Menu

Sofian Bouazzaoui

Sofian Bouazzaoui

Hoofdstuk 4: Vereenvoudigde vermogensstromenanalyse (p107)

Een beschrijving van de activiteit van de onderneming laat toe de exploitatiecyclus op te stellen. De exploitatiecyclus stemt overeen met een financiële vermogensstromencyclus, die in de boekhouding wordt geregistreerd.

Vermogensstromenanalyse laat toe voor een bepaalde periode vast te stellen waarvoor vermogen is gebruikt (aanwendingen) en hoe dit is gefinancierd (bronnen), onafhankelijk van de vraag of deze vermogensstromen al of niet de liquide middelen rechtstreeks hebben beïnvloed.

Per balanspost wordt de jaarlijkse verandering of het verschil tussen eind- en beginbalans berekend en wordt de invloed ervan op het vermogen van de onderneming tijdens de beschouwde periode nagegaan. Een aldus opgestelde mutatiebalans wordt aanwendingen- en bronnentabel (vóór correcties) genoemd.

Vermogensaanwending: indien het een actiefstijging of passiefdaling betreft.

Vermogensbron: indien het gaat om een passiefstijging of actiefdaling.

Cashflow als optelling: cashflow na belastingen = winst na belastingen + niet-kaskosten

Cashflow als verschil:

cashflow na belastingen = kasopbrengsten – kaskosten – belastingen

De cashflow is slechts een benadering en een deel van de totale liquiditeitenstroom van de onderneming in een bepaalde periode.

De (positieve) cashflow geeft dus de hoeveelheid financiële middelen of het vermogen aan, die uit de werking tijdens de beschouwde periode is voortgevloeid en vertegenwoordigt dus de brutozelffinancieringsmarge vóór winstuitkering van de onderneming.

Cashflow is een algemene maatstaf voor de zelffinancieringsmogelijkheden van de onderneming.

  • geen vervanging van winst of verlies !

netto-investering of desinvestering inclusief geboekte meerwaarden van de periode: verschil tussen twee opeenvolgende balansen na afschrijvingen en waardeverminderingen.

Brutobedrijfskapitaal: som van de (beperkte) vlottende activa

Nettobedrijfskapitaal = (beperkte) vlottende activa – vreemd vermogen op korte termijn

Nettobedrijfskapitaal = permanent vermogen – (uitgebreide) vaste activa

Een negatief nettobedrijfskapitaal betekent dat de vaste activa niet volledige gefinancierd worden met permanent vermogen en dat een deel ervan dus gefinancierd wordt met vreemd vermogen op korte termijn. -gevaarlijke situatie !

Fysische of technische rotatie: door afwerking en verkoop van voorraden, uit realisatie van vorderingen op minder dan één jaar,… telkens opnieuw middelen verkregen worden die aangewend worden ter betaling van de verplichtingen op korte termijn.

Nettobedrijfskapitaalbehoefte: het deficit aan spontane financiering van de vlottende bedrijfsactiva.

= vlottende bedrijfsactiva – vreemd vermogen op korte termijn, exclusief financiële schulden op ten hoogste één jaar

Nettokas = nettobedrijfskapitaal – nettobedrijfskapitaalbehoefte (normaal positief)

Nettokas = geldbeleggingen + liquide middelen – financiële schulden op ten hoogste 1 jaar

Lees meer...

Hoofdstuk 3: Herwerking van de balans en de resultatenrekening, horizontale en verticale analyse (p93)

Herwerkte balans: een aantal rubrieken op de balans worden samengenomen om de liquiditeits- en solvabiliteitsstructuur van het actief en het passief van de onderneming tot uitdrukking te brengen.

Activa: vaste en vlottende activa naargelang hun levensduur meer of minder dan één jaar bedraagt. |20/58|

  • (uitgebreide) vaste activa: immateriële, materiële, financiële vaste activa, oprichtingskosten en vorderingen op meer dan één jaar. |20/28| + |29|
  • (beperkte) vlottende activa: realiseerbare activa en liquide middelen. |29/58| - |29|
  • Liquide middelen: kasmiddelen, te incasseren vervallen waarden, tegoeden op zicht bij kredietinstellingen. |54/58|
  • Realiseerbare activa: voorraden en bestellingen in uitvoering, vorderingen op ten hoogste één jaar, geldbeleggingen en overlopende actiefrekeningen |3|+|40/41|+|50/53|+|490/1|

Passiva: eigen vermogen, vreemd vermogen op lange termijn en vreemd vermogen op korte termijn. |10/49|

  • Eigen vermogen: kapitaal, uitgiftepremies, herwaarderingsmeerwaarden, reserves, overgedragen winst of verlies, kapitaalsubsidies. <10/15>
  • Vreemd vermogen op lange termijn: schulden op meer dan één jaar, voorzieningen en uitgestelde belastingen. |16|+|17|
  • Permanent vermogen = eigen vermogen + vreemd vermogen op lange termijn, hierover kan de onderneming duurzaam op meer dan één jaar over beschikken. <10/15> + |16| + |17|
  • Vreemd vermogen op korte termijn: schulden op ten hoogste één jaar, overlopende rekeningen van het passief |42/48| + |492/3|

Herwerkte resultatenrekening:

  • resultaten van de investering in activa worden gescheiden van de financiering met passiva.
  • resultaten van de investeringen in bedrijfsactiva en in financiële activa en de uitzonderlijke elementen worden bruto en netto afzonderlijk gegroepeerd om later vergeleken te worden met de grootte van de investeringen.

Bedrijfsresultaat

  • Verkopen: groepeert omzet en de andere bedrijfsopbrengsten na aftrek van de exploitatiesubsidies en compenserende bedragen vanwege de overheid. |70|+|74|-|740|
  • Bedrijfsopbrengsten (exclusief subsidies): verkopen verhoogd en/of verlaagd met de wijziging in de voorraad goederen in bewerking en gereed product en in de bestellingen in uitvoering en met de geproduceerde vaste activa. |70/74| - |740|
  • Intermediair verbruik: handelsgoederen, grond- en hulpstoffen en diensten en diverse goederen |60| + |61|
  • Bruto toegevoegde waarde = bedrijfsopbrengsten exclusief subsidies – intermediair verbruik |70/74| - |740| - |60| - |61|
  • Brutobedrijfsresultaat vóór de aftrek van niet-kaskosten: bruto toegevoegde waarde – personeelskosten en andere bedrijfskosten exclusief niet kaskosten
    |70/74| + <60/64> + |630| +<631/4> + <635/7>
  • Niet-kaskosten: afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen
    |630| +<631/4> + <635/7> - |9125|
  • Nettobedrijfsresultaat na niet-kaskosten = brutobedrijfsresultaat – niet-kaskosten
    |70/74| + <60/64> + |9125|

Financieel resultaat

  • Financiële kasopbrengsten: opbrengsten uit financiële vaste en vlottende activa, andere financiële opbrengsten exclusief kapitaalsubsidies en rentesubsidies
    |75| - |9125| - |9126|
  • Financiële kaskosten: andere financiële kosten exclusief disconto van vorderingen en voorzieningen met financieel karakter
    <652/9> - |653| - |6560| + |6561|
  • Bruto financieel resultaat vóór niet-kaskosten: financiële kasopbrengsten – financiële kaskosten |75| - |9125| - |9126| - <652/9> + |653| + |6560| - |6561|
  • Niet-kaskosten van financiële aard: waardeverminderingen op financiële vaste en vlottende activa, terugnemingen van waardeverminderingen op financiële vaste activa en financiële voorzieningen <651> + |6560| -|6561| - |761| + |661|
  • Netto financieel resultaat = bruto financieel resultaat – niet-kaskosten van financiële aard |75| - |9125| - |9126| - <652/9> + |653| - <651> + |761| - |661|

Uitzonderlijk resultaatwordt herschikt zodat men een bruto en een netto uitzonderlijk resultaat krijgt vóór, resp. na aftrek van de uitzonderlijke niet-kaskosten.

Bruto: |763| + |764/9| + |77| -|664/8| + |669| - |9138|

Netto: |760|+|762|+|763|+|764/9|+|669|+|780|+|77| - |660| -<662> - |663| -|664/8|-|680|-|9138|

Totaal resultaat

Resultaatverwerking

Horizontale analyse of analyse in de tijd:

  • tot doel na te gaan hoe de verschillende financiële gegevens zijn geëvolueerd in de tijd. Deze evolutie in de tijd kan worden vastgesteld door middel van tijdindexen.
  • Laat toe de richting en de grootte van de veranderingen in de tijd per item vast te stellen.
  • De horizontale evolutie van verschillende items kan vergeleken worden.

Verticale analyse of analyse van de structuur:

  • Het relatieve aandeel van een bepaalde rubriek op balans of resultatenrekening

- Totaal van de activa en passiva op de balans gelijkgesteld aan 100% en elke post als een percentage van het totaal berekend (idem voor res.rek.)

  • Laat toe de structuur van de balans vast te stellen evenals de structuur van opbrengsten en kosten.
  • Verticale analyse in de tijd laat toe een inzicht te krijgen in de wijzigingen qua relatieve samenstelling van balans en resultaten.

Lees meer...

Hoofdstuk 1: Financiële analyse: inleiding (p1)

Toegevoegde waarde ontstaat als het verschil tussen:

Waarde van de geproduceerde en verkochte goederen en diensten

- waarde van de aangekochte en verbruikte goederen en diensten

= waarde van de productie – intermediair verbruik

Een onderneming is een organisatie waar productiefactoren samen een toegevoegde waarde voortbrengen, waaruit elk van deze factoren ook verder wordt vergoed.

Een onderneming is een organisatie waar productiefactoren aangekochte goederen en diensten (input) die een afzet vinden tegen een door de markt aanvaarde prijs.

Elke belanghebbende tracht nut te maximaliseren => belangenconflicten

  • algemene rechtsbepalingen
  • contracten

(onderneming als kruispunt van contractuele relaties) Jensen en Meckling:

Een contract waardoor een principal zich verbindt met een andere persoon, agent genoemd, opdat deze in de plaats van de principal zou handelen mits het delegeren van een bepaalde beslissingsbevoegdheid. De principal verwacht van de agent dat deze ook inderdaad in het belang van de principal zou handelen.

Doel financiële analyse: financiële toestand van een onderneming doorlichten op de grond van historische gegevens. Hieruit worden dan prognoses afgeleid, zodat ook in de mogelijke toekomstige evolutie van de onderneming een inzicht wordt verkregen.

Een onderneming is succesvol als ze erin slaagt haar contractuele relaties met alle belanghebbenden op continue wijze te honoreren.

Een gezonde onderneming is een onderneming die continu in staat is haar doelstellingen op lange termijn te realiseren.

  • Doelstellingen (triple bottom line)

– economisch

– sociaal

– ecologisch

Figuur 1.3 De ondernemingsijsberg

Rendabiliteit: vergelijking van opbrengsten en kosten, ontstaan ten gevolge van de werking van de onderneming in een bepaalde periode.

Winst = opbrengsten – kosten

Liquiditeit: vergelijking van kasinkomsten en kasuitgaven.

Liquiditeitstekort: indien inkomsten onvoldoende zijn om uitgaven te dragen en geen bijkomende financiering kan gevonden worden

Cashflow na belastingen: verschil tussen enerzijds de kasopbrengsten die contant of op korte termijn worden geïncasseerd en anderzijds de kaskosten en belastingen die contant of op korte termijn worden betaald.

Solvabiliteit – rendabiliteit = financiële hefboom: in de mate dat geïnvesteerde middelen meer renderen dan de kost van de aangetrokken schuldfinanciering, komt dit overschot toe aan het aandelenkapitaal en wordt de rendabiliteit ervan daardoor naar omhoog gedreven. Kan ook in negatieve richting doorwerken.

Solvabiliteit - liquiditeit: naarmate een onderneming haar investeringen minder met eigen middelen en meer met schulden financiert, worden de verplichtingen tot interestbetaling en schuldaflossing groter. De mate waarin er voldoende kasmiddelen zijn om deze financiële verplichtingen te dekken, neemt af en het risico van niet-betaling of illiquiditeit neemt toe.

Doelstellingen:

1) Beleggers in aandelen: vooral geïnteresseerd in de dividenden die hij ontvangt en de kapitaalwinst die hij bij een stijgende aandelenprijs kan realiseren.

  • Dividenduitkering afhankelijk van solvabiliteit, rentabiliteit, liquiditeit
  • Winst bepaald door rendabiliteit en financiële hefboomwerking (ook basis voor reservering)
  • Zeer uitgebreide financiële informatiebehoeften

2) Schuldeisers: vooral geïnteresseerd in de vraag of de onderneming in staat zal zijn de interesten te betalen en de lening af te lossen.

  • liquiditeit (afhankelijk van rendabiliteit en schuldstructuur) en liquiditeitsevolutie

3) Werknemers: economische leefbaarheid

  • aanvaardbare rendabiliteit en voldoende liquiditeit
  • van belang omtrent onderhandelingen lonen en werkvoorwaarden

4) Overheid en rechtbanken:

  • Overheid: economische leefbaarheid
    • creatie van toegevoegde waarde en werkgelegenheid
    • Handelsrechtbanken: potentieel falende ondernemingen opsporen

5) Bedrijfsleiding: intern controlesysteem

  • financiële situatie van de onderneming opvolgen
  • probleemgebieden ontdekken
  • corrigerende actie ondernemen
  • nemen van beslissingen
  • kan ook toegepast worden bij beoordeling van klanten, leveranciers,…

Analysetechnieken:

1) Horizontale of tijdsanalyse: gegevens van opeenvolgende balansen en resultatenrekeningen onderling vergelijken. Tijdindexen worden berekend om de evolutie in de tijd te bestuderen.

2) Verticale of structuuranalyse: de diverse posten op de balans en resultatenrekening worden procentueel uitgedrukt en zo wordt de structuur van activa, passiva en resultaten geanalyseerd.

3) Vermogensstromen- en kasstromenanalyse: nagaan uit welke bronnen de onderneming vermogen aantrekt en waarvoor dit vermogen wordt aangewend. Tabel laat toe de financierings- en investeringspolitiek van de onderneming vast te stellen en is een belangrijk instrument voor de beoordeling ervan.

4) Ratioanalyse: Een ratio is een verhoudingsgetal tussen twee of meer gegevens van de balans en/of de resultatenrekening die met elkaar in relatie staan. Ratio’s laten toe de financiële situatie beter te begrijpen dan uit de analyse van de basisgegevens van de balans en resultatenrekening alleen zou volgen.

5) Modellen voor succes en faling: nieuwe methoden gebaseerd op discriminantenanalyse tussen falende en lopende ondernemingen. Dit leidt tot een geheel van ratio’s die statistisch zijn geselecteerd op basis van hun discriminerend vermogen tussen de jaarrekeningen van falende en lopende ondernemingen. De discriminantscore die uit een dergelijke analyse voortvloeit, is een gewogen gemiddelde van diverse ratio’s en synthetiseert in één globaal cijfer de financiële situatie van de onderneming.

Lees meer...

Bedrijfsplanning

*Redenen voor schrijven bedrijfsplan:

  • Afstand nemen van operationele gebeuren
  • Nadenken over toekomst en manier om er te geraken
  • Financiering bekomen = hoeveel geld is er nodig
  • Haalbaarheidsanalyse = inzicht in omvang en haalbaarheid project
  • Communiceren = onderhandelingen leveranciers, klanten, nieuwe medewerkers

*Inhoud bedrijfsplan:

  • Opgebouwd rond 4 hoofdthema’s:
    • Activiteit (welke producten/diensten, hoe naar markt brengen)
    • Markt (welke klanten)
    • Mensen (wie werkt er in en staat er achter het bedrijf)
    • Geld (hoeveel, aanbesteding, wat brengt het op)
  • Vragen ivm:
    • Businessconcept:
      • Aangeboden producten & diensten
      • Markt
      • Manier waarop men markt wil bereiken
      • Externe analyse:
        • Markt- en omgevingsanalyse
      • Interne analyse:
        • Management
        • Personeelsorganisatie
        • Productieproces
        • Marketingplan
        • Relevante zwaktes en sterktes
      • Strategie:
        • Missie en doelstellingen

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen