Menu

Inkomensverdeling

Wordt voorgesteld door de Lorenzcurve.

  • Zie figuur p 353!!!

Horizontale as: het cumulatief aandeel in de bevolking

Verticale as: het cumulatief aandeel in het inkomen

Het referentiepunt is de diagonaal.

Indien de inkomensverdeling perfect gelijk zou zijn, dan zou elk deciel juist 10% van het inkomen krijgen.

Elke groep bevat dus evenveel gezinnen, maar niet elke groep heeft een even groot aandeel van het inkomen.

Bij ongelijkheid hebben de eerste 10% van de bevolking minder dan 10% van het inkomen,…

Hierdoor ligt de Lorenzcurve onder de diagonaal.

Hoe verder de curve onder de diagonaal ligt, hoe groter de ongelijkheid in de verdeling.

De gini-coëfficiënt kleeft een waarde op de ongelijkheid zoals die blijkt uit de Lorenzcurve. Naarmate de ongelijkheid toeneemt stijgt de gini-coëfficiënt.

Bij perfecte gelijke verdeling is de gini-coëfficiënt = 0

Bij perfecte ongelijke verdeling is de gini-coëfficiënt = 1

Gini-coëfficiënt =

Lees meer...

Welvaart en inkomen

Een pareto-efficiënte verdeling leidt niet noodzakelijk tot een eerlijke verdeling.

Welvaart = rijkdom

Dit is moeilijk te meten omdat mensen hier heel discreet over zijn.

Welvaart wordt in grote mate bepaald door het inkomen en door de verdeling van het inkomen.

Lees meer...

Publieke goederen

Zuivere publieke goederen hebben altijd 2 kenmerken:

- Ze zijn niet uitsluitbaar: wanneer zij aangeboden worden is het niet mogelijk om economische agenten van de consumptie ervan uit te sluiten.

- De marginale kosten om een goed aan een extra individu aan te bieden = 0: wanner het goed aangeboden wordt aan n individuen kan het tegen dezelfde kostprijs ook aangeboden worden aan n+1 individuen.

Vb. straatverlichting

- Het is niet mogelijk om een consument uit te sluiten

- Als je van Gent naar Antwerpen rijdt in het donker en de straatverlichting staat aan, dan gaat ze niet meer kosten omdat er een extra auto rijdt.

Publieke goederen moeten door de overheid worden verstrekt omdat zonder overheidsinterventie de voorziening hiervan onvoldoende zou zijn.

  • Vrijbuiterssysteem

Vrijbuiter: iemand die niet betaalt voor een publiek goed, maar wel van de voordelen ervan profiteert.

Lees meer...

Externe effecten

Het pareto-efficiënte productieniveau van een bepaald goed wordt bereikt als de marginale bereidheid tot betalen van de consumenten gelijk is aan de marginale kosten van het goed.

In een situatie met VM kan dit bereikt worden zonder externe effecten.

Het gedrag van economische agenten heeft invloed op het nut of de productiemogelijkheden van andere economische agenten zonder dat daarvoor via de markt compensaties worden betaald.

  • Externe effecten zijn externe kosten of opbrengsten.
  • VM en vrije prijsvorming leiden tot een pareto-efficiënte situatie als de MK-curve alle productiekosten bevat.

Externe effecten zijn de productiekosten die niet in de MK-curve zitten.

  • Externe kosten leiden tot een stijging van de prijs en een daling van de productiehoeveelheid.

Hierdoor heft men een ecotaks

Vb. een bedrijf loost in een rivier en een brouwerij gebruikt het water van de rivier. De brouwerij moet dus eerst het water zuiveren. De productiemogelijkheden van de brouwerij dalen. De ene economische agent vergoedt de andere niet.

  • Externe kost

Vb. een tuinier met mooie bloemen. Het nut van de wandelaar stijgt.

  • Externe opbrengst

Zie figuur p 335!

Externe kosten zijn geen MK. Ze vallen niet ten laste van vb de verfproducent.

Externe effecten bevatten wel impliciete en expliciete kosten

Lees meer...

Eerste welvaartstheorema

VM en vrije prijsvorming leiden tot een pareto-efficiënte situatie.

