Menu

7 krachten in organisatie

  • Sturen in gewenste richting & neiging om alles te overzien via centralisatie (vanuit top die eenvoudige structuur prefereert)
  • Technostructuur = machinebureaucratie = beperkte horizontale decentralisatie
  • Operationele kern: wenst standaardisatie van vaardigheden = professionele bureaucratie
  • Middenkader: wenst standaardisatie van output = divisiestructuur
  • Ondersteunende diensten: wensen coördinatie dmv onderlinge aanpassing = adhocratie
  • Ideologie = kracht om leden samen te bundelen = missionaire configuratie (wanneer zeer dominant) = zuiverste decentralisatie
  • Kracht van politiek = politieke configuratie (wanneer zeer dominant) = geen stabiele vorm van (de)centralisatie

Evoluties in denken over organisaties

  • Kortere bevelslijnen:
    • Verminderen aantal organisatieniveaus
    • Minder eenheid van bevel:
      • Cross functionele teams, projectgroepen, horizontale structuren
    • Bredere spanwijdte
    • Meer delegatie & “empowerment”
    • Andere balans tussen centralisatie en decentralisatie
    • Minder staffuncties
Lees meer...

7 basistypen of configuraties van organisaties

*Integreren coördinatiemechanismen, vorm & mate van centralisatie, dominanten onderdelen organisatie & ontwerpparameters

  • Eenvoudige structuur:
    • Persoonlijk geleid (of groepje)
    • Weinig gespecialiseerde functies
    • Geen stafdiensten
    • Beperkte hiërarchie
    • Leider oefent persoonlijke controle uit; sterk betrokken bij alles
    • Coördinatiemechanisme = directe supervisie
    • Macht bij top
  • Machinebureaucratie:
    • Voornamelijk bij massafabricage
    • Standaardisatie van werkprocessen
    • Bureaucratisch
    • Schaalvoordelen & kostenbeheersing
    • Proces centraal
    • Voornaamste deel = technostructuur
  • Professionele bureaucratie:
    • Standaardisatie van input
    • Voornamelijk kennisondernemingen
    • Bottom-up organisatie
    • Onafhankelijk werken na intensieve opleiding
    • Voornaamste deel = uitvoerende kern
  • Divisiestructuur:
    • Voornamelijk zeer grote bedrijven
    • Standaardisatie van output
    • Voornaamste deel = middle management
    • Rationeel leidinggeven
    • taakcultuur
  • Adhocratie:
    • Voornamelijk projectmatige bedrijven
    • Voortdurende aanpassen aan omgeving
    • Weinig regels
    • Creativiteit
    • Wederzijdse aanpassing
    • Minimale hiërarchie
    • Voornaamste deel = ondersteunende diensten
    • Matrix-structuur
  • Missionaire configuratie:
    • Standaardisatie van normen
    • Indoctrinatie
    • Pure decentralisatie
    • Voornaamste deel = ideologie
    • Bijna geen arbeidsverdeling
  • Politieke configuratie:
    • Geen dominerend coördinatiemechanisme
    • Geen dominerend basisdeel
    • Geen stabiele vorm van (de)centralisatie
    • Moeilijk om conflicten binnen organisatie te temperen

*configuraties onderhevig aan aantal contingenties = 2 karakteristieken van omgeving zullen meest aangewezen organisatievorm bepalen:

  • Mate van complexiteit
  • Mate van onzekerheid

Complex

Professionele bureaucratie

Adhocratie

Eenvoudig

machinebureaucratie

Simpele structuur

Stabiel

dynamisch

Lees meer...

6 types van decentralisatie

  • Verticale & horizontale centralisatie: alle macht bij top
  • Beperkte horizontale decentralisatie
  • Beperkte verticale decentralisatie
  • Selectieve verticale & horizontale decentralisatie
  • Verticale & horizontale decentralisatie
  • Pure decentralisatie
Lees meer...

