kaste-systeem.
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Reageer als eerste!
Gebaseerd op ascriptieve criteria.
Heel rigide.
Bv. Hindoeïstisch India.
Sociale mobiliteit uitgesloten.
Gebaseerd op ascriptieve criteria.
Heel rigide.
Bv. Hindoeïstisch India.
Sociale mobiliteit uitgesloten.
De samenleving is een organisch systeem.
Onderdelen (instituties, sociale posities) zijn ‘functioneel’ voor bestaan van het systeem
o Sociaal systeem => °stratificatie (toegang tot bepaalde middelen).
sommige posities en rollen zijn ‘belangrijker’ dan andere.
o (bv. dokters vs. ongeschoolde arbeiders)
o Kritiek: ‘stratificatie’ zelf bepaalt sociaal systeem.
De verschillende rollen die worden toegestaan in de samenleving zijn een systeem, een
radarwerk.
Veel hangt af van subjectieve ‘ranking’ door ‘social actors’.
Weber : sociale stratificatie komt overeen met systemen van dominantie
/onderwerping/controle
Gebaseerd of differentiële toegang tot ‘resources’
o M.a. w. sommigen hebben controle over middelen die de samenleving nodig
heeft.
o Deze hoeven niet samen te hangen. Bv. geschiedenis student en latere
beroepskansen.
o Economische dimensie : klasse (economische middelen)
· Productiemiddelen.
o Socio-culturele (symbolische) dimensie : status (sociale middelen)
· Status, aanzien, reputatie.
o Politieke dimensie : partijen (politieke middelen)
· Macht hoeft niet zichtbaar te zijn, kan achter de schermen.
sociale klasse naargelang de relatie tot economisch productieproces (vnl. controle over
productiemiddelen)
o Geen controle: degenen die produceren: de arbeidersklasse.
o Wel controle: de hogere klasse.
objectief gegeven ( ‘klassebewustzijn’)
o Je bent eigenaar van productiemiddelen of je bent het niet: objectief.
o Structuralisme.
Volgens Marx was de Oudheid een slavenmaatschappij waarbij slaven werden gezien als
eigendom, niet als mensen.
Toekenning / erkenning criteria
o niet altijd bewust proces (meestal niet)
o niet altijd zelf-bewust
Zelf-bewustzijn gaat leiden tot een collectieve identiteit.
social categories
Cf. Marx: Klasse ‘für sich’ (bewust) - Klasse ‘an sich’ (onbewust)
Sociale relevantie ~ cultuur, context, …
o verweven met / gedragen door sociale instituties
o ongelijke verdeling van middelen
o bv. de adel heeft de beschikking over de macht in de maatschappij. Of jij macht zal
hebben of niet hangt ervan af of je in de adel geboren wordt of niet.
Sociale Stratificatie
o ‘hiërarchisering’ in sociale lagen (‘strata’) van sociaal-relevante ongelijkheid.
o Behoren tot een bepaald profiel dat hoger geschat wordt dan een ander profiel.
o Bv. adel.
Gender (meisje-jongen)
Leeftijd
Familie
Raciale kenmerken
Etniciteit
Religie
Economische kenmerken (beroep, grootte en/of samenstelling vermogen, …)
‘Juridische’ indelingen (vrijheid; burgerschap …)
…
Deze criteria veranderen doorheen de tijd maar ook doorheen de cultuur.
Bv. De relevantie van iemands gender m.b.t. het mogen aanvatten van hogere studies. Pas sinds
de 19e eeuw is het vrouwen toegestaan om hogere studies aan te vatten.
Bv. Religie: pas sinds kort is het relevant of een persoon die aan het loket van een gemeente zit
een hoofddoek draagt of niet. Het is pas sinds kort dat iemands religie, de Islam, relevant is
geworden. Voorheen maakte dat niks uit.
Bv. de relevantie van iemands gender om een carrière als priester te beginnen. Vrouwen zijn nog
altijd niet toegelaten tot het ambt.
-‘Ascriptive criteria ‘
Criteria waar iemand geen vat op heeft.
Toegeschreven, niet-gekozen.
Bv. huidskleur, kaste, etniciteit.
Bv. Ook als slaaf wordt je geboren.
Bv. Ook gender is een ascriptief criteria: je wordt namelijk geboren als jongen of als meisje en
hebt geen vat op de rolpatronen waaraan je daarna onderhevig bent.
-‘achieved criteria’
Criteria die je zelf verworven hebt.
Bv. school, werk.
Sommige culturen zijn meer ‘achieved’ gericht dan andere.
o Bv. de Westerse cultuur.
o Maar: in de Westerse cultuur is er nog steeds sprake van het zogenaamde ‘glazen
plafond’.
· Er zijn nog steeds minder vrouwelijke hoogleraars dan mannelijke.
· Zwangerschap.
grotere rechtszekerheid
o Verfijning en uitbreiding van mogelijke contracten (verbintenissen, ‘obligationes’) => alle
mogelijke afspraken kunnen afdwingbaar gemaakt worden
o Opstellen type-contracten
MAAR : flexibilisering gaat nooit zover als modern recht ; vormvereisten blijven belangrijk
rechtswetenschap => niet meer ad hoc oplossingen maar onderbouwde oplossingen voor recurrente
problemen
Ontstaan eind 2e e ~ ‘ius honorarium’ en formulaire procedures
o Rechtsmagistraat vaardigt jaarlijks edict uit met overzicht van ‘formulae’ waarmee
processen kunnen gevoerd worden
o Taak rechtsgeleerden :
opstellen en aanpassen ‘formulae’
Interpreteren van feiten in functie van bestaande ‘formulae’
Klassieke periode : begin jaartelling – ca. 250 (grootste bloei begin 3e eeuw n.C.)
Vanaf ca. 250: na-klassieke periode:
o geen innovaties meer (zwaartepunt verschuift naar keizerlijke kanselarijen)
o ‘academisering’: rechtsuniversiteiten Beiroet, Rome, Constantinopel
Enorme invloed middeleeuwen (ius commune)
Muntslag belangrijkste manier waarop staat rechtstreeks ingrijpt op ‘economisch’ gebeuren
Hoe wordt de oplage bepaald ? => Discussie
o Primitivisten: aanmunting gebeurt enkel om uitgaven van de staat te bekostigen
o Modernisten: aanmunting ~ economische politiek
o Konden privé-personen goud/zilver laten aanmunten of verkopen aan de Munt ?
o uitgaven staat ~ opbrengst zilver/goud mijnen wordt grotendeels aangemunt ?
o Kleine denominaties => enkel bruikbaar voor kleinhandel
o Wettelijk betaalmiddel
Devaluaties <=> muntstabiliteit ?
Maatregelen tegen speculatie:
o Senaatsbesluit 45/46 n.C.: niemand mag een gebouw kopen met als enige doelstelling
het voor meer geld verder te verkopen (motivatie : iets doen aan de talloze ruïnes die er
overal te vinden waren) (CIL 14,45/46
o Stadswet van Irni (Spanje) §75: niemand mag alleen of samen met anderen dingen
kopen en/of oppotten om de prijzen de hoogte in te jagen
o …
Vastgelegde prijzen:
o Tijdelijke maatregelen
o Edict van Diocletianus op de maximumprijzen (301 n.C.)
Internationale verdragen t.v.v. Romeinse zakenlieden
o vrijstelling havenrechten voor Romeinse handelaars (bv. Ambracia 197 v.C.)
o ° vrijhaven van Delos
bescherming van Romeinse burgers + militaire expedities tegen bedreigingen voor handelaars en
geldleners
troepen ter beschikking van particuliere ‘zakenlieden’
63 v.C. uitvoer van goud en zilver wordt verboden bij senaatsbesluit
⇒ gecontroleerd door de quaestores
Overgenomen in sommige provincies (Asia)
Lijkt ad hoc maatregel te zijn gebleven
Vanaf Augustus: grote hoeveelheden goud uitgevoerd naar Indië
4e e. v.C. totaal verbod op interest => blijft bestaan, maar niet effectief
51 v.C. maximum 1% per maand (12% per jaar)
Uitzondering: zeeleningen (als compensatie omdat kredietverstrekker het risico van schipbreuk
overneemt)
Blijft hele oudheid van kracht, maar gemakkelijk omzeild
Andere beperking:
Caesar: niemand (?) mag meer dan 1/3 van zijn vermogen investeren in interestdragende
leningen
o Blijft bestaan, maar meestal niet afgedwongen