Er zijn 2 beperkingen op dit welvaartstheorema:

- Aanwezigheid van externe effecten en de voorziening van publieke goederen

- Een pareto-efficiënte situatie leidt niet noodzakelijk tot een eerlijke verdeling

Lees meer...

Consumenten- en producentensurplus

Consumentensurplus

= het verschil tussen de prijs die de consumenten maximaal willen betalen en de prijs die ze effectief moeten betalen.

Bovengrens: vraagcurve

Ondergrens: effectief betalen

Links: y-as

Rechts: 6000

Consumentensurplus = maximaal betalen – effectief betalen

  • Zie blad in slides voor berekening (na p 2)!!!
Lees meer...

Criterium van Pareto

Criterium van Pareto = het criterium waarmee we het resultaat van het marktgebeuren beoordelen.

Onder de voorwaarden van VM leidt het vrije marktgebeuren tot een pareto-efficiënt resultaat waarbij er geen paretoverbeteringen meer mogelijk zijn.

De vraagcurve reflecteert de bereidheid tot betalen van de consumenten voor extra eenheden van het goed.

De aanbodcurve geeft de MK van de producenten weer.

Zolang deze niet aan elkaar gelijk zijn, zijn er welvaartsverbeteringen mogelijk die niemand benadelen.

Een maatschappelijke toestand is Pareto-efficiënt als het onmogelijk is een wijziging door te voeren, waarbij de welvaart van ten minste 1 individu toeneemt, zonder dat de welvaart van ten minste 1 ander individu afneemt.

Een marktvorm is Pareto-efficiënt als het onmogelijk is de welvaart van de consumenten (of de producenten) te doen toenemen zonder dat de welvaart van de producenten (of de consumenten) afneemt.

Grafiek:

Zie figuur p 297!!!

De Paretogrens geeft weer hoeveel welvaart een individu maximaal kan verwerven wanneer de welvaart van alle andere individuen is vastgelegd.

De Paretogrens is vergelijkbaar met de productiemogelijkhedencurve.

Alleen gaat het hier om welvaartniveaus van de individuen in de samenleving, en niet over geproduceerde hoeveelheden.

Lees meer...

Averechtse selectie

Op de markt bestaan er goede en slechte producten. Door asymmetrische informatie kan het zijn dat de goede producten van de markt verdwijnen.

De aanwezigheid van slechte goederen beïnvloedt op een negatieve manier de prijs die de kopers voor het goed willen betalen.

Dit kan ertoe leiden dat goederen van betere kwaliteit uit de markt verdrongen worden. Zo neemt de kans op een slecht lot nog toe en wordt de biedprijs verder naar beneden aangepast.

Dit mechanisme drijft op zijn beurt nog meer producten van een iets lagere kwaliteit uit de markt.

Het uiteindelijke resultaat kan zijn dat de markt helemaal verdwijnt.

Vbn.

Auto verkopen

Koper

verkoper

Goed

3000

2700

slecht

2400

2100

Situatie 1:

De koper heeft gebrek aan informatie. De verkoper niet.

Vb. verborgen gebrek (asymmetrische informatie)

De koper gaat ervan uit dat 1/3 van de tweedehandsauto’s goed is en 2/3 slecht.

1/3 . 3000 + 2/3 . 2400 = 2600

De koper wil maximaal 2600 euro betalen dus de goede auto geraakt niet verkocht.

  • Alle goede auto’s verdwijnen van de markt omdat ze niet verkocht raken
  • Er zijn alleen nog slechte auto’s te koop

Oplossing:

Als je een goede auto hebt moet je het gebrek aan informatie van de koper opvullen.

Dit kan door vb 2 jaar garantie te geven. Dan denkt de koper dat 2/3 van de tweedehandsauto’s goed zijn en 1/3 slecht.

2/3 . 3000 + 1/3 . 2400 = 2800

  • Goede auto wordt verkocht
  • Averechtse selectie verdwijnt
  • Gebrek aan informatie wordt opgevuld
  • Asymmetrische informatie wordt kleiner

Andere vbn zie samenvatting!

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen