Drugskartels versus de politie in Rio de Janeiro
- Gepubliceerd in Sociologie
- Reageer als eerste!
Drie zeer grote drugskartels in de stad Rio de Janeiro, te weten:
- Comando Vermelho,
- Amigos dos Amigos en
- Terceiro Comando Puro,
Drie zeer grote drugskartels in de stad Rio de Janeiro, te weten:
In 2007 vielen in de stad Rio de Janeiro werkelijk een krankzinnig hoog aantal gewelddadige doden. Allen ten gevolge van al het geweld van de burgeroorlog tussen de drugsmaffia en de drugskartels die de stad rijk zijn. Dit aantal gewelddadige doden is velen malen hoger dan in een andere stad of streek waar een burgeroorlog zou woeden. Is de overheid bezig de strijd te verliezen tegen de drugsbendes in de stad?
Onderscheiden van 3 dimensies:
1. De intenties om in te grijpen
Dit heef de structuur dat regels in feite mogelijkheid scheppen om ze te overtreden. Hoe minder economische activiteiten door formele regels gedicteerd zijn, hoe kleiner de mogelijkheden om ze te overtreden. Hieronder moet ook de belastingsdruk gerekend worden.
2. De daadwerkelijke controle
Overheden die weinig afdwingingsmiddelen ter beschikking hebben, weinig effectief zijn, veel corruptie kennen en een grotere informele economie.
3. Het sociaal kapitaal in de betrokken samenleving
In een samenleving met strenge regels, daadwerkelijke bestraffing, uitgebreid geheel van sociale voorzieningen, hebben de mensen minder snel de neigen tothet overschakelen naar de informele economie.
Doorgaans gebruikt men hiervoor enquêtes -> geavanceerde vragen kunnen stellen = goed.
Op die manier kan men ontdekken waarom men de informele economie gebruikt, en voor welke doeleinden. Ook het profiel van de werknemers kan ontdekt worden
Nadelen:
- mensen gaan niet steeds eerlijk antwoorden
- of ze geven de gewenste antwoorden, ook al is het niet waar: sociaal wenselijke antwoorden
- duur onderzoek
- grootte van de non-respons (op alle vragen of enkel op de cruciale vragen).
Bestaande statistieken gebruiken als indicator voor informele economie:
- grootte van de werkloosheid
- aandeel van de zelfstandigen
Nadelen:
- meet niet alle delen van de werkelijke fenomenen
- de veranderingen in de indicatoren kunnen ook andere oorzaken hebben dan uitsluitend de informele economie.
-> baseren zich op bestaande gegevens, meestal op het niveau van natiestaten, om schattingen te maken van de grootte van de informele economie.
Deze schattingen geven een beeld hoe groot de informele economie is t.o.v. de formele economie. In termen van het aandeel in het nationale product.
Elektriciteitsconsumptie: vraag elektriciteit ~ economische groei vergelijken met officiële macro-economische cijfers. -> verschil = raming van de informele economie.
Monetaire methoden: verband tussen monetaire ontwikkelingen en de officiële, formele schattingen van de ontwikkeling van BBP (vraag naar geld).
-> verhouding giraal/chartaal geld.
Nadelen:
- ruis op de metingen: er is ook geld in het buitenland. explosie van vrije tijdsbestedingen.
- geen referentiejaar
- geen scheiding tussen ongeregistreerde van criminele economie (belastingsontduiking)
- geringe coherentie tussen de schattingen.
3 sectoren te onderscheiden in de informele economi
1. Zelfproductie: de niet-monetaire, ongeregistreerde economie binnen het huishouden.
vb.: moestuin, tuinonderhoud, huishouden, …
2. Ongerapporteerde economie: sector van monetaire transacties buiten het staatsregulerende kader.
vb.: zwartwerk: poetsvrouw, in de bouw (weekend)
3. Criminele economie: de sector waarbinnen illegale producten of diensten circuleren.
vb.: vrijwilligerswerk (ouderhulp, …)
= het geheel van economische fenomenen die niet tot de formele economie behoren.
Formele economische fenomenen bevatten dat deel van de economie dat officieel geregistreerd en gereguleerd is. Dit betekent dat de informele het geheel van economische activiteiten is die buiten het regulerende kader van de staat valt.
2 subtypes van informele economie:
1. Informele economische activiteiten die concurreren met de formele activiteiten.
2. Informele activiteiten die geen legale tegenhanger hebben.
Informele economische activiteiten = informele; ongedocumenteerde, ongerapporteerde, illegale, secundaire, marginale, huishoudelijke, verborgen, onbelaste, parallelle, schaduw-, ondergrondse economie. Deze economie is verschillend van land tot land.
2 fenomenen:
- aha-erlebnis: was gestoeld op de levendige en vaak creatieve overlevingseconomie van vele mensen in ontwikkelingslanden -> vaak niet geregistreerd, onbestaande voor officiële econ.
- de globalisering gaf aanleiding tot een opvallende vervlechting van kleinschalige en vaak familiaal gebonden productiesystemen met internationale en gemondialiseerde ondernemingen. -> vaak van grote ondernemingen waarvan omzet gekend is. Putting out system / Verlagsystem: een kleinschalige en informele vorm van productie is de noodzakelijk stap voor het industrialiseren. Deze zogenaamde ‘proto-industrialisering slaat op een productieorganisatie waar een stedelijke ondernemer ruwe grondstoffen thuis door landelijke stukwerkers laat bewerken. Deze vorm van onderaanneming aan kleine familiale productie-eenheden = Verlagsystem.
Aangezien de economische activiteiten refereren aan ALLE meerwaardecreatie, wordt er een groot deel ervan over het hoofd gezien.
Onderzoek naar de temporele tijdstructuur.
2 conclusies:
3 mogelijke mechanismen waardoor werklozen minder contacten hebben:
Manifeste functie van arbeid = inkomen
5 latente functies voor arbeid:
1. = bron voor sociale contacten
2. Structureert de tijd van individuen
3. Verbindt individuen met supra-individuele doeleinden
4. = bron van status en identiteit: het geeft individuen een rol en een positie in de samenleving.
5. Laat toe competenties en vaardigheden te ontwikkelen.
-> Dit is de basis voor het latente-deprivatiemodel (Jahoda).
De effecten van werkloosheid op het functioneren en op het welzijn van werklozen.
De arbeidsmarkt = het geheel van mechanismen en instituties aangaande de koop en verkoop van arbeidsvermogen, waardoor zowel de allocatie als de prijsvorming tot stand komt.
Allocatie: verwijst naar de toewijzing van arbeidskrachten over de beschikbare jobs.
Prijsvorming: wijst op de materiële en immateriële voorwaarden waaraan aanbieders hun arbeid verkopen.
Werkloosheid = verschil tussen aanbod en vraag
4 kenmerken:
- personen ouder vanaf 16jaar
- geen werk hebben
- beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt
- actief zoeken naar werk.
-> werkloosheid is onvrijwillig, heeft een impact op het leven, het welzijn en toekomstige levenskansen van de werklozen.