DUS
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Reageer als eerste!
de opvoedende kunst van Schiller is geen onderwijzende kunst, maar een autonome met creatie en receptie als doel op zich.
de opvoedende kunst van Schiller is geen onderwijzende kunst, maar een autonome met creatie en receptie als doel op zich.
dan worden alle, door de romantici beklaagde, problemen eigen aan de moderne tijd (versplintering kennis en dus eng professionalisme, mens tot schakel gereduceerd, loskoppeling arbeid en genot,....) in de esthetische sfeer opgelost, ooooooooh.
(<- Handelingen van doelgerichtheid ontdaan en opgelost in vrije spel.)
dit alles veronderstelt de mogelijkheid dat de rede de zintuiglijkheid kan doordringen!
Esthetische toestand als voorwaarde voor rede en zede, wil nog niet zeggen dat het een concreet resultaat oplevert (oh joepie)! De harmonie tussen Kants scheiding ziet Schiller als ideaal van humaniteit.
Bij een est. activiteit (kunst dus) wordt eigenlijk niets gerealiseerd, behalve de ideale mens in zijn totaliteit. (omdat het menselijke vermogen tot vrije zelfbepaling -gemanifesteerd in het vormenspelzich in de est. toestand zuiver toont -> het is enkel formeel werkzaam.) BLABLA
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Dit formalisme (uiterlijkheid, uiterlijkheid, uiterlijkheid) maakt pol. geëngageerde kunst onmogelijk.
Laat de mens gewoon lekker genieten van het onbepaalde spel. !!! Paradox: Schiller wijst dit zelfgenoegzame spel een pol. invloed toe!!! (Ah ja, want hij sprak over ideale staat = est. staat? Denk ik. )
-> de esthetische harmonie loopt vooruit op op een maatschappelijke harmonie (= geen tegenstelling tussen levende individuen en staat die hen in een moreel verband dwingt = ophef van tegenstelling tussen particulariteit van natuurlijke strevingen en de algemeenheid van de wet.)
- Esthetische spel = middel voor overgang van ‘noodstaat’ naar redelijke staat.
- Spelende mens = kunstenaar = reeds met zichzelf verzoend subject
-> Ideale staat = esthetische staat (want est. toestand = hoogste dat mens kan bereiken: het beheersen van zintuiglijkheid zonder het enig geweld aan te doen.
In het esthetische spel (dat onbegrensd is en shit) blijft uiteindelijk alles onbepaald.
-> Onbepaaldheid = vervulde oneindigheid. De est. mens = doordrongen van allerlei indrukken.
In het est. spel onderwerpt de vormdrift zachtjes de stofdrift -> spelende mens geniet van zijn vermogen autonoom vorm te geven aan alles wat hem toevalt.
Dit is de voorwaarde voor een effectieve vrijheid (eentje die zich objectiveert in de zintuigelijke realiteit) die op haar beurt weer voorwaarde is voor zedelijk handelen.
beide driften vormen samen Lebende Gestalte -> speldrift
Stofdrift = blindelings streven naar zelfbehoud en die hard leven. Vormdrift = uiting van morele natuur die natuurlijke drift binnen de perken houdt.
is een betere oplossing. Esthetisch omdat het de harmonie is tussen lichamelijk en geestelijk (Kant represent)
-> rede doordring en veredelt het zintuigelijke -> zintuigelijke gewaarwording = activiteit van een vrij persoon.
redelijkheid van bovenaf door staat opgelegd met als gevolg dat het enkel uiterlijke redelijkheid blijft
-> kan individu zich niet mee identificeren. (Zie terreur Franse Revolutie)
In Schillers tijd zijn politiek en economie allesoverheersend, weinig aandacht ! ! ! voor kunst. Volgens S. zit de politiek in een gevaarlijke tussentoestand van
Notstaat en Vernunftstaat. Die eerste is erg primitief; mensen gedreven door natuurlijke/dierlijke noden zoals, nl voedsel en veiligheid = egoïstische individuen op een hoop en dat is geen waarlijke gemeenschap.
-> moet morele eenheid worden waarbinnen gehandeld wordt volgens morele wetten waarvan men de redelijkheid inziet.
zedelijke wil en zintuigelijk bestaan kunnen via de esthetische ervaring verzoend worden mét effecten op de realiteit van het morele en soc-pol leven.
Een toneelschrijver die het dualisme van Kant wil overschrijden omdat kant zelf dat slechts op niveau van analogie voor elkaar kreeg: een gelijkenis tussen het esthetische en het morele, nl het geen belang hechten aan het bestaan van het object bij een loutere voorstelling, dat wijst om morele aanleg.
En ook dat het vrije spel waarmee de verbeelding esthetische ideeën produceert, het symbool is van zedelijke vrijheid.
De volgende vraag bleef echter open: of de esthetische ervaring de mans effectief tot een meer zedelijk bestaan kan aanzetten.
zoveel romantici met verschillende kronkels in hun hoofd, dat de Romantiek een vaag begrip wordt.
De besprekingen van de figuren die nog komen zijn er van hen die op elk een heel eigen manier een probleemveld hebben aangeboord dat nog steeds het onze is.
de scheppende of ‘productieve verbeelding’ produceert haar product volledig uit zichzelf.
Het kunstwerk manifesteert de de vrije productiviteit, verwijst enkel naar zichzelf.
In dit subject zit echter ook een objectieve component: de natuur zelf als een onbewuste kracht is creatief in het subject
-> het absolute aan het werk in de kunst, als eenheid tussen subject en object, tussen bewustzijn en het onbewuste, geest en natuur (= scheiding van Kant)
-> kunst = natuur
-> kunstwerk kan niet van buitenaf beoordeeld worden, het betekent enkel zichzelf en door al deze zelfreferentialiteit is de contemplatie (of in normale woorden: beschouwing) van het kunstwerk een doel op zich.
Als men de aandacht naar de vrije verbeelding verlegt, dan wordt de romantiek gedreven door een verlangen de oorsprong van creativiteit bloot te leggen.
-> deze oorsprong een een zichzelf genererende productiviteit in de natuur aanwezig. Logisch toch? Omwille van de problematiek van het oeuvre als afgewerkt product tegenover de productiviteit die trouw wil blijven aan z’n oorsprong, ziet de romantiek de kunst niet altijd als een harmonie, maar meer evengoed als een esthetica van chaos en verbrokkeling.
-> het kunstwerk als fragment van een gedroomd kunstwerk waarin de oneindigheid van de creativiteit en de eindigheid van de creatie met elkaar verzoend zouden zijn.
heeft zijn doel en betekenis in zichzelf (-> verlaten van imitatie-theorie), het kunstwerk is een wereld op zich, geen enkel deeltje is toevallig, maar noodzakelijk voor een functionerend geheel (zoals bij een organisme).