruikt de werksituatie om een indeling in klassen te maken, door o.a. rekening te houden met inkomen, werkzekerheid, mobiliteit, opleiding, aantal jobs, …
-> 36 categorieën tot 7 klassen, met verder verfijning. Dit wordt nog steeds gebruikt.
2 kritieken van Weber op Marx:
- er bestaan veel meer vormen van ongelijkheid (economisch politiek, cultureel relationeel
- meerdere criteria dan enkel werknemer/werkgever. (verwervingsklassen)
Zelizer: hoe veranderde waarden een impact hebben op opvattingen over winst, risico’s & ondernemen?
Start studie: vaststelling dat de levensverzekeringen in VS maar traag op gang gekomen zijn in de helft van de 19e eeuw. Dit komt door het gebrek aan vertrouwen en kennis in het product. Onderzoeksvragen: Welke belemmeringen verhinderden een succesvolle doorbraak voor 1840?? Wat is de verklaring voor de snelle verspreiding & economische Succes erna?
De economische groei een belangrijke factor. De verstedelijking is ook een belangrijke factor, aangezien hierdoor de sterke primaire relaties en solidariteitsnetwerken zwakker werden. Een mogelijke voorwaarde voor de doorbraak van de levensverzekering was de steun van de overheid die hiervoor nodig is. -> geen duidelijke factoren voor de doorbraak van levensverzekering.
Culturele en ideologische factoren: het afkeuren was initieel gebaseerd op het oordeel dat de verzekering een soort van gokken was op het leven, maar deze blik veranderden later. Cruciale factor in dit veranderingsproces is de strijd tussen fundamentalistische en liberale protestanten in de loop van 19e eeuw. Voor de eersten was dit een ontheiligend middel dat de plaats innam van God en Kerk. De 2e groep waren ervan overtuigd dat de levensverzekering een theologisch verdedigbaar instrument om mensen te helpen zorg te dragen om voor hun nabestaanden.
Belangrijker -> evolutie in het economische ethos: ‘de ideologie van risico en speculatie’. De levensverzekering werd beschouwd als een speculatief instrument: men gokte op het leven.