Organisatiedesign: 9 ontwerpparamters

*Ontwerp organisatie = beslissingen vorm & werking

*9 designparameters die basiscomponenten zijn van organisatie (4 categorieën):

  • Design van posities:
    • Taakspecialisatie:
      • = aantal taken die men in bepaalde job dient uit te voeren & controle die men erover heeft
    • Formalisatie van gedrag:
      • = standaardisatie werkprocessen (regels, procedures, …)
      • standaardisatie = Bureaucratische organisatie
      • directe supervisie/onderlinge aanpassing = Organische organisatie
    • Training en indoctrinatie:
      • = eisen waaraan men in bepaalde functie moet voldoen
      • wervings- en selectieprocedures
      • kwaliteiten binnenshuis verder ontwikkelen
      • Training = vereiste vaardigheden & kennis aangeleerd
      • Indoctrinatie = eigen maken met normen organisatie
  • Design van superstructuur:
    • Groepering van eenheden:
      • = manier waarop jobs worden samengevoegd in diensten, afdelingen, …
      • basismethode om werk in organisatie te coördineren
    • Grootte van eenheden (span of control):
      • = omvang elke eenheid/werkgroep
      • span of controle van de manager (hoe meer standaardisatie, hoe groter de eenheden)
  • Design van laterale verbindingen:
    • Planning- en controlesysteem:
      • =gewenste output voor toekomst specificeren (norm opstellen)
      • ACTION PLANNING = activiteiten die nog moeten plaatsvinden
      • PERFORMANCE CONTROL = bewaken prestaties achteraf
    • Coördinatie-instrumenten (liaisonposities):
      • =mechanismen waarbij organisatie samenwerking tussen eenheden aanmoedigt
  • Design van beslissingssysteem:
    • Verticale decentralisatie:
      • =mate waarin formele beslissingsbevoegdheid is overgedragen naar lagere lijnmanagers/gezagsniveaus
    • Horizontale decentralisatie:
      • =mate waarin beslissingsmacht (formeel & informeel) is verdeeld buiten de formele lijngezagsverbanden
Lees meer...

coördinatiemechanisme

*Structureren = opsplitsen & daarna terug afstemmen

*Afstelling: 6 mechanismen:

  • Wederzijdse aanpassing:
    • Informele & spontane gesprekken
    • Coördinatie dmv overleg
  • Directe supervisie:
    • Vertikale taakverdeling: leider toezicht op ondergeschikten
    • Nadelen:
      • Creativiteit medewerkers daalt
      • Weinig flexibel
      • Autocensuur
      • Lange reactietijd
  • Standaardisatie van input:
    • Selectie vaardigheden en kennis = vermijden grote variatie aan mensen = behoefte coördinatie daalt
  • Standaardisatie van output:
    • Definiëring gewenste resultaten
    • Hoe men ze bereikt is niet gedefinieerd
    • Voordelen:
      • Goedkoop
      • Stoot op weinig weerstand
    • Nadeel:
      • Geringe mogelijkheid tijdens uitvoering nog info te verwerken
  • Standaardisatie van processen:
    • Uit te voeren taken & gedrag voorgeschreven en geformaliseerd
    • Voordelen:
      • Eenvoudig
      • Goedkoop
      • Organisatie-omvattend
      • Snelle controle
    • Nadelen:
      • Star (niet voor RAPLEX omgeving)
      • Veel weerstand bij uitvoerders
      • Zelfvernietigend effect (paradox van Perrow)
  • Standaardisatie van waarden:
    • Minder hiërarchische controle noodzakelijk
    • Werk van lange adem
Lees meer...

6 basisdelen van een organisatie

  • Strategische top (of apex)
  • Middenkader of middelmanagement:
    • Verbindt top met operationele kern en verzorgt de communicatie ertussen
  • Operationele kern
  • Technostructuur (voorbereidende staf):
    • Werk van anderen effectiever maken
  • Ondersteunende diensten:
    • Onrechtstreekse steun
    • Grijpen niet in op operationele kern
  • Ideologie:
    • “Cultuur” van organisatie
    • Tradities & gewoonten
Lees meer...

Cultuurverandering

  • Technieken:
    • Direct werkende:
      • Aandachtspunten management
      • Reactie management op kritieke gebeurtenissen
      • Voorbeeldgedrag
      • Belonings-, promotie- en ontslagpolitiek
    • Indirect werkende:
      • Organisatiestructuur en –ontwerp, systemen en procedures
      • Vormgeving gebouwen en ruimtes
      • Verhalen & mythes
      • Vastleggen missie van onderneming
  • Voorwaarden:
    • Grote druk van buitenaf
    • Ontevredenheid over huidige gang van zaken
    • Geldig alternatief aangeboden

Lees meer...

Cultuurtypes

*Spanningsvelden in bedrijfscultuur:

  • Innovatie en nemen van risico’s
  • Gerichtheid op details
  • Resultaatgerichtheid
  • Menselijke oriëntatie
  • Teamgerichtheid
  • Agressiviteit/competitie
  • Stabiliteit
  • Conflicthantering
  • Identificatie en betrokkenheid

*Cultuurtypes:

  • Machtscultuur:
    • Succes ~ macht & gezag enkele personen
    • Weinig bureaucratie
    • Beoordeling op basis resultaat
    • Doel heiligt middelen
    • Taakcultuur:
      • Klus klaren
    • Rolcultuur:
      • Rol spelen volgens voorschriften
      • Plichtsbewustheid
      • Geschikt voor bureaucratieën en grote schaaleffecten
    • Persoonscultuur:
      • Specialistische kennis 1 persoon
    • Procesgerichte cultuur:
      • Geolied proces
      • Formalistisch
      • Risico mijden
      • Minimale inspanning
    • Resultaatgerichte cultuur:
      • Behalen objectief
      • Uitdagingen & risicovolle situaties
    • Mensgerichte cultuur:
      • Medewerker centraal
      • groepsbeslissingen
    • Controlerende cultuur:
      • Discipline & actieve controle
      • Sterk kostenbewust
      • Geolied georganiseerd
    • Organisatiegebonden cultuur:
      • Selectie op ‘behoren’ tot organisatie
      • Geen duidelijke scheiding werk/privé
    • Professionele cultuur:
      • Selectie op basis van kunnen
    • Open cultuur:
      • Open voor nieuwe ideeën
      • Niemand verlaat ooit echt organisatie
      • Makkelijke integratie
    • Gesloten cultuur:
      • Minimale communicatie
      • Sterk in zichzelf gekeerd
      • geheimzinnig
    • Losse cultuur:
      • Alles gebeurt bij benadering
      • Persoonlijk initiatief
    • Pragmatisch ingestelde cultuur:
      • Objectieve halen & job uitvoeren
      • Regels alleen nageleefd als ze uitvoering niet hinderen
    • Normatief ingestelde cultuur:
      • Waarden en normen boven alles

*Dominante = subcultuur:

  • DOMINANTE CULTUUR = centrale waarden en normen, gedeeld door meerderheid organisatie
  • SUBCULTUUR = naast kernopvattingen ook andere opvattingen onder leden bepaalde afdeling

*Sterke = zwakke cultuur:

  • STERKE:
    • Centrale opvattingen wijd verspreid
    • Centrale opvattingen intensief beleeft
    • Gedrag individu meer voorspelbaar = mindere willekeur
    • CORPORATE CULTURE = ondersteunt doelen en strategie bedrijf

*Structuur en cultuur zijn alternatieven:

  • Hoe meer cultuur, hoe minder de noodzaak aan regels en afspraken
  • belangrijkste functie bedrijfscultuur = coördinatie
Lees meer...

Wat is bedrijfscultuur?

*=geheel van waarden, normen en overtuigingen met betrekking tot de organisatie en haar omgeving die in de organisatie zijn ingebed.

*Sanders & Neuijen = ajuin:

  • Basisassumpties: kern organisatiecultuur
  • Waarden en normen: expliciet geformuleerd:
    • Waarden:
      • Regels en voorschriften waaraan de waarden worden afgemeten
      • Zero fouten = topkwaliteit
  • Mythen, helden en symbolen
    • Symbolen:
      • Uiterlijke tekens van cultuur
      • Gemakkelijk te wijzigen
    • Helden:
      • Voorbeeldfunctie
      • Aanduiden goed of slecht gedrag
      • Meestal niet meer in organisatie
      • Ook antihelden
  • Gewoonten, rituelen en procedures:
    • Rituelen:
      • Sociale gewoontes
      • Essentieel voor leden
      • Bieden zekerheid en houvast
Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen