Menu

De Grieken voor Socrates: op zoek naar de oerstof en het ordenend principe (pré-Socratici)

In de havensteden van Klein-Azië woonde een klasse van handelaars en politici die er alle belang bij hadden, de resultaten van de wetenschap praktisch, dit wil zeggen materieel te kunnen toepassen op de scheepvaart, de productie, de handel en de politiek

LAND

SCHOOL

EEUW

FILOSOOF

Turkije

Miletische school

7e-6e eeuw v. Chr.

Thales van Milete

6e eeuw v. Chr.

Anaximenes

Geen school

6e-5e v. Chr.

Heraclitus

Zuid-Italië

Eleastische school

6e-5e eeuw v. Chr.

Parmenides

5e eeuw v. Chr.

Zeno van Elea

Pythagoreïsche school

6e-5e eeuw v. Chr.

Pythagoras

Sofistiek

5e eeuw v. Chr.

Protagoras

Lees meer...

Wat kan je ermee doen?

Filosoferen is een gevaarlijke bezigheid omdat doordenken altijd betekent dat je het bestaande overschrijdt. Je vraagt je af waarom de dingen zijn zoals ze zijn in plaats van ze gewoon als zodanig (dus kritiekloos) te aanvaarden.

Filosoferen is tegelijkertijd een onvermijdelijke, noodzakelijke bezigheid voor de mensen, die van nature nieuwsgierig zijn en willen weten, hoe alles in elkaar zit.

Filosoferen is op praktisch niveau volslagen nutteloos en zelfs hinderlijk omdat het je soms verhindert onlogisch of onethisch te handelen, of bepaalde materiële waarden voorrang te geven boven algemeenmenselijke en persoonlijke waarden, die moeilijk kwantitatief gemeten kunnen worden. Aan de filosofie doen berust daarom op een keuze.

Lees meer...

Filosofie: descriptief of normatief

(1) Descriptieve (beschrijvende) filosofie = beschrijft het bestaande, zowel het zijn op zich als de mens wordt beschreven

Het zijn: al wat is en bestaat

  • Ontologie (zinsleer): het onderscheid tussen zijn en worden
  • Metafysica: de vraag naar de oorsprong van de zijnden, naar een oerprincipe of God

De mens

  • Wijsgerige antropologie: wat is de mens?
  • Cultuurfilosofie: wisselwerking tussen mens, tijd en omgeving
  • Sociale filosofie: mens en samenleving

(2) Normatieve filosofie = het juiste denken en handelen trachten te bepalen

Hoe kunnen we juist zijn?

  • Logica: de theorie van het juiste redeneren
  • Kennisleer: wat is de waarde van ons kennen?

Hoe moeten we juist handelen?

  • Moraalfilosofie (ethica)

Lees meer...

Filosofie en ideologie

Het verschil tussen filosofie en ideologie is totaal.

Ideologie = een samenhangend mensbeeld dat steun en zekerheid geeft, al dan niet bewust wordt opgedrongen en antwoorden geeft maar geen vragen laat stellen

→ het is een verstard mensbeeld dat gecontroleerd wordt door autoritaire en absolute gezagsinstanties (priesters, partijleiders, professoren) die geen tegenspraak dulden en de anderen als ketters of dissidenten vervolgen.

→ helpt bovendien de traditionele zuilen in stand te houden

Geloven = het verplicht aannemen bij een ideologie, men stelt geen vragen

Lees meer...

Filosofie en godsdienst

De bovenvermelde vragen naar de oorsprong van de wereld en mens, de zin van het bestaan en het onderscheid tussen goed en kwaad worden zowel door de filosofie als door de godsdienst behandeld, maar de methode (de weg) om tot een antwoord te komen verschilt.

In de filosofie is er geen plaats voor een boven- of buitenmenselijke openbaring, waarin bepaalde waarheden aan de gelovigen worden meegedeeld en door hen worden aanvaard. De filosofie verwerpt deze geopenbaarde waarheden niet noodzakelijk, maar beperkt zich tot een kritisch-rationele benadering van dezelfde problemen.

In bepaalde periodes (bijvoorbeeld de Griekse tijd) gaat de filosofie tegen de overgeleverde religieuze mythologie in. Vandaar dat bijvoorbeeld Socrates van atheïsme beschuldigd werd, terwijl de relatie in andere tijden veel harmonieuzer en conflictloos was.

De godsdienst spreekt zich soms uit op terreinen waar de filosofie geen antwoord kan geven of tenminste de vraag ophoudt.

Lees meer...

Het belang van de filosofische traditie

Om vanuit het vanzelfsprekende mensbeeld tot de filosofie te komen, moeten we door drie belangrijke fasen gaan: het geleefde, het gesproken en het besproken wereldbeeld.

(a) het geleefde geëxisteerde mensbeeld

  • krijgen we van onze ouders en omgeving mee
  • we leven volgens de waarden en verklaringen die ons milieu deelt
  • dit geleefde mensbeeld is vrij onbewust en tegelijkertijd bepaalt het heel ons denken en handelen van vroeg tot laat

(b) het gesproken mensbeeld

  • in elk van deze groepen komt een moment, waarop het onbewust geleefde mensbeeld uitgesproken wordt, waarin we de overgang vieren van de kindertijd naar de jonge volwassenheid
  • ritueel gebeurt dat door de vieringen van het Vormsel, het Feest van de Vrijzinnige Jeugd of het joodse Bar-Mitvah feest
  • in elk van deze vieringen kiezen de jonge volwassenen nu zelf voor een mensbeeld waarin ze zijn opgegroeid
  • het is de eerste keer dat openlijk voor een bepaalde godsdienstige of humanistische overtuiging gekozen wordt

(c) het besproken mensbeeld

  • filosofische benadering
  • in deze fase worden de eigen en ook de andere mensbeelden kritisch bekeken en gebeurt het, dat men ofwel het vroegere mensbeeld verwerpt of er deze keer zeer bewust en overtuigd opnieuw voor kiest
  • vereist een dieper inzicht in ons zelf en onze omgeving en de moed om dit nieuwe inzicht ook in de praktijk om te zetten, vaak met zware offers
  • vb.: keuze UA : pluralistisch → men sluit zich aan bij verschillende levensbeschouwingen, actief pluralisme

Lees meer...

Wat is filosofie (deel 2)?

Filosofen waren mensen die in de bloeiende handelssteden en havens van Klein-Azië en later in de grote Griekse metropolen een antwoord zochten op de reeks vragen die tot dan toe door mythologie en godsdienst behandeld waren of die om praktische redenen opzij geschoven werden:

  • Waar komt de wereld vandaan en waaruit bestaat dit heelal? (kosmologie)
  • Hoe bereiken we de beste vorm van menselijk samenleven? (politiek)
  • Bestaat er een absolute waarheid en hoe kunnen we die kennen? (epistemologie, kennisleer)
  • Wat noemen we goed en kwaad, en waarom? (ethica, moraal)
  • Wat zijn de regels van het denken? (logica)

Priesters vertelden de mythen van de stam verder, maar er komt een punt in het sociale en historische groeiproces, waarop deze mooie verhalen niet meer volstaan en de nieuwsgierigheid is gewerkt. Het is deze nieuwsgierigheid, gekoppeld aan de groeiende ervaring (experimenten, reizen, contacten met andere culturen) die de drijfveer blijft van alle wetenschappelijk en uiteraard filosofisch denken.

  • Filosofie = wijsbegeerte, een manier van denken
  • Economie, sociologie, psychologie,… zijn voortgekomen uit de filosofie
  • Filosofie (waarden en normen) ↔ religie (dogmatisch)
  • Wijsbegeerte = leer en wetenschap der begrippen in hun hoogste algemeenheid opgevat
  • Inzicht en zinzicht: nieuwsgierig naar de oorsprong
  • Filosofie is ontstaan dankzij de economische activiteit

De filosofie breekt met mythen, voorwaarden om aan filosofie te doen:

  • Ervaring opdoen = tijd om te denken
  • Geïnteresseerd, gemotiveerd en nieuwsgierig zijn

→ de motor van de wetenschap

Wegen om aan wetenschap te doen:

  • Inductieve weg ↔ deductieve weg
  • Empirisch ↔ rationeel

Lees meer...

Indeling van de menswetenschappen

Onderscheid tussen:

  • De alfa-wetenschappen: wetenschappen die menselijke producten en praktijken als studieobject hebben. Er zijn 2 soorten:
    • De gedrags – en sociale wetenschappen: onderzoeken het gedrag van de mens. Vb. economie, sociologie, psychologie
    • De cultuur – en taalwetenschappen: onderzoeken de menselijke producten. Vb. geschiedenis, rechtswet., kunstwet., linguïstiek
  • De beta-wetenschappen: natuurwetenschappen, inclusief de toegepaste wetenschappen. Vb. biologie, chemie, wiskunde, fysica
  • De gamma-wetenschappen: medische wetenschappen.

Er bestaan nog andere onderverdelingen:

  • De formele of deductieve wetenschappen (vb. logica en wiskunde) tov de ervarings – of empirische of inductieve wetenschappen (vb. alle andere wetenschappen)

empirisch = feitelijke verbanden leggen, proefondervindelijk

deductie = uitgaande van het meer algemene, tot het bijzondere besluit

  • Onderscheid door exactheid: De exacte (vb. natuurwetenschappen) tov de rest

alle wetenschappen streven naar exactheid

  • Onderscheid door methode: De natuurwetenschappen tov de geesteswetenschappen (Wilhelm Dilthey):
  • De natuurwetenschappen:
    • Studieobjecten interpreteren de omgeving niet
    • Ze trachten te verklaren → Erklären
    • Causale samenhang
  • De geesteswetenschappen:
    • Studieobjecten interpreteren de omgeving
    • Ze trachten te begrijpen → Verstehen
    • Betekenissamenhang: voor het achterhalen van die betekenis moet je een bijzondere kennisweg gebruiken: de Einfühlung.

Lees meer...

De vragen naar zin, in- en uitzicht blijven

  • Fenomenologie

- Augustinus: nadruk op ‘de kenniskracht van de emotie’ (bemin en doe wat je wil)

- Blaise Pascal: het hart heeft bepaalde noden die de rationaliteit niet kan bieden

- Fenomenologie van Kant: ‘de leer van de verschijnselen van dingen’ t.o.v. het niet te vatten Ding-an-sich

-Fenomenologie van Hegel: het aan zichzelf ‘verschijnen’ van de geest doorheen de natuur en de geschiedenis, vanuit de zintuiglijke kennis tot het absolute wezen

- Moderne fenomenologie: Husserl, Heidegger (fenomenologische methode, hoe tot kennis komen? )

    • Edmund Husserl (19e – 20e eeuw)

- Fenomenologische methode:

* volledige concentratie

* onszelf van alle vooroordelen ontdoen

= fenomenologische reductie: men reduceert het denken tot het object

= soort beschrijvende/descriptieve psychologie

- Fenomenen zijn de werkelijkheid: geen onderscheid tss fenomeen en ding-an-sich

We moeten tot het wezen van die fenomenen doordringen want het zijnde verschijnt slechts in en door de fenomenen.

à daarom is fenomenologie volgens Husserl de basis wetenschap

- Het fenomeen (waargenomen object) verschijnt in mijn bewustzijn maar is meer dan wat in mijn bewustzijn verschijnt

Vb: kland (sirene) verschijnt in mijn bewustzijn, maar wordt veroorzaakt door een ambulance à we moeten vanuit het bewustzijn tot het wezen van de zaken zelf gaan (de Wesensschau)

- artistieke, poëtische visie (vb kunstenaar ziet landschap anders dan verstrooide wandelaar)

    • Jean-Paul Sartre (20e eeuw)

- 2 polen:

* zinvraag: humanistisch atheïstisch existentialisme

* uitzicht-vraag: een sociale filosofie

  • Humanistisch of atheïstisch existentialisme

 L’existence précède l’essence: het menselijke zijn is een toevalligheid

(een zeker determinisme)

‚ La réalité pour moi: alleen de werkelijkheid die je zelf (subjectief) beleeft is van belang, je moet je niet laten leiden door wat anderen zeggen

ƒ Exister c’est choisir: de mens is fundamenteel vrij (het determinisme is dus tegelijkertijd verweven met vrijheid) deze vrijheid is zowel een gegeven als een opdracht

„ L’existentialisme est un humanisme: (p.87)

Determinisme kan leiden tot wanhoop omdat er geen enkele oplossing schijnt te zijn

Hierdoor zou je kunnen doen wat je wilt, omdat er geen straffende of belonende god is.

Sartre verwerpt deze verwijten, existentialisme maakt een écht menselijk leven mogelijk, door de verwerping van het godsidee, krijgt de mens keuzevrijheid ‘de mens is niets anders dan wat hij van zichzelf maakt’

We moeten niet enkel handelen in eigenbelang maar denken aan onze medemens. à onze verantwoordelijkheid omvat de hele wereld

  • § Sartres sociale filosofie

- Critique de la raison dialectique:

 Kapitalisme fundamenteel in vraag stellen

‚ Belang van het individu, met zijn emoties, erkennen

ƒ Marxisme : interpretatie van geschiedenis en werkelijkheid

Existentialisme: de concrete benadering van deze werkelijkheid

Marxisme zonder existentialisme = dogmatisme (verstarring)

Existentialisme zonder marxisme = pessimisme (het absurde) [Heidegger/Jaspers]

of

soort religie (god als toevlucht uit angst) [Kierkegaard/Marcel]

    • Het christelijke existentialisme van Marcel (19e – 20e eeuw)

- De hedendaagse mens kent geen verschil meer tussen het zijn (ons wezen) en het hebben

We zijn slaaf geworden van wat we hebben.

- Onderscheid tussen probleem (iets wat buiten mij staat en dat ik kan onderzoeken) en mysterie (iets waarin ik zelf met mijn hele wezen betrokken ben)

het ‘zijn’ is een mysterie

    • De joodse existentiefilosofie van Buber en Levinas (19e – 20e eeuw)

Buber:

- Ich und Du: de mens staat op 2 manieren in de wereld

* ich-du: relatie tussen ik en jij (andere mensen of God) door deze relatie met een ‘jij’ worden we pas écht ‘ik’

* ich-es: de ervaring van de dingen rond ons

Verschuiving van du naar es: we ervaren onze medemensen vaak als dingen, in plaats van met hen in relatie te treden

- Hij ijvert voor het streven naar een utopie: ideaalbeeld van een gemeenschap waar iedereen de anderen als ‘du’ en dus als gelijke beschouwt

Levinas

- Ons bestaan is een oproep en een opdracht (in de lijn van Sartre)

- Risico tot verlies van de uitzichtvraag; (niet enkel denken aan zelfontplooiing maar ook verantwoordelijkheid opnemen voor anderen)

- De kern van de werkelijkheid ligt hem in de ervaring van de Ander, men moet anderen steeds voorop plaatsen (inzicht in de werkelijkheid brengt ons tot uitzicht op juiste handelen)

    • Ernst Bloch (19e – 20e eeuw)

Op welke manier vind je de vraag naar zin, inzicht en uitzicht terug bij Bloch? (examenvraag!)

    • Ludwig Wittgenstein (20e eeuw)

- Tractatus logico-pilosophicus: ‘Waarover je niet praten kan, daarover moet je zwijgen’

maakt een verschil tussen het ‘zegbare’ en dat wat op een ander manier benaderd moet worden

- Philosophische Untersuchungen: Taal wordt altijd gebruikt binnen een welbepaald ‘taalspel’ waarvan we de regels moeten kennen om de zin van de uitspraken te kunnen begrijpen

- Op welke manier vindt je de vraag naar zin, inzicht en uitzicht terug bij Wittgenstein?

(examenvraag!)

Lees meer...

Tussen klassenstrijd en individueel pessimisme

  • Ludwig Feuerbach (19e eeuw)
  • Het materialisme

- 2 soorten materialisme

* ethisch materialisme: geeft voorrang aan materiële rijkdom boven culturele of hogere waarden

* kentheoretisch materialisme: het zijn wordt geïdentificeerd met de materie (alles bestaat uit materie, ook ons denken is een product van deze materie)

- de kerk keert zich tegen het materialisme: het materialisme vind het overbodig om het bestaan van en bovennatuurlijke God te aanvaarden

  • Materialistisch humanisme

- Feuerbachs materialisme : soort synthese tussen materialisme en idealisme

à zintuiglijkheid, waarheid en werkelijkheid zijn één geheel, waarin het fysische en het geestelijke in de mens samen komen

(je kan dus bv niet spreken van een onsterfelijke ziel in een sterfelijk lichaam, omdat de mens zowel uit geest als stof bestaat en er na de dood geen mens meer is)

- Specifiek antwoord op de zinvraag: door de ervaring van alle menselijke ellende => zoeken naar een ‘hogere werkelijkheid’. Zo projecteren ze hun verlangen op een niet-bestaande god in een niet-bestaande hemel. God is dus een schepping van de mens = gevaarlijk, we verspillen onze energie aan een illusie (Entfremdung, aliënatie) ipv naar echte oorzaken van onze miserie te zoeken

à de mens heeft zijn eigenlijke opdracht afgestaan aan de door hem geprojecteerde bovennatuur en is daardoor ‘gealiëneerd’ van zijn ware bestaan

- Nadruk op belang van het hart: naastenliefde

- Antropocentrische filosofie: nadruk op de mens

    • Kritiek op Feuerbach

Uit 2 hoeken:

- christelijke denkers, kerken en hegelianen: verzet tegen materialisme en aanval op godsdienst

- ‘linkse’ hegelianen rond Marx (zie verder)

  • Karl Marx (19e eeuw)
  • Situering en levensloop

- Links hegeliaanse volgeling

- Communistische Manifest en Das Kapital

- Filosofie moet niet enkel interpreteren maar ook veranderen à 1864: oprichting Internationale arbeidersvereniging/Eerste internationale, samen met Friedrich Engels

- 6jr na zijn dood: Tweede internationale/ 1917: Derde Communistische internationale

à de meest linkse (socialistische of communistische) partijen in de wereld gaan dus terug op het denken van Marx en Engels

  • Kritiek op Feuerbach

- akkoord met stelling dat mensen zich moeten bevrijden uit idealisme en de illusie van godsdienst

- kritiek:

* De ‘mens’ van Feuerbach is te abstract. Marx à historisch materialisme: men moet kijken naar de mensen hun geschiedenis, werkomstandigheden, verdeeldheid, enz…

* De dialectische methode van Hegel mag niet zomaar opzijgeschoven worden, omdat die methode juist van kapitaal belang is om een nieuwe materialistische theorie te ontwikkelen (Hegels dialectiek en Feuerbachs materialisme => Marx dialectisch materialisme)

* Godsdienst is opium van het volk en niet voor het volk

à heeft 2 kanten:

- mensen gehoorzaam en volgzaam houden

- uitweg uit menselijke ellende, zingeving voor het leven

Men kan beter inzicht verkrijgen over de ware oorzaken van hun ellende en de middelen om er wat aan te doen.

  • Kritiek op de burgerlijke revolutie

- alle grote revoluties spraken van ‘vrijheid, gelijkheid, broederlijkheid’ à betekenisloze woorden voor de massa (p.63)

  • De ontwikkeling van de mensheid

- primitief communisme

primitieve technologie, en communistisch (gemeenschappelijk) omdat er bijna geen enkele deling van arbeid of klassen was

- ontwikkeling technologie à meerproductie en arbeidsdeling

- handel: door meerproductie begint de ruil met andere stammen

- het ontstaan van een klassenmaatschappij: klasse die zowel goederen als ideeën controleert

- ipv klassenmaatschappij pleit Marx voor de uitbouw van een maatschappij die berust op 2 pijlers: (politieke en economische) democratie en socialisatie (productiemiddelen in handen van de gemeenschap, afschaffing privébezit)

- overgang van kapitalistische naar socialistische maatschappijvorm à strijd (democratisch-legaal of revolutionair)

  • Aliënatie en reïficatie

- Aliënatie (Entfremdung):

* de planning werd de meeste arbeiders ontnomen

* het product dat ze maken, hoort hun niet toe

* het loon dat ze verdienen, is maar een deel van de door hen geproduceerde winst (theorie van de meerwaard)

* hun mogelijkheden en talenten waarmee ze als kind ter wereld kwamen worden hen ontnomen

- Reïficatie (Verdinglichung):

* In plaats van de mens, staan de dingen meer centraal

  • mens als aanhangsel van de machine
  • geld krijgt controle over ons

  • Kritiek op Marx

- de kerken verweten hem zijn aanval op godsdienst en kerk

- adel en burgerij verweten hem dat hij de opstand predikte tegen hen

- traditionele filosofen verweten hem dat hij economie, sociologie en politiek in de filosofie binnensmokkelde

- progressieve liberale denkers hadden bedenkingen over zijn optimisme (zou zijn maatschappij werkelijk zoveel rechtvaardiger zijn?)

- anarchisten geloofden niet in de rol van de partij die Marx wou oprichten (als zo’n partij aan de macht komt zou die haar macht nooit meer afgeven)

- sommige socialisten verwierpen zijn dialectisch materialisme (p. 67)

  • Arthur Schopenhauer ( 19e eeuw)
  • Die Welt als Wille und Vorstellung

- de wereld op zich (an sich) = Wil

- de wereld voor mij = Vorstellung

  • de werkelijkheid is een blinde kracht, ‘de Wil’ , die alles drijft

(dus niet de Weltgeist van Hegel die tot zelfkennis voortschrijdt doorheen de geschiedenis)

- door het ‘principe van de individuatie’ werkt de Wil in elk van ons als een ‘wil tot leven’, deze wil leidt echter tot zelfvernietiging

  • 2 manieren om deze vernietigende wil af te zwakken:

1) kunst, vooral muziek (als soort pijnstillend middel)

2) godsdienst (leert ons onze behoeften te beperken, hierdoor kunnen we onze levenswil negeren,en komen we tot het Nirvana (het niets), dan kunnen we terug in de grote ‘Wil’ opgaan)

  • Soren Kierkegaard (19e eeuw)
  • Enteneller

- De mens is het centrum van de wereld

- Nadruk op geïsoleerde individu met concrete ervaringen (biografie) (ó Marxs individu in sociale en historische context)

- Wnr je nadenkt over de situatie van de mens en de wereld (alle ellende) à inzicht dat de wereld zinloos is à angst en wanhoop

Hoe een mens uit die angst verlossen?

* niet door zich op uiterlijkheden te gooien; het esthetische (zoals vb kunst)

* niet door zich op menselijke innerlijkheid te gooien; het ethische

* het opgeven van zichzelf aan God; het religieuze (enkel te bereiken via het inzicht in de zinloosheid van de wereld en de wanhoop over je eigen bestaan; geen sprake van enig godsbewijs of kerkelijk gezag)

* de mens is verantwoordelijk voor zijn eigen leven

Dus:

- angst en wanhoop: leidt tot atheïstisch existentialisme (Sartre)

- overgave aan God tot zinvol leven: leidt tot religieus existentialisme (Marcel, Buber)

  • Vergelijking Kierkegaard en Marx: beiden tegen Hegel, toch verschilpunten:

- K: individu op zich / M: individu in sociale en historische context

- K: oplossing: overgave aan persoonlijke God / M: revolutionaire verandering

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen